Parketnummer: 13/457713-05
Datum uitspraak: 27 november 2008
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 mei 2007 en 13 november 2008.
Aan verdachte is telastegelegd dat:
1.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 september 2005 tot en met 6 oktober 2005 te Amsterdam, (telkens) opzettelijk een of meer geldbedrag(en) (tot een totaal van ongeveer 22.500 euro), in elk geval (telkens) enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan het Stadsdeel Amsterdam Zuidoost en/of de Stichting Samenlevingsopbouw Amsterdam Zuidoost (SSAZ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) geldbedrag(en) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als bestuurslid van de SSAZ, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend; (art. 321 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 september 2005 tot en met 6 oktober 2005 te Amsterdam (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meerdere geldbedrag(en) (tot een totaal van ongeveer 22.500 euro), in elk geval (telkens) enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan het Stadsdeel Amsterdam Zuidoost en/of de Stichting Samenlevingsopbouw Amsterdam Zuidoost (SSAZ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte; (art. 310 Wetboek van Strafrecht)
2.
zij in of omstreeks de periode van 29 september 2005 tot en met 6 oktober 2005 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk zich wederrechtelijk toe te eigenen een geldbedrag (van 25.000 euro), in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan het Stadsdeel Amsterdam Zuidoost en/of de Stichting Samenlevingsopbouw Amsterdam Zuidost (SSAZ), welk geldbedrag verdachte anders dan door misdrijf, te weten als bestuurslid, onder zich had, dat bedrag van 25.000 euro heeft besteld bij de bank en/of die bank is binnen gegaan om dat bedrag middels een kasopname op te nemen; (art. 321/45 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
zij in of omstreeks de periode van 29 september 2005 tot en met 6 oktober 2005 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een geldbedrag (van 25.000 euro), geheel of ten dele toebehorende aan het Stadsdeel Amsterdam Zuidoost en/of de Stichting Samenlevingsopbouw Amsterdam zuidoost (SSAZ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, dat geldbedrag van 25.000 euro bij de bank heeft besteld en/of die bank is binnengegaan om dat geldbedrag middels kasopname op te nemen; (art. 310/45 Wetboek van Strafrecht)
3. Waardering van het bewijs
3.1 De raadsman heeft betoogd dat verdachte van het telastegelegde dient te worden vrijgesproken, nu zij niet wederrechtelijk heeft gehandeld. Als [functie] van de Stichting Samenlevingsopbouw Amsterdam Zuidoost (SSAZ) was zij bevoegd een postbus aan te vragen en gelden van de stichtingsrekening op te nemen. Van verduistering of diefstal, dan wel van een poging daartoe is geen sprake geweest. Het geld van de contante opnames, zijnde viermaal € 4.500,-, wilde verdachte gebruiken voor het uitbetalen van vacatiegelden en andere onkostenvergoedingen aan de (gewezen) bestuursleden. Het nog op te nemen bedrag van € 25.000,- was bedoeld voor een te organiseren festival. Verdachte ontkent de aan haar telastegelegde vijfde opname van 28 september 2005 van een bedrag van € 4500,-. De keuzes die verdachte heeft gemaakt, dienen in het licht te worden gezien van het politieke en bestuurlijke klimaat op dat moment en van de concrete situatie binnen het SSAZ-bestuur. Uit het dossier wordt duidelijk dat voorafgaande en tijdens de telastegelegde periode sprake was van een bestuurscrisis binnen de SSAZ, terwijl de verhoudingen tussen de bestuursleden onderling ernstig waren verstoord. Binnen het bestuur was er veel beweging, commotie, ruzie en verdeling, waren er wisselingen in samenstelling en functie en was er sprake van solistisch gedrag. Bovendien was het volstrekt niet helder wat de rechten, plichten en bevoegdheden van de bestuursleden waren. Verdachte is binnen de SSAZ begonnen als [functie] maar op enig moment noodgedwongen [functie] geworden, een functie waarmee zij geen enkele ervaring had.
