ECLI:NL:RBAMS:2008:BG9033

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
941861 CV EXPL 08-8421
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van een vonnis inzake huurovereenkomst en bedrog

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 december 2008 uitspraak gedaan in een herroepingsprocedure. Eiser, die samen met een derde persoon een woning bewoonde die toebehoorde aan gedaagde, vorderde herroeping van een eerder vonnis van 28 september 2007. Dit vonnis had de vermeende huurovereenkomst ontbonden en eiser veroordeeld tot ontruiming en betaling van huurachterstand. Eiser stelde dat hij nooit huurder was geweest en dat gedaagde bedrog had gepleegd door te beweren dat er een huurovereenkomst bestond. Eiser voerde aan dat de termijn voor herroeping pas begon te lopen op 9 januari 2008, de datum waarop het vonnis onherroepelijk werd, en dat hij pas na het leggen van beslag op zijn salaris op 18 oktober 2008 zich bewust werd van het bedrog.

Gedaagde betwistte de ontvankelijkheid van eiser in zijn vordering tot herroeping, stellende dat eiser al vanaf de dag van de dagvaarding op de hoogte was van het vermeende bedrog. De kantonrechter oordeelde dat de vordering tot herroeping tijdig was ingesteld, maar dat er geen sprake was van bedrog in de zin van de wet. De kantonrechter concludeerde dat de stelling van gedaagde dat er een huurovereenkomst bestond, zijn visie was en niet als bedrog kon worden gekwalificeerd. Eiser had de mogelijkheid om verweer te voeren tegen de dagvaarding en had ook hoger beroep kunnen instellen, wat hij niet had gedaan.

De vordering tot herroeping werd afgewezen, en eiser werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige en juiste rechtsmiddelen en de noodzaak om verweer te voeren in plaats van te vertrouwen op herroeping als een middel om een eerdere uitspraak te herzien.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 941861 CV EXPL 08-8421
Vonnis van: 9 december 2008
F.no.: 590
Vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
[eiser]
wonende te [woonplaats],
eiser,
nader te noemen [eiser],
gemachtigde: mr. J.A.T. Spoor
t e g e n
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
nader te noemen [gedaagde],
gemachtigde: deurwaarder P. Swier
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 13 maart 2008 inhoudende de vordering van [eiser] met producties;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] met producties;
Ingevolge tussenvonnis van 17 juni 2008 zijn vervolgens nog ingediend:
- de conclusie van repliek van [eiser] met producties;
- de conclusie van dupliek van [gedaagde].
Daarna is vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Feiten en omstandigheden
Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1. [eiser] heeft vanaf 1 maart 2007 (tesamen met [persoon 1]) de aan [gedaagde] toebehorende woning aan de [adres] bewoond. [persoon 1] heeft [eiser] op 18 april 2007 laten weten dat hij de huurovereenkomst met [gedaagde] voor zichzelf had opgezegd.
1.2. Tussen [gedaagde] en [eiser] is overleg geweest over de inhoud van een tussen partijen te sluiten huurovereenkomst. [gedaagde] heeft [eiser] ook een concept-huurovereenkomst doen toekomen. Deze is niet ondertekend.
1.3. Op 16 april 2007 heeft [eiser] € 375,00 aan [gedaagde] betaald met vermelding “eerste deelbetaling van mijn broer [naam broer] voor de huur.” Voorts heeft [eiser] op 31 mei 2007 € 750,00 aan [gedaagde] betaald.
1.4. Medio juni 2007 (aldus dagvaarding), dan wel op 16 april 2007 (aldus conclusie van repliek) heeft [eiser] de woning verlaten.
1.5. Op 3 juni 2007 heeft [eiser] aan [gedaagde] een mail gestuurd, waarin staat:
“Sinds de vorige huurder weg is, staat de ovk op mijn naam, wat betekent dat ik de
gehele huur voor mijn rekening moet nemen. Ik ben op dit moment druk bezig om een
goede oplossing te zoeken voor dit probleem en ga ervan uit dat dit ook ten
spoedigste op een normale manier kan worden rechtgetrokken…”
Op 10 juni 2007 een mail met daarin “Graag zeg ik de huur af en de wettelijke richtlijn
aanhoudende zal de overeenkomst van rechtswege komen te vervallen per 1 september
2007…”
1.6. Een gemachtigde heeft [eiser] namens [gedaagde] aangemaand tot het betalen van de huurachterstand.
1.7. [eiser] is op 23 juli 2007 door [gedaagde] gedagvaard om te verschijnen voor de Rechtbank Amsterdam, sector kanton.
1.8. [eiser] heeft zich ter zitting van 9 augustus 2007 gesteld en heeft een uitstel voor antwoord gevraagd en verkregen.
