vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 390348 / HA ZA 08-460
Vonnis van 17 december 2008
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie bij dagvaarding van 28 januari 2008,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. N.E.P. Gustings.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 september 2008,
- het proces-verbaal van comparitie van 4 november 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] is de voormalige levenspartner van [voormalig levenspartner eiseres], die is overleden. Uit hun relatie is op [geboortedatum] 1997 een dochter geboren, [dochter eiseres]. [eiseres] is als wettelijk vertegenwoordigster van de minderjarige [dochter eiseres] betrokken bij de afwikkeling van de nalatenschap van [voormalig levenspartner eiseres].
2.2. [eiseres] heeft vanaf 1 oktober 1995 een winkel gedreven onder de naam ‘[naam winkel]’ in een pand aan de [adres] te Amsterdam. Het pand was eigendom van [B.V. 2], waarvan [voormalig levenspartner eiseres] bij leven directeur was. Na zijn overlijden heeft de eigenaar bij [eiseres] aanspraak gemaakt op maandelijkse betaling van de huur.
2.3. [gedaagde] heeft [eiseres] bijgestaan. Hij is bij derden opgekomen voor zakelijke belangen van [eiseres] en [dochter eiseres], onder andere bij de afwikkeling van de erfenis van [voormalig levenspartner eiseres] en bij verwikkelingen rondom de huurovereenkomst met [B.V. 2] terzake van het winkelpand. Hierbij heeft hij zich zowel aan [eiseres] als aan derden schriftelijk herhaaldelijk gepresenteerd als ‘mr. [naam gedaagde]’.
2.4. [eiseres] heeft huurtermijnen voor het winkelpand overgemaakt op een bankrekening met nummer [bankrekeningnummer], meestentijds onder vermelding van ‘[naam]’, een verwijzing naar notaris [naam] te Den Haag. Het betreft in totaal een bedrag van EUR 497.731,54. Deze bankrekening staat op naam van mr.drs. [naam gedaagde].
De huur is niet aan de verhuurder betaald. [eiseres] is door de voorzieningenrechter van deze rechtbank veroordeeld tot betaling van achterstallige huur en ontruiming van het winkelpand. Tot executie van de ontruiming door de deurwaarder is het niet gekomen. [eiseres] heeft een regeling getroffen met de verhuurder.
2.5. [eiseres] heeft een transactie met betrekking tot onroerend goed verricht. Bij de afrekening resteerde volgens de eindnota van de notaris een bedrag van EUR 90.813,44, dat toekwam aan [eiseres]. De notaris heeft dit bedrag betaald aan [gedaagde].
2.6. In haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van [dochter eiseres] diende [eiseres] in totaal een bedrag van EUR 70.000,- te ontvangen ten behoeve van [dochter eiseres]. Deze gelden zijn door derden gestort op een rekening ten name van [gedaagde] en niet aan [eiseres] doorbetaald.
2.7. Ten behoeve van [eiseres] zijn twee betalingen afkomstig van derden van telkens EUR 10.000,- gedaan. Beide betalingen zijn afkomstig van een bankrekening met rekeningnummer [bankrekeningnummer] met als tenaamstelling ‘Beheer Derdengelden [eiseres]/[dochter eiseres]’. Deze bedragen zijn betaald aan [gedaagde]. Ze zijn niet doorbetaald aan [eiseres].
2.8. Op grond van een aandelenovereenkomst van 3 oktober 2005 was [B.V. 1] een bedrag van EUR 22.620,- aan [eiseres] verschuldigd.
2.9. [eiseres] heeft op 17 december 2007 bij de politie aangifte tegen [gedaagde] gedaan van onder andere verduistering, oplichting en valsheid in geschrifte. [gedaagde] is op verdenking van tegen [eiseres] en anderen gepleegde vermogensdelicten in het voorjaar van 2008 in voorlopige hechtenis genomen.
2.10. [eiseres] heeft ten laste van [gedaagde] op 14 januari 2008 conservatoir beslag doen leggen op een appartementsrecht in [plaatsnaam]. [eiseres] heeft ten laste van [gedaagde] op 16 januari 2008 conservatoir derdenbeslag doen leggen onder [naam] Bankiers N.V. te Amsterdam en onder Postbank N.V. te Amsterdam.
