ECLI:NL:RBAMS:2008:BG6093

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-457572-06
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en mishandeling van een kind door de moeder met voorbedachten rade

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 december 2008 uitspraak gedaan in de zaak tegen een moeder die haar zes maanden oude zoontje heeft geprobeerd te doden door hem te smoren. De verdachte had de intentie om een verstikkingsaanval op te wekken om te voorkomen dat haar kind uit het ziekenhuis zou worden ontslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte leed aan een gemengde persoonlijkheidsstoornis, wat haar toerekeningsvatbaarheid op het moment van het delict beïnvloedde. Tijdens de zittingen op 7 juni 2007, 12 juni 2008 en 18 november 2008 is er uitgebreid bewijs verzameld en zijn deskundigen geraadpleegd over de geestelijke toestand van de verdachte.

De rechtbank heeft de telastelegging in twee delen beoordeeld. De eerste vijf gedachtestreepjes in het eerste deel zijn niet wettig en overtuigend bewezen, waardoor de verdachte daarvan is vrijgesproken. In het tweede deel is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat de verdachte wel degelijk schuldig is aan de poging tot moord en mishandeling van haar kind, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging heeft genomen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, met een proeftijd van tien jaar. De tenuitvoerlegging van de straf is vooralsnog opgeschort, met bijzondere voorwaarden waaronder behandeling en toezicht door de Reclassering Nederland. De rechtbank heeft ook de mogelijkheid van herhaling in overweging genomen, gezien de geestelijke toestand van de verdachte en het feit dat zij geen contact mag opnemen met haar zus en haar kind. De uitspraak benadrukt de noodzaak van behandeling voor de verdachte, gezien het risico op herhaling indien zij opnieuw verantwoordelijk zou worden voor de zorg van een kind.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/457572-06
Datum uitspraak: 2 december 2008
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres] en aldaar feitelijk verblijvende.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 7 juni 2007, 12 juni 2008 en 18 november 2008.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals deze ter terechtzitting van 12 juni 2008 is gewijzigd. Van de dagvaarding en de vordering wijziging telastelegging zijn kopieën als bijlagen 1 en 2 aan dit vonnis gehecht. De gewijzigde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
2. Voorvragen
3. Waardering van het bewijs
3.1. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder de eerste vijf gedachtestreepjes in het eerste deel van de alternatief-cumulatieve telastelegging is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.2. De rechtbank acht – anders dan de officier van justitie – hetgeen onder de eerste vijf gedachtestreepjes in het tweede deel van de alternatief-cumulatieve telastelegging is telastegelegd niet wettig en overtuigend bewezen nu de daar beschreven smoringen betrekkelijk kort hebben geduurd en onvoldoende is komen vast te staan dat het slachtoffer leed aan een longaandoening waardoor hij een vergroot risico op zwaar lichamelijk letsel zou lopen. Verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken.
3.3. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 26 maart 2006 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade haar kind, [kind verdachte], geboren op [geboortedatum] 2005, van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg haar hand op zijn mond en neus heeft gelegd en gedurende langere tijd heeft gehouden, te weten te 09.16 uur gedurende ongeveer 43 seconden
en
meermalen in de periode van 25 maart 2006 tot en met 26 maart 2006 te Amsterdam telkens haar kind, [kind verdachte], geboren op [geboortedatum] 2005 opzettelijk en met voorbedachten rade heeft mishandeld en de gezondheid heeft benadeeld, immers heeft zij telkens met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg haar hand op zijn mond en neus gelegd en gedurende enige tijd gehouden, te weten
- op 25 maart 2006 te 11.13 uur, gedurende ongeveer 10 seconden en
- op 25 maart 2006 te 11.17 uur, gedurende ongeveer 11 seconden en
- op 26 maart 2006 te 08.14 uur, gedurende ongeveer 6 tot 7 seconden en
- op 26 maart 2006 te 08.51 uur, gedurende ongeveer 16 seconden en
- op 26 maart 2006 te 09.13 uur, gedurende ongeveer 6 seconden,
waardoor haar kind pijn heeft bekomen en waardoor de gezondheid van haar kind telkens is benadeeld.
