ECLI:NL:RBAMS:2008:BG6966

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/527165-08 (PROMIS)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewelddadige diefstal, gijzeling en poging tot doodslag

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 december 2008 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van gewelddadige diefstal, gijzeling en poging tot doodslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 juni 2008 in Amsterdam samen met een of meer mededaders een gewapende overval heeft gepleegd op de woning van [slachtoffer 1]. Tijdens deze overval werd het slachtoffer onder bedreiging van een vuurwapen in zijn woning vastgehouden, gebonden en beroofd van geld en goederen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als bewijs gebruikt, waaruit bleek dat de verdachte de lange man was die bij de overval betrokken was. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders op een later moment hebben geprobeerd om [slachtoffer 2] van het leven te beroven door op zijn deur te schieten, terwijl hij zich daarachter bevond. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar, waarbij rekening is gehouden met zijn eerdere strafblad en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een aantal andere beschuldigingen, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 45, 47, 55, 57, 282, 287 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/527165-08 (PROMIS)
Datum uitspraak: 11 december 2008
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het Huis van Bewaring “Haarlem” te Haarlem.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 november 2008.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 02 juni 2008 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 200 euro en/of een
fotocamera en/of 16 amerikaanse dollars en/of 150000 turkse lire's en/of 200
dveste, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere
deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit
van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en), dat hij verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk
geweldadig en/of dreigend
- een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend en/of dreigend
voorwerp aan die [slachtoffer 1] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of tegen
de buik van die [slachtoffer 1] gehouden en/of
- die [slachtoffer 1] in de richting van zijn woning ([adres 1]) heeft/hebben geduwd en/of
- (vervolgens) de deur van de woning van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geopend
en/of
- die [slachtoffer 1] in de hal van zijn woning tegen de grond heeft/hebben geduwd
en/of gewerkt en/of
- een sjaal om het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gebonden en/of
- de mond van die [slachtoffer 1] met tape heeft/hebben dichtgeplakt en/of
- de handen en voeten van die [slachtoffer 1] met veters heeft/hebben vastgebonden
en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat zij hem gingen doodschieten
en/of een stroomstootwapen zouden gebruiken;
(artikel 312 Wetboek van strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 02 juni 2008 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk
van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben
hij, verdachte, en/of (een of meer) van zijn mededader(s)
- een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend en/of dreigend
voorwerp aan die [slachtoffer 1] getoond en/of voorgehouden en/of tegen de buik van
die [slachtoffer 1] gehouden en/of
- die [slachtoffer 1] in de richting van zijn woning ([adres 1]) geduwd en/of
- (vervolgens) de deur van de woning van die [slachtoffer 1] geopend en/of
- die [slachtoffer 1] in de hal van zijn woning tegen de grond geduwd en/of gewerkt en/of
- een sjaal om het hoofd van die [slachtoffer 1] gebonden en/of
- de mond van die [slachtoffer 1] met tape dichtgeplakt en/of
- de handen en voeten van die [slachtoffer 1] met veters vastgebonden en/of
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat zij hem gingen doodschieten en/of
- die [slachtoffer 1] geduwd en/of gedwongen naar de deur van [adres] te gaan en daar (vervolgens) aan te kloppen en/of
- (aldus) die [slachtoffer 1] (gedurende (ongeveer 50 minuten) belet te gaan en/of
te staan waar hij wilde;
(artikel 282 Wetboek van strafrecht)
Subsidiair:
hij op of omstreeks 02 juni 2008 te Amsterdam tezamen en in vereniging ,
althans alleen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben hij,
verdachte, en/of (een of meer) van zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een
(vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend en/of dreigend voorwerp
aan voornoemde [slachtoffer 1] getoond en/of tegen de buik van die [slachtoffer 1] gedrukt
en/of tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat ze hem gingen doodschieten en/of de
handen en voeten van die [slachtoffer 1] met veters vastgebonden en/of de mond van
die [slachtoffer 1] met tape dichtgeplakt;
(artikel 285 Wetboek van strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 02 juni 2008 te Amsterdam ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2]
van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans
opzettelijk, (terwijl hij en/of zijn mededader(s) (een) (geladen)
(vuur)wapen(s) bij zich droeg(en))
- naar de woning van die [slachtoffer 2] is/zijn toegegaan en/of
-(vervolgens) (toen die [slachtoffer 2]) de deur van zijn woning opende en
vervolgens (weer) sloot eenmaal of meermalen met dat (vuur)wapen (van korte
afstand) heeft/hebben geschoten;
(artikel 289/287 jo 45 Wetboek van strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 02 juni 2008 te Amsterdam ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg
te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen
vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
die [slachtoffer 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf de vlucht mogelijk te
maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van
zijn mededader(s), althans alleen,
- (terwijl hij en/of zijn mededader(s) (een) (geladen) (vuur)wapen(s) bij
zich droeg(en)) naar de woning van die [slachtoffer 2] is/zijn toegegaan en/of
-(vervolgens) (toen die [slachtoffer 2]) de deur van zijn woning opende en
vervolgens (weer) sloot eenmaal of meermalen met, althans dat (vuur)wapen (van
korte afstand) heeft/hebben geschoten en/of
- ( met kracht) tegen de deur van die woning heeft/hebben geduwd;
(artikel 312 jo 45 Wetboek van strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 02 juni 2008 te Amsterdam ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen, in elk geval van
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
(terwijl hij en/of zijn mededader(s) (een) (geladen) (vuur)wapen(s) bij zich
droeg(en)) naar de woning van die [slachtoffer 2] is/zijn toegegaan en/of
- (vervolgens) (toen die [slachtoffer 2]) de deur van zijn woning opende en
vervolgens (weer) sloot eenmaal of meermalen met dat (vuur)wapen (van korte
afstand) heeft/hebben geschoten en/of
- ( met kracht) tegen de deur van die woning heeft/hebben geduwd;
(artikel 317 jo 45 Wetboek van strafrecht);
5.
hij op of omstreeks 02 juni 2008 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen een of meer wapens van categorie II en/of
III, te weten een riotgun en/of een (vuur)wapen geschikt voor het afschieten
van munitie van categorie III te weten 9mm Luger patronen, voorhanden
heeft/hebben gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vrijspraak
De rechtbank acht – met de raadsman van verdachte en anders dan de officier van justitie – niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder feit 4 is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt:
Zoals in het hiernavolgende zal worden aangegeven, is komen vast te staan dat verdachte en zijn mededader de woning van aangever [slachtoffer 2] wilden betreden. Dit blijkt uit wat zich heeft voorgedaan bij de voordeur van [slachtoffer 2], waarbij tweemaal is geschoten en tegen die deur is geduwd en getrapt.
De reden dat verdachte en zijn mededader bij [slachtoffer 2] naar binnen wilden valt uit het dossier niet op te maken.
Dat verdachte en zijn mededader voorafgaand aan het schietincident bij de woning van [slachtoffer 2] diens bovenbuurman [slachtoffer 1] in diens huis hebben vastgehouden en beroofd, leidt niet zonder meer tot de slotsom dat verdachten het opzet hadden om [slachtoffer 2] geld en/of goederen afhandig te maken door hem te beroven en/of af te persen.
Dat aangever [slachtoffer 2] in het incident verband ziet met een inbraak in zijn woning op 30 april 2008 en dat om die reden (opnieuw) sprake zou zijn van een inbraak, is puur speculatief en doet niets af aan de conclusie dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om wettig en overtuigend bewezen te achten dat verdachte en zijn mededader getracht hebben [slachtoffer 2] geld en/of goederen afhandig te maken door hem te beroven en/of af te persen. De rechtbank zal verdachte derhalve van het onder 4 telastegelegde vrijspreken.
