ECLI:NL:RBAMS:2008:BG5482

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
962289 CV EXPL 08-18399
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van directeur van bankfiliaal wegens onterecht declareren en leugenachtige verklaringen, met psychische aandoening als relevante factor

In deze zaak gaat het om de ontslag op staande voet van een directeur van een bankfiliaal, die gedurende een langere periode met regelmaat afwezig was, onterecht lunches declareerde en leugenachtige verklaringen aflegde over zijn afwezigheid. De bank heeft het ontslag op staande voet gerechtvaardigd door te stellen dat de directeur zijn werkzaamheden niet naar behoren vervulde. De directeur heeft echter aangevoerd dat zijn gedragingen verband hielden met een ziekelijke stoornis, zoals vastgesteld door zijn behandelend psycholoog en een onafhankelijke psychiater. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet een te zware maatregel is, gezien de omstandigheden waaronder de directeur handelde. De rechter stelt vast dat de gedragingen van de directeur verklaard kunnen worden door zijn psychische aandoening, en dat de bank niet zorgvuldig heeft gehandeld door gebruik te maken van privé bankgegevens van de directeur zonder zijn toestemming. De rechter verklaart de vernietigbaarheid van het ontslag en oordeelt dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen voortduurt. Tevens wordt de bank veroordeeld om de directeur in de gelegenheid te stellen zijn wettelijke re-integratieplicht na te komen en om alle verwerkte informatie met betrekking tot zijn privé bankrekeningen te vernietigen. De rechter wijst ook een verbod toe om de via de bankrekening van de directeur verkregen gegevens als bewijs te gebruiken in enige gerechtelijke procedure.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 962289 CV EXPL 08-18399
Vonnis van: 27 november 2008
481
Vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen [eiser]
gemachtigde: mr. M.J. Draaisma
t e g e n
ABN AMRO BANK N.V.
gevestigd te Amsterdam Zuidoost
gedaagde
nader te noemen de Bank
gemachtigde: mr. A.E. Thijssen
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 6 juni 2008 inhoudende de vordering van [eiser] met producties
- de conclusie van antwoord van de Bank met producties
Daarna is bij tussenvonnis 25 september 2008 een verschijning van partijen ter terechtzitting bevolen. Deze zitting heeft op 27 oktober 2008 plaatsgevonden. Verschenen zijn [eiser] met zijn gemachtigde en de Bank, verschenen bij mevrouw [persoon 1], [functie] en leidinggevende van [eiser], met haar gemachtigde. Partijen hebben ter zitting nadere inlichtingen verstrekt.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. De feiten:
1.1. [eiser] is op 21 juni 1989 in dienst getreden bij de Bank. Zijn laatste functie is die van [functie] in district [plaats] van het filiaal van de Bank in [plaats].
1.2. Het laatstgenoten salaris van [eiser] bedraagt [bedrag] bruto per maand exclusief emolumenten waaronder een dertiende maand en bonus. In april 2008 heeft [eiser] nog een bonus ontvangen.
1.3. [eiser] heeft altijd goede beoordelingen gehad.
1.4. op 25 januari 2008 is er bij de Bank, via het e-mailadres voor klokkenluiders, een melding binnengekomen betreffende het functioneren van [eiser].
15. de leidinggevende van [eiser] heeft Group Security opdracht gegeven een onderzoek in te stellen naar de authenticiteit van de afspraken in [eiser]’s agenda, de rechtmatigheid van absentie en de daadwerkelijke tijdbesteding van [eiser] gedurende werkuren.
1.4. Op 27 februari 2008 is [eiser] gehoord door de afdeling Group Security van de Bank. Tijdens dit verhoor is hij geconfronteerd met een aantal onduidelijkheden in zijn agenda en ten aanzien van een aantal ingediende declaraties. [eiser] heeft dit verhoor na 2,5 uur afgebroken. [eiser] heeft een aantal vragen met betrekking tot zijn tijdbesteding in de periode september 2007 tot en met februari 2008 niet naar waarheid beantwoord. Tijdens dit verhoor bleek dat de Bank onderzoek had gedaan naar financiële privé transacties van [eiser]. De Bank heeft hiervoor geen toestemming aan [eiser] gevraagd.
1.5. Bij brief van 29 februari 2008 heeft de Bank [eiser] vrijgesteld van de verplichting de werkzaamheden te verrichten, om hem in de gelegenheid te stellen de door [eiser] tijdens het verhoor op 27 februari 2008 aangeboden bewijsstukken te verzamelen. Tevens heeft de Bank [eiser] opgeroepen om op 6 maart 2008 te 9.30 uur te verschijnen voor de voortzetting van het verhoor.