4. Het bewijs
4.1. De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
4.2. De rechtbank overweegt voorts het volgende.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard vooraf het plan te hebben opgevat om bij haar zoontje een verstikkingsaanval op te wekken door hem te smoren. Het is feit van algemene bekendheid dat het ontnemen van zuurstof gedurende enige tijd de dood tot gevolg kan hebben. De laatste smoring werd pas gestaakt door omstandigheden buiten de wil van verdachte. Zij heeft haar hand van het mondje van haar zoon afgehaald nadat het alarm van de monitor afging. Hierbij is van belang dat verdachte niet kon weten op welk moment het gevaar voor het leven van [kind verdachte] – een zuigeling onder de zes maanden – kon optreden. Door haar handelen heeft verdachte derhalve willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [kind verdachte] zou komen te overlijden.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar onder het laatste gedachtestreepje in het eerste deel van de alternatief-cumulatieve telastelegging en de eerste vijf gedachtestreepjes in het tweede deel van de alternatief-cumulatieve telastelegging bewezengeachte zal worden schuldig verklaard zonder oplegging van straf en dat aan haar de maatregel van TBS met dwangverpleging zal worden opgelegd.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft uit behoefte aan aandacht door haar zoontje te smoren zijn leven in gevaar gebracht. Zelf verklaart zij daarover uit ongerustheid te hebben gehandeld, om te voorkomen dat haar kind uit het ziekenhuis zou worden ontslagen. Het blijft ongewis wat het gevolg zou zijn geweest als niet zou zijn ingegrepen. Door haar handelen heeft verdachte het leven en de gezondheid van haar kind op het spel gezet en de familie van het kind onthutst, zoals onder meer blijkt uit de verklaring van de vader van verdachte bij de politie (blz. 10 e.v.).
Door [persoon 1], psycholoog en [persoon 2], psychiater is in opdracht van de rechtbank een onderzoek ingesteld naar de geestesvermogens van verdachte. Op 31 december 2006 is een tripelrapportage opgemaakt, waarbij het milieuonderzoek werd verricht door [persson 3] van Reclassering Nederland. In het rapport concluderen de deskundigen dat verdachte ten gevolge van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, borderline en narcistische trekken ten tijde van het delict verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Zij adviseren aan verdachte een TBS met dwangverpleging op te leggen, nu de kans op herhaling groot is indien zij een volgend kind zou krijgen of wanneer [kind verdachte] weer aan haar zorg zou worden toevertrouwd. Hierbij is door de deskundigen ook in aanmerking genomen dat er bij verdachte sprake was van een gebrek aan probleembesef, een gebrekkige behandelmotivatie en het ontbreken van lijdensdruk.
Ter terechtzitting van 7 juni 2007 is de zaak aangehouden teneinde verdachte bij wijze van contra-expertise te doen observeren in het Pieter Baan Centrum. Dit heeft geresulteerd in een dubbelrapportage, d.d. 13 december 2007, opgemaakt door [persoon 4], psycholoog, en [persoon 5], psychiater, welk rapport deze deskundigen ter terechtzitting van 18 november 2008 hebben toegelicht. Ook deze deskundigen concluderen dat de telastegelegde feiten aan verdachte slechts in verminderde mate toegerekend kunnen worden vanwege haar persoonlijkheidsstoornis, met overwegend borderline kenmerken. Het recidiverisico zit specifiek en uitsluitend in de situatie waarin verdachte zorg draagt voor een kind, dat van haar afhankelijk is. Ter zitting hebben de deskundigen toegelicht dat een beveiligingsniveau als in een Forensisch Psychiatrische Kliniek niet noodzakelijk is voor de inperking van het recidivegevaar, maar dat een klinische behandeling op zichzelf wel een conditio sine qua non vormt voor het in gang zetten van fundamentele veranderingen in betrokkenes psychopathologie. De deskundigen adviseren de behandeling te realiseren in het kader van een TBS met voorwaarden. Voor dat doel heeft verdachte een proefopname van drie maanden ondergaan in de Forensisch Psychiatrische Kliniek Assen. De behandelcoördinator aldaar, [persoon 7], laat in zijn rapport van 5 juni 2008 weten verdachte wegens onvoldoende zelfinzicht en motivatie geen behandeling te zullen kunnen aanbieden. Naar aanleiding van dit rapport hebben andere klinieken zich ook niet bereid verklaard om verdachte een klinische behandeling aan te bieden, hetgeen de rechtbank betreurt.