4. Bewijs
4.1 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 2 juni 2008 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een
ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 200 euro en een fotocamera en 16 Amerikaanse dollars en/of 150000 Turkse lire's en/of 200 Dveste, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij verdachte en zijn mededader opzettelijk geweldadig en dreigend
- een vuurwapen aan die [slachtoffer 1] hebben getoond en voorgehouden en tegen
de buik van die [slachtoffer 1] gehouden en
- die [slachtoffer 1] in de richting van zijn woning ([adres 1]) hebben geduwd en
- die [slachtoffer 1] in de hal van zijn woning tegen de grond hebben geduwd en
- een sjaal om het hoofd van die [slachtoffer 1] hebben gebonden en
- de mond van die [slachtoffer 1] met tape hebben dichtgeplakt en
- de handen en voeten van die [slachtoffer 1] met veters hebben vastgebonden en
- tegen die [slachtoffer 1] hebben gezegd dat zij hem gingen doodschieten en een stroomstootwapen zouden gebruiken;
2 primair.
op 2 juni 2008 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader
- een vuurwapen aan die [slachtoffer 1] getoond en voorgehouden en tegen de buik van
die [slachtoffer 1] gehouden en
- die [slachtoffer 1] in de richting van zijn woning ([adres 1]) geduwd en
- die [slachtoffer 1] in de hal van zijn woning tegen de grond geduwd en
- een sjaal om het hoofd van die [slachtoffer 1] gebonden en
- de mond van die [slachtoffer 1] met tape dichtgeplakt en
- de handen en voeten van die [slachtoffer 1] met veters vastgebonden en
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat zij hem gingen doodschieten en
- die [slachtoffer 1] geduwd en gedwongen naar de deur van [adres] te gaan en daar vervolgens aan te kloppen en
- aldus die [slachtoffer 1] gedurende ongeveer 50 minuten belet te gaan en te staan waar hij wilde;
3.
op 2 juni 2008 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, terwijl zijn mededader een geladen vuurwapen bij zich droeg
- naar de woning van die [slachtoffer 2] zijn toegegaan en
- vervolgens toen die [slachtoffer 2] de deur van zijn woning opende en vervolgens weer sloot meermalen met dat vuurwapen van korte afstand hebben geschoten;
5.
op 2 juni 2008 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, wapens van categorie II en III, te weten een riotgun en een vuurwapen geschikt voor het afschieten van munitie van categorie III, te weten 9mm Luger patronen, voorhanden heeft gehad.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
4.2 Waardering van het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Uit deze bewijsmiddelen worden de navolgende feiten en omstandigheden benoemd.
Op 2 juni 2008 om 08.51 uur komt er een melding bij de centrale meldkamer binnen dat er op de [adres 1] te Amsterdam iemand net overvallen is met een vuurwapen en dat daarbij zou zijn geschoten. Ter plaatse treffen verbalisanten in de woning op de derde verdieping de latere aangever [slachtoffer 1] aan. [slachtoffer 1] verklaart dat hij omstreeks 08.00 uur zijn woning uitliep om naar zijn werk te gaan. Achter de centrale toegangsdeur stonden twee mannen. Eén van de mannen had een dikke pantykous over zijn hoofd, de ander had geen hoofdbedekking. Hij beschrijft de man met de pantykous als de kleine man en de andere als de lange man. [slachtoffer 1] beschrijft de lange man zonder gezichtsbedekking als een negroïde man van ongeveer 1.85 meter lang, kort haar en een ovaalvormig hoofd, lijkend op Donald Jones (de rechtbank begrijpt: voormalig acteur en danser Donald Jones). [slachtoffer 1] werd bij de toegangsdeur onmiddellijk in zijn nek vastgepakt en onder bedreiging van een vuurwapen omhoog geduwd naar zijn woning op de derde verdieping. In het halletje van zijn woning werd hij op de grond geduwd en werd een sjaal om zijn ogen gebonden. Zijn mond werd afgeplakt met tape en zijn handen en voeten werden met schoenveters bij elkaar gebonden. De lange man bleef steeds bij [slachtoffer 1] staan en de kleine man liep door de woning. [slachtoffer 1] heeft op een gegeven moment één van de daders horen zeggen: “we kunnen hem ook doodschieten”. Uit de broekzak van [slachtoffer 1] wordt € 200 gehaald. Gedurende dit alles wordt [slachtoffer 1] duidelijk dat de twee mannen niet voor hem komen, maar voor zijn onderbuurman [slachtoffer 2], wonende op de tweede verdieping. Op een gegeven moment wordt [slachtoffer 1] overeind getrokken en moet hij naar de tweede verdieping lopen. Er wordt geklopt op de deur van [slachtoffer 2], die open doet. Hierop is de kleine man met het vuurwapen in zijn hand naar voren gestapt. [slachtoffer 2] probeert hierop de deur weer dicht te doen, waarna het vuurwapen door de kier van de deur wordt gestoken en er wordt geschoten. [slachtoffer 2] blijft hierop tegen de deur duwen om te proberen hem dicht te krijgen, waarop een tweede maal, dwars door de deur heen, wordt geschoten. Hierop is [slachtoffer 1] naar zijn woning gerend en heeft hij 112 gebeld.
