Parketnummer: 13/437200-08 (Promis)
Datum uitspraak: 27 november 2008
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd: PI Noord, gevangenis “De Marwei” te Leeuwarden.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 11 juli 2008 en 13 november 2008.
Aan verdachte is telastegelegd dat:
hij op of omstreeks 09 april 2008 te Amsterdam op de openbare weg, de De Boelelaan, althans op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een auto (merk [merk auto]) heeft weggenomen een tas (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door (met een voorwerp) een ruit/raam van voornoemde auto in te gooien en/of in te slaan, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte en/of zijn mededaders) opzettelijk gewelddadig en/of dreigend en/of onverhoeds (zulks terwijl hij verdachte en/of zijn mededader(s) op/met een bromfiets/scooter (naast die [slachtoffer]) reed/reden/stilstond(en) en/of een helm droeg(en) om herkenning te voorkomen en/of om schrik aan te jagen) met een (hard) voorwerp een ruit/raam aan de passagierszijde van voornoemde auto heeft ingeslagen en/of ingegooid, zulks terwijl die [slachtoffer] zich (als bestuurster) in voornoemde voertuig bevond en/of in de nabijheid hiervan bevond;
(Artikel 312, 311 Wetboek van Strafrecht)
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 9 april 2008 te Amsterdam op de openbare weg, de De Boelelaan, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto (merk [merk auto]) heeft weggenomen een tas met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door met een voorwerp een ruit van voornoemde auto in te slaan;
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
4.1 Feiten die de rechtbank als vaststaand aanneemt.
Aangeefster [slachtoffer] reed op 9 april 2008 om 11.45 uur in haar auto, een ([merk auto], de rechtbank begrijpt: een) [merk auto], op de De Boelelaan te Amsterdam. Tijdens het wachten voor een rood verkeerslicht bij de kruising van de De Boelelaan met de Europaboulevard hoorde zij een harde knal. Zij zag dat het raam van de deur aan de passagierszijde gebroken was. Naast haar auto zag zij twee jongens op een scooter. Eén van deze jongens pakte haar tas weg die op de bijrijdersstoel lag. Beide jongens droegen een helm en hadden een licht getinte huidskleur.
Nadat de jongens de tas hadden weggenomen, reden ze weg over de De Boelelaan in de richting van de Van Leijenberghlaan.
De weggenomen tas was van het merk Louis Vuitton, bruin/beige van kleur. In de tas zaten diverse goederen die aan aangeefster toebehoorden.
De getuige [getuige 1] stond eveneens te wachten voor het verkeerslicht bij de kruising van de De Boelelaan met de Europaboulevard. Hij zag een scooter hard aan komen rijden en vervolgens stoppen achter een [merk auto] die achter hem stond. Op de scooter zaten twee jongens. De bijrijder sprong van de scooter af en rende naar de passagierszijde van de [merk auto]. Vervolgens maakte hij een slaande beweging met zijn arm en vuist en de getuige zag dat het raam van de passagiersdeur van de [merk auto] brak. De jongen nam vervolgens een tas uit de auto weg, stapte weer achter op de scooter, waarna de scooter wegreed in de richting van het WTC.
Verbalisant [verbalisant], belast met motorsurveillance, reed op 9 april 2008 om 11.50 uur op het terrein van de Rai te Amsterdam in de richting van de De Groene Zoom. Over de rijbaan van de De Groene Zoom zag zij twee scooters rijden met op elke scooter twee personen. Wanneer beide opzittenden van de eerste scooter de verbalisant zien, voert de bestuurder zijn snelheid op. Verbalisant rijdt achter deze scooter aan. De scooter gaat vervolgens op de kruising fietspad en Europaboulevard onderuit. De twee opzittenden stappen snel weer op de scooter en rijden met hoge snelheid weg, een fietspad op. Verbalisant relateert dat zij ter hoogte van het Europaplein heeft gezien dat de bijrijder een bruinkleurige lederen damestas van het merk Louis Vuitton, tevoorschijn haalt en deze op het wegdek laat vallen. De scooter rijdt met hoge snelheid verder.
Verbalisant relateert vervolgens dat zij bij het stadsdeelkantoor Zuider Amstel heeft gezien dat de bijrijder een zilverkleurig voorwerp pakt, dit voorwerp even in zijn linker hand houdt en het vervolgens een fietsenstalling ingooit.
Later ziet zij in de fietsenstalling aan de zijde waar de scooter was langsgereden een glijspoor dat eindigt onder een berg bladeren en straatvuil. Onder deze bladeren zag verbalisant een zilverkleurige kraspen.
Ook andere motoragenten zetten de achtervolging in. De scooter komt opnieuw ten val, waarna de bijrijder er te voet vandoor gaat.