3. De vordering in conventie
3.1. [eiseres] vordert na twee wijzigingen van eis dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld:
a. tot betaling aan haar van een bedrag van EUR 678.544,98, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 december 2007 tot aan de voldoening;
b. tot betaling – naar de rechtbank begrijpt: aan haar – van een bedrag van EUR 63.572,20, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2008 tot aan de voldoening;
c. tot betaling – naar de rechtbank begrijpt: aan haar – van een bedrag van EUR 22.620,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2005 tot aan de voldoening;
d. tot betaling aan haar van een bedrag van EUR 328.340,- en een bedrag van EUR 42.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2008 tot aan de voldoening;
e. in de proceskosten, de kosten van de beslagen daaronder begrepen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van het vonnis.
[eiseres] legt aan de vordering zakelijk weergegeven het volgende ten grondslag:
a. De onder 2.4 vermelde betalingen tot een totaal bedrag van EUR 497.731,54 heeft [gedaagde] ten onrechte voor zichzelf gehouden. De afspraak was dat [gedaagde] zou zorgen dat de huur werd doorbetaald aan [B.V. 2] Verder heeft [gedaagde] notaris [naam notaris] ertoe bewogen het onder 2.5 vermelde bedrag van EUR 90.813,44 aan hem over te maken. [gedaagde] heeft dit bedrag ten onrechte niet doorbetaald aan [eiseres]. Ook het onder 2.6 vermelde bedrag van EUR 70.000,- heeft [gedaagde] ten onrechte niet aan [eiseres] doen toekomen, evenals het onder 2.7 genoemde bedrag van in totaal EUR 20.000,-. [eiseres] vordert het totaal van EUR 678.544,98 van [gedaagde] wegens bedrog, althans als schade wegens onrechtmatig handelen, althans wegens onverschuldigde betaling.
b. [gedaagde] heeft gefraudeerd met creditcards/creditcardnummers van [eiseres] tot een bedrag van EUR 63.572,20. Hij heeft op eigen naam creditcards aangevraagd waarmee hij ten laste van rekeningnummers van [eiseres] e[dochter eiseres] betalingen heeft verricht. Ook heeft hij zonder toestemming gebruik gemaakt van creditcardnummers van [eiseres].
c. [eiseres] heeft op 3 oktober 2005 een overeenkomst gesloten waarbij zij aandelen heeft verkocht. Na verrekening kwam haar een bedrag van EUR 100.000,- toe. Hiervan is EUR 50.000,- overgemaakt op een rekening ten name van [B.V. 1], die heeft laten weten dat daarvan EUR 22.620,- is betaald aan [gedaagde]. Aan [eiseres] zijn geen afspraken bekend op grond waarvan dit bedrag aan [gedaagde] toekwam, zodat hij het zonder recht of titel onder zich heeft gehouden.
d. De verduistering van de huurpenningen door [gedaagde] heeft geleid tot de ontruiming van het winkelpand aan de [adres] in Amsterdam, waar [eiseres] onder de naam ‘[naam winkel]’ al 15 jaar een modewinkel dreef. Door het handelen van [gedaagde] is zij haar onderneming en bron van inkomsten kwijt geraakt. [gedaagde] heeft hiermee onrechtmatig jegens [eiseres] gehandeld. Hij dient haar schade te vergoeden, bestaande uit EUR 42.000,- wegens niet ontvangen goodwill en EUR 328.340,- wegens gederfde inkomsten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2008, de dag waarop [eiseres] het winkelpand aan de [adres] heeft ontruimd.
4. Het verweer in conventie
4.1. Met betrekking tot de posten die sluiten op het bedrag van EUR 678.544,98, in de vordering van [eiseres] aangeduid onder a, beroept [gedaagde] zich op verrekening. Hij stelt dat hij met [eiseres] een uurtarief van EUR 125,- exclusief B.T.W. en kantoorkosten is overeengekomen voor de werkzaamheden die hij voor haar heeft verricht, en dat dit uurtarief per 2006 EUR 130,- exclusief B.T.W. bedroeg. [gedaagde] heeft na het overlijden van [voormalig levenspartner eiseres] in opdracht van [eiseres] werkzaamheden voor haar verricht. De werkzaamheden namen vanaf 2005 in omvang toe. Uiteindelijk besteedde [gedaagde] er een volle werkweek aan. Hij heeft [eiseres] declaraties doen toekomen, die [eiseres] niet heeft betaald. [gedaagde] en [eiseres] hebben afgesproken dat hij zijn declaraties zou verrekenen met de bedragen die [eiseres] thans onder a vordert, aldus steeds [gedaagde]. Voor zover niet komt vast te staan dat partijen deze verrekeningsafspraak hebben gemaakt, beroept [gedaagde] zich in deze procedure op verrekening met het bedrag van zijn onbetaalde declaraties.