[slachtoffer 1] herhaalt deze verklaring in zijn aangifte, waarbij hij verder verklaart dat hij bij de centrale toegangsdeur direct een vuurwapen in zijn buik gedrukt kreeg en dat hij voordat hij mee naar de tweede verdieping moest, de daders heeft gevraagd om een glaasje water. De lange man heeft hem dit gegeven. [slachtoffer 1] geeft aan daarbij de lange man via de spiegel gezien te hebben en beschrijft hem opnieuw als “een beetje “Donald Jones”, aristocratisch ovaal gezicht”. Ook verklaart [slachtoffer 1] in zijn aangifte dat de lange man tijdens het schietincident bij de voordeur van [slachtoffer 2] met twee handen de leuning vastpakte en met zijn twee voeten op de deur van [slachtoffer 2] trapte. Gelijktijdig schoot de kleine man voor de tweede keer. [slachtoffer 1] merkt over de lange man nog op dat deze Nederlands sprak met een licht Antilliaans/Surinaams accent. [slachtoffer 1] verklaart tevens dat na het incident in zijn woning een plastic tas achter is gebleven welke kennelijk door de daders is achtergelaten. [slachtoffer 1] denkt dat het hele incident ongeveer 50 minuten heeft geduurd.
Bij een simultane fotobewijsconfrontatie op 26 juni 2008 herkent hij verdachte als een van de daders.
Ook [slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan. Hij zegt hierin dat er op 2 juni 2008 tussen 08.30 uur en 08.45 uur aan de deur van zijn woning werd geklopt. Hij dacht dat het [slachtoffer 1], zijn bovenbuurman, was en heeft meteen de deur open gedaan. [slachtoffer 2] verklaart dat hij een persoon zag staan met een soort nylonkous over zijn hoofd en een vuurwapen in zijn handen. Hij zag zijn bovenbuurman naast de man staan. [slachtoffer 2] voelde, toen hij de deur opendeed, dat er met kracht aan de andere kant van de deur geduwd werd. Hij verklaart dat hij een dof hoog geluid hoorde en zag dat er door zijn voordeur was geschoten. Hij stond op dat moment achter de deur en probeerde uit alle macht de deur dicht te krijgen. Op een gegeven moment kon hij de deur sluiten. [slachtoffer 2] verklaart dat hij maar één schot gehoord heeft, maar dat hij later nog een gat in zijn muur zag en dat het er op lijkt dat er tweemaal is geschoten.
Uit onderzoek naar de gevonden munitie blijkt dat vermoedelijk een wapen is gebruikt in de zin van categorie III van de Wet wapens en Munitie, zijnde een machinepistool van het type UZI, geschikt voor het afschieten van 9mm Luger patronen.