1.10.[eiser] heeft echter geen verweer gevoerd.
1.11.Bij vonnis van 28 september 2007 is de vermeende huurovereenkomst met
betrekking tot de onder 1.1. genoemde woning ontbonden, alsmede [eiser]
veroordeeld tot ontruiming en betaling van huurachterstand, kosten en rente.
1.12.Het vonnis is op 9 oktober 2007 aan [eiser] in persoon betekend. Er is op 18
oktober 2008 derdenbeslag onder de werkgever van [eiser] gelegd.
1.13.Tegen het vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
1.14.Bij vonnis van 20 maart 2008 heeft de voorzieningenrechter van de sector civiel bij
deze rechtbank de door [eiser] gevorderde schorsing van de tenuitvoerlegging van
het onder 1.11. genoemde vonnis geweigerd. In het vonnis is overwogen
“Dat partijen van mening verschillen over de vraag of een mondelinge huurovereenkomst is gesloten of niet, maakt nog niet dat sprake is van bedrog. Een en ander zal in de herroepingsprocedure moeten worden uitgezocht. “
2. Vordering
[eiser] vordert primair herroeping van het op 28 september 2007 tussen partijen gewezen vonnis, subsidiair gedeeltelijke herroeping en primair en subsidiair herstel in de staat waarin partijen zich voor de uitspraak bevonden met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
Aan zijn vordering legt [eiser] het volgende ten grondslag. Hij is nooit huurder van [gedaagde] geweest. Hij heeft slechts gedacht dat te zijn. [gedaagde] heeft bedrog gepleegd door te stellen dat tussen partijen een huurovereenkomst bestond, terwijl hij wist dat dat niet zo was. [gedaagde] heeft ook geen huurovereenkomst overgelegd. [gedaagde] heeft – terwijl hij wist dat [eiser] geen huurder was – de dagvaarding niet ingetrokken, terwijl [eiser] daar wel van uit is gegaan, omdat [gedaagde] hem dat had medegedeeld. [gedaagde] heeft ontruiming gevorderd en betaling van huur tot de datum van ontruiming, terwijl hij wist dat [eiser] de woning al had verlaten. Ook na sommatie weigert [gedaagde] het derdenbeslag op te heffen en de executie te staken. Naar aanleiding van het verweer van [gedaagde] beroept [eiser] zich er op dat de termijn voor herroeping van drie maanden op 9 januari 2008, zijnde de datum waarop het vonnis onherroepelijk is geworden, is gaan lopen. Zelfs toen het vonnis werd betekend, ging [eiser] er van uit dat het op een misverstand berustte. Pas toen er beslag werd gelegd op zijn salaris drong het bedrog van [gedaagde] in volle omvang tot [eiser] door.
3. Verweer.
[gedaagde] voert het navolgende verweer.
[eiser] is in zijn vordering niet ontvankelijk. Hij heeft het rechtsmiddel van herroeping niet binnen drie maanden nadat de grond voor herroeping is ontstaan, aangewend. [eiser] wist vanaf de dag der dagvaarding van het vermeende bedrog. De dagvaarding is [eiser] in persoon betekend. Daarin is sprake van een huurovereenkomst tussen partijen. [eiser] had tegen die stelling verweer kunnen voeren. [eiser] gebruikt het middel van herroeping oneigenlijk, namelijk om alsnog verweer te kunnen voeren.
[gedaagde] betwist aan [eiser] te hebben toegezegd de dagvaarding te zullen intrekken.
Na betekening van het vonnis op 9 oktober 2007 wist [eiser] dat er geen intrekking van de procedure had plaatsgevonden. Ook op dat moment stond er nog hoger beroep voor hem open. Van bedrog is overigens geen sprake.Na het vertrek van de vorige huurder, [persoon 1], is [eiser] de woning gaan bewonen. [gedaagde] en [eiser] hebben een mondelinge huurovereenkomst gesloten met de intentie om een schriftelijke huurovereenkomst aan te gaan. [gedaagde] verwijst naar de e-mailcorrespondentie, zoals vermeld onder 1.5
[gedaagde] concludeert tot niet ontvankelijkverklaring althans afwijzing van de vordering met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding.
4. Beoordeling
4.1. De kantonrechter dient te onderzoeken of de vordering tot herroeping tijdig is ingesteld, het bestreden vonnis dient te worden herroepen en dus het geding heropend dient te worden. Zo ja, dan dienen partijen in de gelegenheid te worden gesteld hun stellingen en verweren te wijzigen en aan te vullen. Tot slot dient geoordeeld worden of er aanleiding is om tot een ander oordeel te komen.
Vordering tijdig ingesteld ?
4.2. De termijn voor herroeping is drie maanden en gaat niet eerder lopen dan nadat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Immers: zolang een gewoon rechtsmiddel openstaat kan geen herroeping gevorderd worden.