4.2. [gedaagde] heeft betwist dat hij met creditcards/creditcardnummers ten name van hemzelf of anderen betalingen heeft gedaan ten laste van een of meer rekeningen van [eiseres].
4.3. [gedaagde] betwist dat [B.V. 1] een betaling aan hem heeft gedaan. Hij stelt het bedrag van de vordering onder c, EUR 22.620,-, nooit van [B.V. 1] te hebben ontvangen.
4.4. [gedaagde] bestrijdt dat hij de huurpenningen heeft verduisterd. Van een onrechtmatige daad is volgens hem geen sprake. Voor het geval de rechtbank daarover anders oordeelt, betwist hij het causaal verband tussen zijn handelwijze enerzijds en de gestelde gemiste goodwill en gederfde inkomsten anderzijds, en de omvang van de door [eiseres] gestelde schade.
5. De vordering in reconventie
5.1. [gedaagde] vordert dat de rechtbank [eiseres] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt tot betaling aan hem van
a. een bedrag van EUR 72.470,99, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2005,
b. een bedrag van EUR 127.639,58, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2006,
c. een bedrag van EUR 144.095,49, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2007,
d. een bedrag van EUR 209.681,78, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2008,
naar de rechtbank begrijpt: telkens tot aan de voldoening,
met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
5.2. [gedaagde] legt aan de vordering ten grondslag dat [eiseres] deze bedragen aan hem is verschuldigd uit hoofde van de overeengekomen werkzaamheden die hij vanaf 2004 na het overlijden van [voormalig levenspartner eiseres] voor haar heeft verricht. Hij heeft haar hiervoor declaraties doen toekomen, die door [eiseres] niet zijn voldaan, aldus [gedaagde].
6. Het verweer in reconventie
6.1. [eiseres] betwist dat partijen de door [gedaagde] gestelde overeenkomst hebben gesloten en voert daartoe kort samengevat het volgende aan. Na het overlijden van [voormalig levenspartner eiseres] heeft [gedaagde] zich aan haar opgedrongen als redder in nood. Hij heeft herhaaldelijk aan haar gezegd dat hij geen betaling verwachtte en zijn hulp een vriendendienst was. [eiseres] heeft nooit facturen van [gedaagde] ontvangen. Ook een schriftelijke weergave van door [gedaagde] gestelde afspraken heeft zij nooit ontvangen. [gedaagde] moet deze stukken valselijk hebben opgesteld. [eiseres] heeft er nooit mee ingestemd dat [gedaagde] de bedragen die aan haar toekwamen, zelf hield als afbetaling op declaraties van [gedaagde]. De huur heeft zij op aanwijzing van [gedaagde] overgemaakt op een rekening van, naar zij dacht, notaris [naam notaris]. [eiseres] heeft niet geweten dat zij een huurachterstand opbouwde en heeft ook niet geweten dat er een procedure is gevoerd waarin zij is veroordeeld tot ontruiming van het winkelpand. Pas in december 2007 is zij op de hoogte geraakt van het verstekvonnis. Toen is haar gebleken dat zij jarenlang is bedrogen door [gedaagde]. [gedaagde] heeft zich hierbij ten onrechte gepresenteerd als advocaat, althans als jurist. Hij heeft geen rechtenstudie aan een Nederlandse universiteit voltooid. [gedaagde] heeft allerlei valse stukken opgesteld tijdens de werkzaamheden die hij voor [eiseres] heeft verricht, aldus steeds [eiseres].
7. De beoordeling
in conventie en in reconventie
7.1. De rechtbank stelt voorop in de te laat ingediende akte vermeerdering van eis van 4 november 2008 van [eiseres] geen nieuwe stellingen te hebben aangetroffen. Daarom kan en zal, mede gezien de behandeling van de eisvermeerdering ter comparitie, worden overgegaan tot het wijzen van dit tussenvonnis zonder [gedaagde] eerst nog in de gelegenheid te stellen bij antwoordakte commentaar te leveren op de akte vermeerdering eis van 4 november 2008.