Bij de politie heeft zich een getuige gemeld. Deze getuige, [getuige], verklaart dat hij op 2 juni 2008 omstreeks 08.50 uur drie, vermoedelijk Afrikaanse manspersonen heeft zien weglopen van [adres 1]. Deze personen stapten in een grijze [auto] met kenteken [kenteken]. De getuige zag dat achterin de auto een persoon was gaan zitten die op het moment dat hij keek, net een panty van zijn hoofd aftrok. Hij zag dat deze persoon een soort dreadlocks had tot op de schouders.
Uit onderzoek in de woning van [slachtoffer 1] blijkt dat na het incident een plastic tas is achtergebleven met daarin een zwarte map met poststukken. Het bleek om poststukken te gaan die waren gericht aan verschillende personen woonachtig op het adres [adres 2] te Amsterdam. Hierop heeft de politie [adres 2] geobserveerd. De [auto] met kenteken [kenteken] bleek hier voor de deur te staan. Om 11.55 uur verlaten twee personen [adres 2] met een tas en een langwerpige doos. De personen worden aangehouden. Eén van deze personen, genaamd [persoon 1], heeft de langwerpige doos vast waarin een wapen wordt aangetroffen. Dit wapen blijkt een riotgun te zijn, een vuurwapen in de zin van artikel 1 lid 1 onder 3 gelet op artikel 2 lid 1, categorie II onder 3 van de Wet wapens en munitie . Verder worden o.a. een camera bij haar inbeslaggenomen en buitenlands geld.
De vriendin van verdachte, [persoon 2], verklaart bij de politie dat verdachte haar de ochtend van 2 juni 2008 heeft vertelt dat hij ergens geld ging ophalen bij iemand die hem geld schuldig was .
[persoon 1] verklaart bij de politie dat verdachte, die zij kent als [persoon 3], op 2 juni 2008 om ongeveer kwart voor tien aanbelde bij de [adres 2] en dat hij “paranoia” en zweterig binnenkwam. Hij vertelde [persoon 1] dat er heel veel fout was gegaan. Verdachte vroeg [persoon 1] of zij voor hem de langwerpige doos en de plastic tas weg wilde brengen. [persoon 1] verklaart tevens dat verdachte de camera toen uit zijn broekzak haalde. Ze heeft toen een foto van verdachte gemaakt. Op de camera zijn later onder andere een afbeelding van aangever [slachtoffer 1] aangetroffen en een afbeelding waarop in de keuken van de [adres 2] verdachte staat afgebeeld. [slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van de diefstal van die camera bij de beroving op 2 juni 2008. Onderzoek wijst uit dat laatstbedoelde foto is gemaakt op 2 juni 2008 om 09.16 uur, 26 minuten na melding van het incident op [adres 1]. Ook heeft verdachte toen buitenlands geld aan [persoon 1] gegeven. Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij na de beroving buitenlands geld mistte. Op het door [persoon 1] meegedragen wapen wordt een dactyloscopisch spoor gevonden identiek aan de afdruk van de linkerduim van verdachte. Er worden ook op de aangetroffen poststukken dactyloscopische sporen gevonden identiek aan de linkerduim en rechter middelvinger van verdachte. Verdachte is op 3 juni 2008 aangehouden.
Verdachte stelt, voor het eerst (ten tijde van zijn nadere verklaring) bij de rechter-commissaris op 2 oktober 2008 en ter terechtzitting op 27 november 2008, dat hij de ochtend van 2 juni 2008 een afspraak had met twee mannen genaamd [persoon 4] en ‘[persoon 5]’. [persoon 4] is een oude vriend van verdachte. Verdachte zegt ‘[persoon 5]’ niet goed te kennen. ‘[persoon 5]’ zou de zakenpartner van [persoon 4] zijn. Verdachte beschrijft het haar van [persoon 4] als op de hoofdhuid in een bepaald patroon gevlochten en stelt dat ‘[persoon 5]’ kleiner is dan [persoon 4], dreadlocks heeft en een rugtas schuin op zijn borst droeg.