Verdachte heeft met andere bestuursleden gesproken over de vergoeding van onkosten en vacatiegelden. Hoewel hierover nooit beslissingen zijn genomen in het bestuur heeft verdachte gemeend te moeten handelen, nu men recht had op deze gelden. Het is bovendien goed denkbaar dat verdachte in de veronderstelling verkeerde dat de organisatie van een festival tot de mogelijkheden behoorde en dat zij daar als [functie] naar kon handelen. Verdachte wenste door het organiseren van een festival de impasse waarin de SSAZ verkeerde te doorbreken, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte zegt de vier geldopnames van 15, 16, 19 en 29 september 2005 te hebben verricht in verband met de uitbetaling van vacatiegelden en andere onkostenvergoedingen aan de (gewezen) bestuursleden. Na de eerste drie opnames zou zij aan de voorzitter, [persoon 1], € 3.200,- vacatiegeld en € 600,- onkostenvergoeding hebben betaald. Verdachte zegt het overige geld, te weten € 9.700,-, op 26 september 2005 aan [persoon 1] te hebben overhandigd in verband met de uitbetaling van de vacatiegelden aan de drie andere bestuursleden. Op 29 september 2005 heeft verdachte nogmaals een bedrag van € 4.500,- opgenomen, naar eigen zeggen in verband met aan haar toekomende vacatiegelden ter hoogte van € 3.200,- en een onkostenvergoeding van € 600,-.
Uit de stukken blijkt dat binnen het bestuur van de Stichting een onwerkbare situatie was ontstaan. Deze heeft ertoe geleid dat bestuursleden elkaar over en weer als bestuurslid hebben uitgeschreven. In de tenlastegelegde periode stonden alleen verdachte en voorzitter [persoon 1] bij de Kamer van Koophandel als bestuurslid ingeschreven. Op 29 juli 2005 heeft het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel, de subsidiegever van de Stichting, de samenwerking met de Stichting opgeschort. Op 14 september 2005 heeft het Dagelijks Bestuur in een brief aan de voorzitter de bestuursleden verzocht vrijwillig af te treden. Voorts is de bankrekening van de Stichting enige tijd geblokkeerd geweest.
Tegen deze achtergrond, die verdachte uit hoofde van haar functie gekend moet hebben, is het niet voor de hand liggend dat uitkeringen aan bestuursleden werden gedaan.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij omtrent de vier geldopnames en de bestemming daarvan voorafgaand mondeling overleg heeft gepleegd met voorzitter [persoon 1]. De rechtbank acht dit ongeloofwaardig. [persoon 1] heeft verklaard niet van de opnames op de hoogte te zijn geweest en voorts evenmin geld van verdachte te hebben ontvangen. Dat van overleg met of instemming van [persoon 1] geen sprake is geweest volgt verder uit de aangetekende brief die [persoon 1] verdachte op 29 september 2005 heeft gestuurd, waarin hij onder verwijzing naar bovenbedoelde omstandigheden - kort gezegd - aangeeft niet in te stemmen met eventuele geldopnames.
De rechtbank constateert dat aan de uitbetaling van vacatiegelden en onkostenvergoedingen geen besluit van het bestuur ten grondslag lag. Evenmin heeft verdachte voorafgaande aan de geldopnames een op schrift gestelde berekening gemaakt die inzichtelijk maakt op welke wijze het bedrag van de uit te keren vacatiegelden en onkostenvergoedingen tot stand is gekomen. De door verdachte in haar verhoor bij de politie gegeven berekening van de vacatiegelden is voorts niet realistisch nu deze berekening – gezien de verklaringen van de andere bestuursleden – uitgaat van een bovenmatig aantal vergaderingen. Ook komt de hoogte van de opgenomen geldbedragen niet overeen met de door verdachte in haar verhoor bij de politie gegeven berekening.