De rechtbank is van oordeel dat aanleiding bestaat om af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd en overweegt daartoe het volgende.
TBS met bevel tot verpleging kan worden opgelegd wanneer de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen dit eisen. Het gevaar op herhaling is groot wanneer verdachte, zo blijkt uit de hiervoor genoemde tripelrapportage van 31 december 2006, opnieuw met de zorg voor een van haar afhankelijk kind wordt belast. Verdachte is inmiddels definitief uit de ouderlijke macht ontzet. De raad voor de kinderbescherming is op de hoogte van haar problematiek. Het kind van verdachte is ondergebracht bij haar zus met wie zij geen contact mag opnemen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard op dit moment geen kinderwens te hebben. Het laat zich derhalve aanzien dat herhaling zich - althans voorlopig – niet zal voordoen, nu dit gevaar zo specifiek ziet op aan haar zorg toevertrouwde kinderen. In dit licht is de rechtbank van oordeel dat TBS met dwangverpleging een te zware maatregel is. De rechtbank weegt in dit oordeel de proceshouding van verdachte mee, alsmede het feit dat zich in de ruim twee jaar dat verdachte op vrije voeten is geen incidenten hebben voorgedaan.
Uit de medewerking die verdachte aan de dag heeft gelegd bij verschillende onderzoeken en bij de proefbehandeling leidt de rechtbank af dat zij bereid is zich onder behandeling te stellen om verandering in haar psychopathologie te bewerkstelligen. De rechtbank is zich echter ook bewust van het gevaar dat verdachte zich aan die behandeling zal onttrekken als deze haar te zwaar valt.
Nu de veiligheid van de maatschappij een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging naar het oordeel van de rechtbank niet vereist en nu een terbeschikkingstelling met voorwaarden gezien de weigering van de verschillende klinieken niet uitvoerbaar is, verplicht de rechtbank verdachte om zich voor zo lang als nodig in Nederland te laten behandelen door dit als bijzondere voorwaarde te stellen bij een voorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur, met daarbij een proeftijd van maximale duur. Tevens zal de rechtbank de reclassering opdragen de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57, 289, 301 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart het onder de eerste vijf gedachtestreepjes in het eerste deel van de alternatief-cumulatieve telastelegging en de eerste vijf gedachtestreepjes in het tweede deel van de alternatief-cumulatieve telastelegging telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot moord
en
mishandeling gepleegd met voorbedachten rade, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 10 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Tevens kan de tenuitvoerlegging worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich onverwijld stelt onder behandeling van [persoon 8], ten behoeve van Schema Psychotherapie,
- dat veroordeelde geen contact opneemt of onderhoudt met haar zus, [zus verdachte], [persoon 6] en [kind verdachte],
- dat veroordeelde zich (onverwijld) stelt en dat zij gedurende de proeftijd blijft onder toezicht en leiding van Reclassering Nederland en zich gedurende die proeftijd gedraagt naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen, zolang deze instelling dat noodzakelijk oordeelt, ook indien dit inhoudt een behandeling bij een andere door de reclassering aan te wijzen deskundige of instelling.
Geeft aan Reclassering Nederland opdracht veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. A.D. Belcheva en N.J. Koene, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 december 2008.