7.2. Het in conventie gevorderde bedrag van EUR 678.544,98 is, tenzij het beroep van [gedaagde] op verrekening met de in reconventie door hem gevorderde bedragen slaagt, als overigens onweersproken toewijsbaar. Ook indien juist is, zoals [eiseres] stelt, dat de facturen achteraf zijn opgemaakt, volgt daaruit niet dat partijen de door [gedaagde] gestelde overeenkomst(en) niet hebben gesloten. Nadat [eiseres] aanvankelijk had betwist dat het bedrag van EUR 90.813,44 met haar toestemming door de notaris aan [gedaagde] was betaald, heeft zij ter zitting verklaard dat het heel wel mogelijk is dat haar handtekening staat op de volmacht waarmee de notaris het bedrag van EUR 90.813,44 aan [gedaagde] heeft overgemaakt. Zij heeft echter haar betwisting gehandhaafd dat zij met [gedaagde] zou hebben afgesproken dat hij dit bedrag mocht houden als vergoeding voor zijn werkzaamheden voor haar. Gelet hierop mist de kwestie van de ondertekening van de volmacht zelfstandige betekenis voor de vraag of [gedaagde] het desbetreffende bedrag mocht behouden. Het geschilpunt over de volmacht behoeft dus geen verdere bespreking.
Tegenover de gemotiveerde betwisting van [eiseres] zal [gedaagde] in conventie en in reconventie gelegenheid krijgen te bewijzen dat de werkzaamheden die hij voor [eiseres] heeft verricht en ter zake waarvan hij in conventie verrekening en in reconventie betaling wenst, zijn verricht op grond van een of meer overeenkomsten van opdracht tussen partijen, alsmede dat tussen partijen voor die werkzaamheden een uurtarief van aanvankelijk EUR 125,- exclusief B.T.W. en vanaf 2006 EUR 130,- exclusief B.T.W. is overeengekomen.
Voorts zal [gedaagde] tegenover de gemotiveerde betwisting van [eiseres] in conventie mogen bewijzen dat partijen zijn overeengekomen dat hij de betalingen tot het bedrag van EUR 678.544,98, in de vordering van [eiseres] gespecificeerd onder a, voor zichzelf mocht houden als vergoeding voor zijn werkzaamheden.
Indien [gedaagde] niet slaagt in het bewijs van beide bewijsopdrachten, zal de vordering tot het bedrag van EUR 678.544,98 worden toegewezen en de vordering in reconventie worden afgewezen. De in conventie gevorderde wettelijke rente over dit bedrag is dan als onweersproken toewijsbaar.
Indien [gedaagde] aan de eerste bewijsopdracht wel voldoet, maar aan de tweede niet, slaagt het beroep op verrekening in conventie in geen geval voorzover hij in reconventie aanspraak maakt op betaling van een lager bedrag dan EUR 678.544,98. De in conventie gevorderde wettelijke rente over het eventueel toewijsbare bedrag is dan als onweersproken toewijsbaar.
Zowel in dit laatste geval als ingeval [gedaagde] het bewijs van beide bewijsopdrachten levert, behoeft in conventie en in reconventie nog beoordeling of het, zoals [eiseres] kennelijk stelt, gezien het door [gedaagde] gepleegde bedrog naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [gedaagde] in conventie (een deel van) het bedrag van EUR 678.544,98 niet zou hoeven terug te betalen en in reconventie aanspraak zou hebben op (een deel van) de gevorderde bedragen. Alvorens deze stelling verder zal worden beoordeeld, zullen partijen zich te zijner tijd hierover nog kunnen uitlaten.
7.3. Met betrekking tot de vordering tot een bedrag van EUR 63.572,20 wegens gestelde fraude met creditcards/creditcardnummers wordt als volgt overwogen. [eiseres] heeft deze vordering gespecificeerd in de volgende tabel:
Tegenover de betwisting van [gedaagde] zal [eiseres] mogen bewijzen dat [gedaagde] op eigen naam creditcards heeft aangevraagd waarmee hij ten laste van rekeningnummers van [eiseres] en [dochter eiseres] betalingen heeft verricht, dan wel zonder toestemming gebruik heeft gemaakt van creditcards/creditcardnummers van [eiseres], in totaal tot een bedrag van EUR 63.572,20. Indien [eiseres] dit niet bewijst, is dit gedeelte van de vordering niet toewijsbaar. Slaagt [eiseres] in het bewijs, dan staat vast dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld. Partijen zullen zich zonodig na bewijslevering nader kunnen uitlaten over de gestelde schade.
7.4. Nu [eiseres] stelt dat [gedaagde] ten onrechte een bedrag van EUR 22.620,- onder zich houdt dat hij voor haar heeft ontvangen van [B.V. 1] en [gedaagde] de ontvangst hiervan heeft betwist, krijgt [eiseres] gelegenheid te bewijzen dat [B.V. 1] dit bedrag aan [gedaagde] heeft betaald. Bewijst zij dit niet, dan is dit gedeelte van de vordering niet toewijsbaar. Bewijst zij het wel, dan wordt als overigens onweersproken aangenomen dat [gedaagde] het bedrag ten onrechte niet aan haar heeft doorbetaald en is dit gedeelte van de vordering toewijsbaar, evenals de gevorderde en onweersproken wettelijke rente.