Verdachte wordt vervolgens in een café aangehouden. Getuigen [getuige 2] en [getuige 3] hebben gezien dat hij, alvorens het café binnen te gaan, op straat zijn jas en handschoenen weggooide. Een verbalisant treft op de door de getuigen aangewezen locatie een zwarte jas en een paar zwarte handschoenen aan. Verdachte verklaart tegenover de verbalisant dat deze jas en handschoenen van hem zijn. In de linker en rechter jaszak worden in totaal drie stukjes glas aangetroffen. Deze stukjes glas worden inbeslaggenomen.
Verdachte erkent de persoon te zijn die achter op de scooter zat. Eveneens erkent hij zijn jas te hebben weggegooid alvorens hij het café is ingegaan .
De volgende dag is verbalisant [verbalisant] terug gegaan naar de plek waar de scooter op het fietspad van de Europaboulevard onderuit was gegaan. Aan het einde van een sleepspoor heeft zij drie stukjes veiligheidsglas aangetroffen op het wegdek, welke stukjes glas in beslag zijn genomen .
In een vergelijkend glasonderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) zijn de drie stukjes veiligheidsglas aangetroffen op de locatie van de eerste val en de drie stukjes glas aangetroffen in de jaszakken van verdachte vergeleken met de stukjes glas afkomstig van de ingeslagen ruit van de [merk auto] (het referentieglas). Van zowel de stukjes vanaf de locatie van de val als de stukjes vanuit de jaszakken van verdachte konden steeds twee van de drie stukjes glas niet worden onderscheiden van het referentieglas. De aard van de gevonden overeenkomsten is volgens het NFI dusdanig dat kan worden gesteld dat deze stukjes zeer waarschijnlijk van dezelfde ruit van de [merk auto] afkomstig zijn .
4.2 Meervoudige fotoconfrontatie
De rechtbank, in andere samenstelling, heeft op 11 juli 2008 het onderzoek ter terechtzitting geschorst voor het doen van een meervoudige fotoconfrontatie van verdachte met helm op, met aangeefster en de getuige [getuige 1].
Deze confrontaties hebben op respectievelijk 31 oktober 2008 en 21 oktober 2008 plaatsgevonden. De getuige [getuige 1] verklaarde dat hij niemand herkende omdat het te lang geleden was. Aangeefster zei niemand te durven aanwijzen mede omdat er al zo’n lange tijd verstreken was.
4.3 Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van mening dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met een andere persoon de ruit van de auto van het slachtoffer heeft ingeslagen en de tas uit de auto heeft weggenomen. Verdachte wordt zeer kort na de diefstal achterop een scooter gezien, die met grote snelheid aan de politie tracht te ontkomen. Een verbalisant ziet dat verdachte een bruine tas van het merk Louis Vuitton weggooit. Even later ontdoet verdachte zich eveneens van een zilverkleurig voorwerp, dat later een kraspen blijkt te zijn. Verdachte gooit kort voor zijn aanhouding zijn jas en handschoenen weg. In de jas blijken stukjes glas te zitten. Ook op de plek waar de scooter gevallen was, worden stukjes glas aangetroffen. De stukjes glas zijn volgens het NFI zeer waarschijnlijk afkomstig van de ingeslagen ruit van de auto van het slachtoffer. De omstandigheid dat de fotoconfrontatie met aangeefster en de getuige [getuige 1] niet tot een herkenning heeft geleid staat niet aan een bewezenverklaring in de weg. Beiden hebben immers niemand aan kunnen wijzen omdat ze het te lang geleden vonden.
De officier van justitie acht eveneens het telastegelegde geweld tegen aangeefster bewezen. Het slachtoffer bevond zich immers in een beperkte en afgesloten ruimte, terwijl ten gevolge van het inslaan van de ruit glassplinters met kracht door deze ruimte werden verspreid.
4.4 Het standpunt van de verdediging.
De raadsman heeft zich vooreerst op het standpunt gesteld dat de rechtbank, in nieuwe samenstelling, geacht wordt zich te conformeren aan het eerder door de rechtbank in andere samenstelling ter terechtzitting van 11 juli 2008 gegeven oordeel, dat er geen sprake meer zou zijn van ernstige bezwaren. Dit oordeel lag ten grondslag aan de beslissing tot opheffing van de voorlopige hechtenis van verdachte op die datum. Uit deze beslissing van de rechtbank mocht verdachte de conclusie trekken dat – bij een negatieve Foslo-confrontatie – geen veroordeling meer zou volgen. Nu noch aangever, noch getuige [getuige 1] verdachte als de dader heeft aangewezen bij de Foslo-confrontatie, dient een vrijspraak te volgen, aldus de raadsman.