Op 2 juni 2008 had verdachte met [persoon 4] en ‘[persoon 5]’ afgesproken om twee kilo wiet op te halen. Hij zou die van die [persoon 4] krijgen omdat deze hem wilde compenseren voor het feit dat hij tijdens een eerder detentie van verdachte diens woning had mogen bewonen maar tegen de afspraak in had verzuimd de huur te betalen, waardoor verdachte zijn woning had verloren. Verdachte heeft voor naar eigen zeggen voor het transport van de wiet de auto van [eigenaar auto] geleend. Hij zou zelf vanaf [adres 2] hebben gereden. [persoon 4] en ‘[persoon 5]’ zouden bij [adres 1] een woning binnen zijn gegaan, terwijl verdachte in de auto is blijven wachten. Het duurde lang voordat [persoon 4] en ‘[persoon 5]’ bij de auto terugkwamen. Verdachte kreeg bij hun terugkomst het idee dat er iets gebeurd was. Hij heeft niet naar de hem beloofde wiet gevraagd, omdat ‘[persoon 5]’ een wapen op hem richtte. Verdachte is vervolgens met [persoon 4] en ‘[persoon 5]’ naar Amsterdam West gereden waar hij [persoon 4] en ‘[persoon 5]’ heeft afgezet. Hierna is hij teruggereden naar [adres 2]. Verdachte zegt niet te hebben geweten wat zich op [adres 1] heeft afgespeeld. Hij had wel het vermoeden dat er iets was gebeurd en wilde naar eigen zeggen snel naar Amsterdam Oost om mensen te spreken die hem misschien konden vertellen wat er aan de hand was. Hij had een naar gevoel overgehouden aan de situatie. Omdat hij dacht dat het nog wel eens op een confrontatie kon uitlopen heeft verdachte het wapen dat hij voor een vriend op [adres 2] bewaarde, aan [persoon 1] meegegeven. De camera en het geld die bij [persoon 1] zijn aangetroffen, zijn volgens verdachte na het afzetten van [persoon 4] en ‘[persoon 5]’ in Amsterdam West in de auto blijven liggen.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aanhouding verzocht teneinde [persoon 4] als getuige te horen.
Voorts heeft de raadsman geconcludeerd tot vrijspraak van het onder 1, 2, 3 en 4 telastegelegde nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte één van de daders op [adres 1] is geweest. Subsidiair heeft de raadsman geconcludeerd tot vrijspraak van het onder 3 en 4 telastegelegde, nu verdachte niet als medepleger aan het schietincident kan worden gezien.
De rechtbank verwerpt het aanhoudingsverzoek en overweegt hieromtrent als volgt.
Na zijn aanhouding op 3 juni 2008 tot 2 oktober 2008 heeft verdachte nooit verklaard over ene [persoon 4] en ook niet over ‘[persoon 5]’. Op 2 oktober 2008 weet verdachte bij de rechter-commissaris geen gegevens van [persoon 4] te geven. Ter terechtzitting van 27 november 2008 stelt hij echter, dat de echte naam van [persoon 4] [naam] is en dat deze [naam] verdachte begin 2005 een aantal keren heeft opgezocht in het Huis van bewaring Havenstraat te Amsterdam.
Het is de rechtbank gebleken dat het niet mogelijk is om gegevens van bezoekers aan een Huis van Bewaring van meer dan zes maanden geleden te verifiëren, zodat het achterhalen van de gegevens van [persoon 4] via deze weg onmogelijk blijkt. Nu verdachte geen andere gegevens over [persoon 4] heeft kunnen geven, ziet de rechtbank geen reële mogelijkheid [persoon 4] op te sporen en als getuige te horen.
Ook overigens acht de rechtbank het horen van [persoon 4] als getuige niet opportuun, nu voor de rechtbank wettig en overtuigend vast is komen te staan dat verdachte één van de twee daders binnen op de [adres 1] is geweest, namelijk de door [slachtoffer 1] beschreven lange man.