7.5. Met betrekking tot de vordering wegens gemiste goodwill en gederfde inkomsten wordt als volgt overwogen. Aan dit gedeelte van de vordering ligt onder andere de stelling van [eiseres] ten grondslag dat zij tot in december 2007 niet heeft geweten dat [gedaagde] de bedragen die zij betaalde om betaling van de huurtermijnen van het winkelpand aan [B.V. 2] te bewerkstelligen, in totaal EUR 497.731,54, heeft verduisterd. Wanneer [gedaagde] bewijst, zoals hem hiervoor in rechtsoverweging 7.1 is opgedragen, dat partijen zijn overeengekomen dat hij de betalingen tot het bedrag van EUR 678.544,98, in de vordering van [eiseres] gespecificeerd onder a, voor zichzelf mocht houden als vergoeding voor overeengekomen en verrichte werkzaamheden, volgt daaruit dat [eiseres] niet kan worden gevolgd in haar stelling dat zij niet eerder heeft geweten dat de huur niet aan [B.V. 2] werd betaald, althans komt daaraan alsdan geen betekenis toe. Dan ontvalt de feitelijke grondslag aan dit gedeelte van de vordering en zal het worden afgewezen. Wanneer [gedaagde] het genoemde bewijs niet levert, wordt als overigens onvoldoende door hem weersproken aangenomen dat hij de betalingen die [eiseres] heeft gedaan ten titel van huur tot een bedrag van EUR 497.731,54, zonder recht of titel onder zich heeft gehouden en aldus onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. [eiseres] zal in dit laatste geval gelegenheid krijgen haar stellingen met betrekking tot het causaal verband met gemiste goodwill en gederfde inkomsten en met betrekking tot de omvang van de schade nader toe te lichten. Daarop zal [gedaagde] dan mogen reageren.
7.6. [eiseres] heeft de stukken met betrekking tot het beslag op het appartement niet volledig in het geding gebracht. Slechts het beslagexploot en de inschrijving in het kadaster zijn overgelegd. Zij zal bij akte de overige beslagstukken in het geding kunnen brengen, alvorens wordt beoordeeld of de gevorderde beslagkosten toewijsbaar zijn.
in conventie en in reconventie
7.7. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
8. De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie
8.1. draagt [gedaagde] op te bewijzen dat:
• de werkzaamheden die hij voor [eiseres] heeft verricht en waarvan hij betaling wenst, zijn verricht op grond van een of meer overeenkomsten van opdracht tussen partijen, alsmede dat tussen partijen voor die werkzaamheden een uurtarief van aanvankelijk EUR 125,- exclusief B.T.W. en vanaf 2006 EUR 130,- exclusief B.T.W. is overeengekomen,
• partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] de betalingen tot het bedrag van EUR 678.544,98, onder 3.1 in de vordering van [eiseres] gespecificeerd onder a, voor zichzelf mocht houden als vergoeding voor zijn werkzaamheden,
8.2. draagt [eiseres] op te bewijzen dat:
• [gedaagde] op eigen naam creditcards heeft aangevraagd waarmee hij ten laste van rekeningnummers van [eiseres] en [dochter eiseres] betalingen heeft verricht, dan wel zonder toestemming gebruik heeft gemaakt van creditcards/creditcardnummers van [eiseres], in totaal tot een bedrag van EUR 63.572,20,
• [B.V. 1] het bedrag van EUR 22.620,- aan [gedaagde] heeft betaald,
in conventie en in reconventie
8.3. bepaalt dat, indien [gedaagde] en/of [eiseres] het bewijs door getuigen wil(len) leveren, getuigenverhoren zullen plaatsvin¬den op de terechtzitting ten overstaan van de daartoe tot rechter-commissaris benoemde mr. F.P.L.M. Vennix in het gerechtsgebouw te Amsterdam aan de Parnassusweg 220 op een door de rechtbank vast te stellen plaats, datum en tijd,
8.4. verwijst de zaak naar de rol van 14 januari 2009 voor akte uitlating getuigenverhoor aan de zijde van beide partijen, waarna een dag voor getuigenverhoor zal worden bepaald dan wel zal worden voortgeprocedeerd,
8.5. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
8.6. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.P.L.M. Vennix, mr. G. de Groot en mr. H.P.E. Has en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2008.?