4.3. Het te herroepen vonnis is - gelet op artikel 339 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) - drie maanden na de dag van de uitspraak van het vonnis en derhalve op 28 december 2007 in kracht van gewijsde gegaan. Er is immers geen hoger beroep tegen het vonnis ingesteld.
4.4. De dagvaarding ter inleiding van deze herroepingsprocedure dateert van 13 maart 2008. De vordering tot herroeping is dan ook tijdig, binnen drie maanden na 28 december 2007, ingesteld.
4.5. Ook indien de herroepingsgrond en de bekendheid van [eiser] daarmede dateren van een tijdstip dat ligt voordat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, kan van het middel van herroeping gebruik worden gemaakt. De kantonrechter verwijst hiervoor naar de Parlementaire Geschiedenis. Deze is te kennen uit Tekst & Commentaar Rechtsvordering van Kluwer, artikel 383 Rv, aantekening 1:
“De termijn vangt niet eerder aan dan nadat het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan, … Daarmee wordt voorkomen dat de termijn ten dele samenloopt met de termijn voor het instellen van hoger beroep in gevallen waarin de grond voor herroeping is ontstaan en eiser daarmee bekend is geworden voor het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan.(Parl.Gesch.Herz.Rv. p.476)”
4.6. In dit geval is het vermeende bedrog tijdens de hoger beroepstermijn ontdekt; immers in ieder geval op 18 oktober 2008, de dag waarop door [gedaagde] onder de werkgever van [eiser] beslag werd gelegd en het vermeende bedrog in volle omvang, aldus [eiser], tot hem doordrong. Op dat moment had [eiser] nog hoger beroep kunnen instellen. Dat [eiser] ook hoger beroep had kunnen instellen, maakt echter niet dat hij in zijn vordering tot herroeping niet ontvankelijk verklaard dient te worden. Het middel van herroeping is een bijzonder rechtsmiddel en biedt een partij de mogelijkheid om ook in het geval de mogelijkheid van appel onbenut is gelaten, het geschil door dezelfde rechterlijke instantie ( en in dit geval met behoud van appel-instantie) te laten beoordelen.
Grond voor herroeping ?
4.7. [gedaagde] zou, aldus [eiser], bedrog hebben gepleegd 1) door ten onrechte in de inleidende dagvaarding van 23 juli 2007 te hebben gesteld dat tussen partijen een huurovereenkomst bestaat en 2) door zijn toezegging tot intrekking van de dagvaarding niet te zijn nagekomen.
4.8. [gedaagde] heeft in de inleidende dagvaarding gesteld dat er tussen partijen een huurovereenkomst bestond. Dat is en was zijn visie. Van bedrog is geen sprake. Het innemen van een – in de ogen van de wederpartij onjuiste - grondslag van de vordering kan niet aangemerkt worden als een in artikel 382 onder a Rv (mede) bedoelde oneerlijke proceshouding die belet dat in de procedure feiten aan het licht komen die tot een voor de wederpartij gunstige afloop van die procedure zouden hebben kunnen leiden. De handelwijze van [gedaagde] wettigt niet de kwalificatie bedrog. Voor [eiser] staat dan ook niet de weg van herroeping open. Voor het voeren van verweer tegen een stelling in de dagvaarding dienen de gewone wegen bewandeld te worden: het voeren van verweer en indien nodig en mogelijk, hoger beroep.
4.9. Zo [gedaagde] heeft toegezegd de procedure in te trekken, is er sprake van een schending van een buiten het geding gemaakte afspraak. Dat is niet aan te merken als een in het geding gepleegde bedrieglijke handelwijze, zoals de wet als eis aan herroeping stelt. Zo [eiser] van oordeel is en gelet op de betwisting door [gedaagde], kan bewijzen dat [gedaagde] heeft toegezegd de tegen hem aangespannen procedure in te trekken, is [gedaagde] een afspraak niet nagekomen en kan [gedaagde] jegens [eiser] schadeplichtig zijn. De handelwijze van [gedaagde] valt echter niet aan te merken als bedrog, dat moet leiden tot herroeping van het gewezen vonnis.
Slotsom
4.10.De vordering tot herroeping van het vonnis wordt afgewezen. Er volgt geen heropening van het geding.
4.10. Gelet op de uitkomst van de procedure wordt [eiser] in de kosten van het geding veroordeeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. wijst de vordering af;
II. veroordeelt [eiser] in de proceskosten die door [gedaagde] zijn gemaakt en die tot op heden begroot worden op: € 400,00 als salaris gemachtigde inclusief eventueel verschuldigde btw.
Aldus gewezen door mr. P. van der Kolk-Nunes, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 december 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.