Daar komt nog bij dat verdachte de dag ná dat zij van het Stadsdeel te horen had gekregen dat zij verdacht werd van het wederrechtelijk opnemen van de gelden, te weten op 5 oktober 2005, de overige bestuursleden in de McDonald’s in Diemen heeft ontmoet. Volgens de bestuurleden [persoon 2] en [persoon 3] heeft verdachte hen toen pas ingelicht over opgenomen contante bedragen en voor het eerst aan hen kenbaar gemaakt dat zij vacatiegelden wilde uitbetalen. Verdachte vertelde dit geld bij zich te hebben en te willen uitkeren aan de bestuursleden, hetgeen de bestuurleden volgens hun verklaringen hebben geweigerd, omdat hier geen afspraken over waren gemaakt. Deze gang van zaken is strijdig met de verklaring van verdachte dat zij het geld ten behoeve van de bestuursleden [persoon 2] en [persoon 3] reeds op 26 september 2005 aan [persoon 1] zou hebben gegeven.
De raadsman heeft betoogd dat in de verklaringen van [persoon 2] en [persoon 3] een bevestiging kan worden gevonden van hetgeen verdachte over de bestemming van de gelden heeft verklaard. De rechtbank deelt deze mening niet. Veeleer lijkt verdachte, geconfronteerd met de tegen haar gerezen verdenking, te hebben gepoogd alsnog een bestemming aan de gelden te geven. Voorts is op geen enkele wijze aannemelijk geworden dat de opgenomen gelden (of een deel daarvan) op enig tijdstip aan de medebestuursleden zijn overhandigd, evenmin heeft verdachte de gelden op de rekening van de stichting teruggestort. Het moet ervoor gehouden worden dat de gelden in het vermogen van verdachte zijn gebleven, dan wel door haar voor een ander doel zijn aangewend.
Gezien het bovenstaande kan de rechtbank niet anders concluderen dan dat de door verdachte gegeven verklaring omtrent de bestemming van de door haar opgenomen geldbedragen in strijd is met de waarheid.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte op 15, 16, 19 en 29 september 2005 telkens € 4.500,- van de rekening van de SSAZ heeft opgenomen teneinde dit geld zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte op 28 september 2005 een bedrag van
€ 4500,- heeft opgenomen, nu verdachte deze opname ontkent en in het dossier een door verdachte ondertekende reçu van deze geldopname ontbreekt.
De rechtbank acht voorts bewezen dat verdachte heeft getracht een geldbedrag van
€ 25.000,- van de rekening van de SSAZ op te nemen teneinde zich dit geld wederrechtelijk toe te eigenen. Zij heeft op 29 september 2005 dit bedrag door de bank laten reserveren en afgesproken om het bedrag op 4 oktober 2005 in contanten op te halen. Op 4 oktober 2005 heeft verdachte zich daadwerkelijk gemeld bij de bank, teneinde het geld in ontvangst te nemen. De verklaring die verdachte heeft gegeven over de bestemming van het geld – een festival – acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk. Niemand van de bestuursleden was van een festival op de hoogte. Verdachte is bovendien niet in staat enige verifieerbare informatie over het te organiseren festival te verschaffen. Voorts was de beoogde geldopname onlogisch nu nog geen onkosten waren gemaakt. Bij het bewijs dat verdachte het opzet had zich het op te nemen bedrag toe te eigenen betrekt de rechtbank eveneens de omstandigheid dat verdachte kort daarvoor viermaal op gelijke wijze een geldbedrag had verduisterd.
Met de raadsman constateert de rechtbank dat uit het dossier naar voren komt dat in de periode voorafgaande en tijdens de telastegelegde periode sprake was van een chaotische situatie binnen de SSAZ. De verhoudingen binnen het bestuur waren ernstig verstoord, terwijl ook tussen de bestuursleden enerzijds en het Stadsdeel en personeel van SSAZ anderzijds de sfeer slecht was. Bestuursleden hebben elkaar in- en uitgeschreven, mede ten gevolge waarvan verdachte uiteindelijk de functie van [functie] is gaan vervullen.
In deze omstandigheden – hoe vervelend en frustrerend dit ook geweest moet zijn voor verdachte – kan naar het oordeel van de rechtbank geen rechtvaardiging worden gezien voor het gedrag van verdachte.