Indien de rechtbank aan dit verweer voorbij mocht gaan, heeft de raadsman aan zijn verzoek tot vrijspraak het volgende ten grondslag gelegd. Verdachte ontkent het telastegelegde te hebben begaan. Hij verklaart op 9 april 2008 rond 11.45 uur in het Beatrixpark een oude schoolgenoot genaamd [persoon 1] tegen te zijn gekomen. [persoon 1] was samen met een andere jongen en bood hem, verdachte, een lift aan op zijn scooter. Verdachte kreeg een helm van de andere jongen. Hij reed achter op de scooter met [persoon 1] weg. De ontmoeting met de jongens in het park heeft slechts een paar seconden geduurd. Bij de Rai vielen ze met de scooter op de grond. Verdachte ontkent dat hij een tas heeft weggegooid. Dit heeft de verbalisant verkeerd gezien. Wel heeft [persoon 1], nadat zij waren gevallen, een tas van de grond opgeraapt. Verdachte heeft evenmin tijdens het rijden een kraspen weggegooid.
[persoon 1] is waarschijnlijk wel bij het inslaan van de autoruit en de diefstal van de tas betrokken geweest. Op het moment dat de scooter de eerste keer viel zijn er kennelijk glassplinters van de auto die zich op de scooter en/of op [persoon 1] bevonden op de grond gevallen. De scooter, met daarop [persoon 1] en verdachte, is een stukje over de grond doorgegleden en de bewuste stukjes glas moeten op dat moment in de jaszakken van verdachte terecht zijn gekomen, aldus verdachte.
De raadsman heeft er tenslotte op gewezen dat de getuige [getuige 1] zegt dat de man die de autoruit insloeg een lichtblauwe, bomberjack-achtige jas aanhad. Verdachte had echter een zwarte jas aan, zodat verdachte niet voldoet aan het door de getuige gegeven signalement.
4.5 Oordeel rechtbank met betrekking tot de standpunten.
Met betrekking tot de door de rechtbank in andere samenstelling op de terechtzitting van 11 juli 2008 genomen beslissing over de voorlopige hechtenis van verdachte, overweegt de rechtbank als volgt. Noch uit de wet, noch uit de jurisprudentie volgt dat de rechter die uiteindelijk inhoudelijk een oordeel moet geven over de feiten, gehouden is de lijn te volgen die een vorige rechtbankcombinatie heeft ingezet bij het beoordelen van de voorlopige hechtenis van verdachte. De opheffing van de voorlopige hechtenis wegens het (door een eerdere combinatie geacht) gebrek aan ernstige bezwaren, staat naar het oordeel van de rechtbank niet aan een uiteindelijke veroordeling in de weg. Het feit dat de Foslo-confrontatie noch belastende, noch ontlastende informatie heeft opgeleverd, maakt dat niet anders. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen en de rechtbank komt toe aan een inhoudelijke beoordeling van de door verdachte afgelegde verklaringen.
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de waarnemingen van verbalisant [verbalisant]. Zij heeft in haar proces-verbaal van bevindingen gerelateerd dat zij heeft gezien dat de bijrijder de Louis Vuitton tas en het zilverkleurige voorwerp heeft weggegooid. In het proces-verbaal heeft zij een uitgebreide en nauwkeurige opsomming gegeven van haar bevindingen en zij is stellig in hetgeen zij heeft gezien. Bovendien worden haar bevindingen wat betreft het zilverkleurige voorwerp bevestigd door het aantreffen van de kraspen op de plaats waar zij de bijrijder van de scooter het voorwerp heeft zien weggooien.
De rechtbank acht de door verdachte afgelegde verklaring ongeloofwaardig. Slechts vijf minuten nadat de tas van het slachtoffer is weggenomen, wordt verdachte niet ver van de plaats delict achterop een scooter aangetroffen. Nadat de bestuurder van de scooter de motoragent opmerkt, rijdt deze met hoge snelheid weg. Wanneer de scooter ten val komt, stapt verdachte weer op de scooter. Even later gooit hij een bruine Louis Vuitton tas weg. In de daarop volgende achtervolging gooit hij een kraspen weg.
De scooter komt nogmaals ten val en opnieuw stapt verdachte achterop. Wanneer de scooter voor de derde maal onderuit gaat, loopt verdachte weg, gooit zijn jas en handschoenen weg en probeert zich in een café te verbergen voor de politie.
De verklaring van verdachte dat hij niets met de beroving te maken heeft en eerst kort voordat de verbalisant de scooter opmerkte op de scooter is gestapt, past niet bij het hierboven omschreven gedrag van verdachte.
De rechtbank acht de door verdachte gegeven verklaring voor de aanwezigheid van glassplinters in zijn jaszakken volstrekt onaannemelijk, te meer nu deze bewering impliceert dat tijdens het glijden van verdachte over de grond in beide zakken glasscherven terecht zouden zijn gekomen.