De rechtbank overweegt hiertoe, tegen de achtergrond van het voorgaande, als volgt.
Verdachte verklaart dat hij gedurende het incident in de [auto] op de werkelijke daders heeft zitten wachten. De rechtbank acht dit onaannemelijk.
De dader die [slachtoffer 1] beschrijft als de lange man is door [slachtoffer 1] gedurende het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een aantal malen goed in het gelaat gezien. [slachtoffer 1] geeft een duidelijke beschrijving van de lange man welke overeenkomt met het signalement van verdachte. Vervolgens herkent [slachtoffer 1] verdachte ruim drie weken later tijdens een fotoconfrontatie. Het verweer van de raadsman dat als gevolg van stress [slachtoffer 1] tot een onjuiste waarneming zou zijn gekomen, verwerpt de rechtbank. Er is sprake van een correct uitgevoerde simultane fotoconfrontatie waarbij [slachtoffer 1] ondubbelzinnig te kennen geeft verdachte te herkennen als één van de daders.
Voorts verklaart verdachte ter terechtzitting dat de daders [persoon 4] en ‘[persoon 5]’ op de hoofdhuid gevlochten haar respectievelijk dreadlocks hadden. Deze signalementen komen geenszins overeen met het signalement dat [slachtoffer 1] van de lange man geeft.
Niet uit te sluiten valt dat [persoon 4] betrokken is geweest bij het gebeuren. Deze eventuele betrokkenheid van [persoon 4] is voor de strafbaarheid van verdachte echter niet van belang, nu de rechtbank van oordeel is dat de twee daders als medeplegers moeten worden gezien, omdat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Deze nauwe en bewuste samenwerking geldt niet alleen ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde, maar tevens ten aanzien van de poging tot doodslag van [slachtoffer 2].
Verdachte is weliswaar niet degene geweest die het vuurwapen in handen heeft gehad en heeft geschoten, maar uit het dossier blijkt wel dat hij tegen de deur van [slachtoffer 2] heeft getrapt teneinde deze deur open te krijgen, terwijl er reeds geschoten was en dat verdachte wist dat [slachtoffer 2] achter de deur stond.
Nu de rechtbank verdachte als medepleger ziet van het gebeuren op [adres] kan eveneens wettig en overtuigend bewezen worden geacht, dat hij het aldaar gebruikte vuurwapen samen met zijn mededader aanwezig heeft gehad.
De rechtbank ziet – anders dan de raadsman – in het tweemaal schieten met een vuurwapen, terwijl de schutter en zijn mededader beiden wisten dat [slachtoffer 2] zich bevond achter de deur waarlangs en waarop is geschoten, een poging tot doodslag. Verdachte heeft ook met het trappen tegen de deur tussen de twee schoten opzettelijk nauw en bewust samengewerkt met de daadwerkelijke schutter. Hij heeft zich na het eerste schot niet gedistantieerd en heeft niet getracht een tweede schot te voorkomen.
Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding verdachte te veroordelen voor poging tot moord.
De officier van justitie heeft in haar requisitoir aangegeven dat er volgens haar sprake is geweest van voorbedachte rade, nu meteen is geschoten toen [slachtoffer 2] de voordeur open deed en er tussen de daders niet is gesproken.
De rechtbank is echter van oordeel dat in het dossier te weinig aanknopingspunten kunnen worden gevonden om te spreken van een voorgenomen plan. Niet is komen vast te staan met welke intentie verdachte en zijn mededader bij [slachtoffer 2] naar binnen wilden.
Waar de raadsman stelt dat bij het veiligstellen van de sporen in de woning van [slachtoffer 1], de Forensische Opsporingsambtenaren niet volledig zijn geweest, nu voor de hand liggende objecten als de sjaal, het glas en de schoenen van [slachtoffer 1] niet zijn veiliggesteld, overweegt de rechtbank het volgende.