3.2 De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van het onder 1 primair telastegelegde:
op tijdstippen in de periode van 15 september 2005 tot en met 6 oktober 2005 te Amsterdam, telkens opzettelijk geldbedragen tot een totaal van 18.000 euro, toebehorende aan het Stadsdeel Amsterdam Zuidoost en/of de Stichting Samenlevingsopbouw Amsterdam Zuidoost (SSAZ), welke geldbedragen verdachte anders dan door misdrijf, te weten als bestuurslid van de SSAZ, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Ten aanzien van het onder 2 primair telastegelegde:
in de periode van 29 september 2005 tot en met 6 oktober 2005 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk zich wederrechtelijk toe te eigenen een geldbedrag van 25.000 euro, toebehorende aan het Stadsdeel Amsterdam Zuidoost en/of de Stichting Samenlevingsopbouw Amsterdam Zuidoost (SSAZ), welk geldbedrag verdachte anders dan door misdrijf, te weten als bestuurslid, onder zich had, dat bedrag van 25.000 euro heeft besteld bij de bank en die bank is binnen gegaan om dat bedrag middels een kasopname op te nemen;
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straf
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1 primair en 2 primair bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 200 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen, met aftrek van voorarrest.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft, toen zij [functie] was van de SSAZ, viermaal een geldbedrag van € 4.500,- opgenomen van de rekening van de SSAZ teneinde zelf over deze gelden te kunnen beschikken. Daarnaast heeft zij geprobeerd om een bedrag van € 25.000,- van de stichting op te nemen en zich toe te eigenen, echter deze opname heeft niet kunnen plaatsvinden omdat de rekening inmiddels was geblokkeerd. Het geld op de rekening van de SSAZ was subsidiegeld verstrekt door het Stadsdeel Zuidoost. Aldus heeft verdachte gemeenschapsgeld verduisterd en daarmee schade veroorzaakt voor het Stadsdeel en de samenleving als geheel. Bovendien heeft verdachte het in haar gestelde vertrouwen, als bestuurslid van een stichting die aanzienlijke overheidsgelden voor sociale doelen ter beschikking had, beschaamd.
Uit het dossier komt naar voren dat binnen het bestuur van de SSAZ sprake was van een chaotische situatie en vergaand verstoorde verhoudingen tussen de bestuursleden. Uit de verklaring van verdachte ter zitting is het de rechtbank duidelijk geworden dat zij sterk teleurgesteld en geëmotioneerd was door de ontstane besluiteloosheid en het gebrek aan daadkracht van de stichting. Ook is de rechtbank niet ontgaan hoezeer zij begaan is met de sociaal zwakkeren in het Stadsdeel. Hoewel dit het bewezenverklaarde op geen enkele wijze rechtvaardigt, ziet de rechtbank hierin wel aanleiding de door de officier van justitie gevorderde straf enigszins te matigen.
Bij het bepalen van de straf en de hoogte daarvan neemt de rechtbank ten gunste van verdachte in aanmerking dat de onderhavige strafzaak veel publiciteit teweeg heeft gebracht en verdachte in haar persoonlijk leven daarvan veel nadeel heeft ondervonden. Daarnaast is sinds de bewezenverklaarde feiten reeds geruime tijd verstreken. Tenslotte neemt de rechtbank ten gunste van verdachte in aanmerking dat verdachte niet eerder voor enig strafbaar feit is veroordeeld.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a (oud), 14b (oud), 14c, 22c (oud), 22d, 45 (oud), 57 (oud), 321 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
Verduistering, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 primair bewezenverklaarde:
Poging tot verduistering.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen, met bevel dat de tijd die door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag. Beveelt dat verdachte de aanwijzingen en opdrachten opvolgt die haar in het kader van de tenuitvoerlegging van de taakstraf door of namens de reclassering worden gegeven.
Beveelt dat een gedeelte van deze straf, groot 100 (honderd) uren, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij veroordeelde zich voor het einde van de op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. J.H.J. Evers en C.E.M. Marsé, rechters,
in tegenwoordigheid van B. de Hoogh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 november 2008.