Met betrekking tot de jas van verdachte stelt de rechtbank met de raadsman vast dat de kleur van de jas, zoals omschreven door de getuige [getuige 1], niet overeenkomt met de kleur van de inbeslaggenomen jas van verdachte. In het licht van de overige bewijsmiddelen die verdachte ontegenzeggelijk als mededader van de diefstal van de tas aanwijzen, zal de rechtbank aan deze discrepantie voorbijgaan. Daarbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat de overige door de getuige gegeven kenmerken van de bijrijder op de scooter wel overeenkomen met verdachte.
Het is een feit van algemene bekendheid dat kraspennen in het criminele circuit worden gebruikt om autoruiten mee in te slaan. Nu verdachte tijdens zijn vlucht een kraspen heeft weggegooid, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte met de kraspen de ruit van de [merk auto] heeft ingeslagen.
De rechtbank is anders dan de officier van justitie van oordeel dat het inslaan van de autoruit door verdachte niet kan worden gekwalificeerd als geweld tegen personen of dreiging daarmee, in de zin van artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. De omstandigheid dat het rondspattende glas mogelijk een gevaar opleverde voor de inzittende in de auto, is daartoe onvoldoende. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
4.6 De rechtbank heeft haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan gegrond op de hiervoor onder 4.1 in samenvattende vorm weergegeven feiten en omstandigheden zoals vervat in de als voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen.
5. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregel
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezengeachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een bijzonder brutale diefstal, waarbij de ruit van een auto die voor het verkeerslicht stond te wachten, is inslagen en een tas van de bestuurster is weggenomen. De impact van een dergelijk delict is groot. Het slachtoffer was na het gebeuren hevig geschrokken en ontdaan en zij voelt zich sindsdien niet meer veilig in haar auto. Naast de ontstane schade heeft het slachtoffer hinder ondervonden doordat zij nieuwe bescheiden heeft moeten aanvragen en haar autoruit moest laten repareren.
Zoals hiervoor onder 4.5 overwogen, acht de rechtbank niet bewezen dat de diefstal gepaard is gegaan met geweld tegen het slachtoffer. De rechtbank zal daarom met een lagere straf volstaan dan door de officier van justitie gevorderd. Niettemin zal de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf in sterke mate ten nadele van verdachte rekening houden met het bijzonder agressieve en brutale karakter van de gepleegde diefstal. Daarbij neemt zij in aanmerking het grote maatschappelijke belang dat is gemoeid met het voorkomen van soortgelijke feiten.
Eveneens ten nadele van verdachte houdt de rechtbank rekening met een Uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister betreffende verdachte, d.d. 11 april 2008, waaruit blijkt dat verdachte, ondanks zijn jeugdige leeftijd, reeds diverse malen in verband met gekwalificeerde diefstallen is veroordeeld. Deze veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een ernstig strafbaar feit te begaan.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van onderstaande duur passend en geboden.
Verbeurdverklaring
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- metalen kraspen, kleur zilver (3326536)
die aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dit voorwerp het bewezen geachte is begaan.
Ten aanzien van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot vergoeding van geleden schade ingediend voor een totaalbedrag van € 2.256,14. Hierin is een bedrag van € 2.056,14 opgenomen aan materiële schade en € 200,00 aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gehele vordering wordt toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De raadsman heeft de niet-ontvankelijkheid van de vordering bepleit, nu hij van mening is dat verdachte van het telastegelegde dient te worden vrijgesproken.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij, van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank waardeert de materiële schade op een bedrag van € 2.056,14, zoals gevorderd door de benadeelde partij. De door de benadeelde partij gevraagde immateriële schade acht de rechtbank, in vergelijking met soortgelijke zaken, te hoog. Zij waardeert deze op € 100,-.
De rechtbank waardeert de schade derhalve op een totaalbedrag van € 2.156,14 (tweeduizend honderdzesenvijftig euro en veertien eurocent). De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij is niet van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [slachtoffer] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 24c, 33, 33a, 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], rekeningnummer [rekeningnummer], toe tot een bedrag van € 2.156,14 (tweeduizend honderdzesenvijftig euro en veertien eurocent).
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen de som van € 2.156,14 (tweeduizend honderdzesenvijftig euro en veertien eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 40 (veertig) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart verbeurd:
- metalen kraspen, kleur zilver (3326536)
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
- 3 stukjes gebroken veiligheidsglas (3326750)
- 3 stuks ruit (3326120)
- 1 stuks ruit, [merk auto] autoruit (3326347)
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- helm, kleur zwart (3326143)
- jas, kleur zwart (3326116)
- paar handschoenen, wol, zwart (3326117)
- zaktelefoon, Samsung, grijs, T-mobile (3326122)
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. J.H.J. Evers en C.E.M. Marsé, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 november 2008.