De ter terechtzitting als deskundige gehoorde [naam deskundige], waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat hij als gevolg van zijn kennis en ervaring gezien mag worden als een deskundige op het gebied van forensische opsporingsmethoden, heeft aangegeven dat de Forensisch Opsporingsambtenaren in het onderzoek logische keuzes hebben gemaakt, nu ten tijde van het onderzoek geen wetenschap was van een bij het incident gebruikte sjaal en het glas en de schoenen om technische redenen in de gegeven omstandigheden praktisch onbruikbaar zijn voor forensisch onderzoek. Voorts hebben de Forensisch Opsporingsambtenaren zich bij het veiligstellen van sporen gehouden aan het zogenoemde vierfasenmodel, welk model de standaardmethode van sporenonderzoek is zoals dat op de Politieacademie wordt onderwezen. Aldus deskundige [naam deskundige]. De rechtbank is met de deskundige van oordeel dat aan het onderzoek zoals gedaan door de forensisch opsporingsambtenaren geen gebreken kleven.
Dat de in de woning geselecteerde en onderzochte sporen niet naar verdachte wijzen doet geen afbreuk aan de overige bewijsmiddelen waaruit de betrokkenheid van verdachte voor de rechtbank vast is komen te staan.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
7.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 telastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaren, met aftrek van voorarrest.
7.2 Standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt bij veroordeling de eis van de officier van justitie te matigen.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich op 2 juni 2008 schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging met geweld en bedreiging met geweld, waarbij het slachtoffer, de heer [slachtoffer 1], ongeveer 50 minuten in zijn woning is opgesloten en opgesloten is gehouden. Het slachtoffer had geen enkele connectie met de daders en was nietsvermoedend de ochtend van 2 juni 2008 op weg naar zijn werk.
Door aldus te handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke bewegingsvrijheid van het slachtoffer. Dat verdachte en zijn mededader tevens geld en goederen van het slachtoffer hebben meegenomen en hem gedurende de gijzeling hebben vastgebonden en bedreigd met een vuurwapen rekent de rechtbank verdachte extra zwaar aan. Door de handelwijze van verdachte en zijn mededader is het gevoel van veiligheid van de samenleving, en dat van het slachtoffer in het bijzonder, ernstig aangetast. Dit geldt temeer daar de eigen woning bij uitstek de plaats dient te zijn waar mensen zich veilig moeten kunnen voelen.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag, waarbij tweemaal is geschoten, terwijl verdachte wist dat het slachtoffer, de heer [slachtoffer 2], zich bevond achter de voordeur waarlangs en waarop is geschoten. De omstandigheid dat het slachtoffer hierbij niet (dodelijk) is geraakt, is een gelukkige, die echter geenszins aan verdachte te danken is.
Ook door deze poging tot doodslag is de rechtsorde ernstig geschokt en is de veiligheid van de maatschappij in zijn geheel, en die van het slachtoffer in het bijzonder, ernstig aangetast. De rechtbank rekent ook dit verdachte zeer aan.
De rechtbank rekent het verdachte tevens aan dat hij op 2 juni 2008 zonder vergunning een tweetal wapens voorhanden heeft gehad.
Verder neemt de rechtbank in aanmerking het op naam van verdachte staande Uittreksel Justitieel Documentatieregister d.d. 4 juni 2008, waaruit blijkt dat verdachte zich reeds veelvuldig schuldig heeft gemaakt aan vermogensdelicten en tevens meermalen veroordeeld is voor geweldsdelicten.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de onder 3 bewezenverklaarde poging tot doodslag in plaats van poging tot moord en de vrijspraak ten aanzien van het onder 4 telastegelegde aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 47, 55, 57, 282, 287 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart het onder 4 telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 primair, 3 en 5 telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.1 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 en 2 primair bewezenverklaarde:
Eendaadse samenloop van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door verenigde personen en medeplegen van gijzeling.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Medeplegen van poging tot doodslag.
Ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en een vuurwapen van categorie III.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. Q.R.M. Falger en K.A. Baggerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Heijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 december 2008.