1. 6. Op 5 maart 2008 heeft [eiser] zich ziek gemeld.
1.7. Bij brief van 11 maart 2008 heeft de gemachtigde van [eiser] de Bank laten weten dat voortzetting van het verhoor voor [eiser] zeer belastend is en dat hij zich onder medische behandeling heeft gesteld. Ook wordt opgemerkt dat [eiser] het idee heeft dat hij al langere tijd ziek is, dat hij die ziekte lange tijd niet heeft onderkend en de invloed van de ziekte op zijn werk (die al anderhalf jaar aan de orde is) niet heeft gezien.
1.8. Bij brief van 12 maart 2008 heeft de Bank bij gebrek aan wetenschap betwist dat de ziekte van [eiser] al anderhalf jaar van invloed op zijn werk is geweest. De Bank roept [eiser] op voor het spreekuur van de bedrijfsarts van 17 maart 2008 om 9.00 uur.
1.9. Op 7 maart 2008 heeft [eiser] zich gewend tot SDK psychologen.
Bij brief van 31 maart 2008 doet de behandelend psycholoog, [persoon 2], verslag van zijn bevindingen: [eiser] kampt reeds langer (2 jaar) met een toenemende overspannenheid met angstige en depressieve stemming. De klachten (concentratieverlies, afnemende vitaliteit, piekeren, slaapproblemen, vermoeidheid, angst) werden verergerd en versterkt door de houding van vermijding en dissimulatie. De oorzaak hiervan is gelegen in omstandigheden in het persoonlijk leven van [eiser]. Hierdoor werd de omgang met anderen ( collega’s, cliënten etcetera) een kwelling, waar hij zo veel mogelijk aan trachtte ontkomen, aldus het rapport van de psycholoog. Voorts heeft de psycholoog aangedrongen op rust.
1.10. [eiser] heeft de bevindingen van de psycholoog bij brief van 10 april 2008 aan de Bank toegestuurd. [eiser] stelt daarin voor om - gelet op zijn medische situatie - af te zien van verder verhoor en het onderzoek naar zijn tijdsbesteding te staken dan wel op andere wijze de benodigde informatie te verzamelen.
1.11. Bij brief van 14 april 2008 heeft de Bank meegedeeld dat zij de bevindingen van de psycholoog aan de bedrijfsarts heeft voorgelegd en dat de bedrijfsarts van oordeel is dat er geen verband bestaat tussen de medische situatie van [eiser] en het gedrag van hem de afgelopen jaren. Volgens de Bank is voortzetting van het verhoor mogelijk en noodzakelijk. Bovendien krijgt [eiser] dan de kans om naar waarheid te antwoorden. [eiser] wordt opgeroepen voor 16 april 2008 om 9.30 uur.
1.12. [eiser] heeft bij fax van 14 april 2008 laten weten dat de druk die de Bank uitoefent om hem bij het vervolg van het verhoor te krijgen niet bevorderlijk is voor zijn gezondheid en in strijd is met het goed werkgeverschap. Het inzetten van Group Security is een te zwaar middel, te meer er andere middelen zijn om achter de waarheid te komen. Tenslotte deelt [eiser] mee dat hij in dit stadium niet in staat is om aan het verhoor mee te werken.
1.13. Bij brief van 16 april 2008 deelt de Bank mee dat zij de adviezen van de bedrijfsarts en huisarts heeft opgevolgd. Op basis hiervan kon en mocht de Bank [eiser] vanaf 14 april 2008 oproepen voor voortzetting van het verhoor.
1.14 De bedrijfsarts heeft in april 2008 voorgesteld [eiser] te laten onderzoeken door een onafhankelijke psychiater.
1.15. Op 21 mei 2008 heeft het vervolgverhoor plaats gevonden. Op dit verslag is abusievelijk als datum 13 maart 2008 vermeld.
1.16. Bij brief van 27 mei 2008 heeft de Bank [eiser] op staande voet ontslagen: “De dringende reden bestaat uit het navolgende:
U bent werkzaam bij de Bank als [functie] in het district [district]. In of omstreeks de periode september 2007 tot en met februari 2008, althans gedurende langere tijd, heeft u middels fictieve afspraken in uw elektronische agenda meerdere keren voorgewend dat u op die data en tijdstippen ten behoeve van de Bank in de uitoefening van uw functie werkzaamheden verrichtte, terwijl daarvan op dat moment geen sprake was. U heeft dit desgevraagd erkend.
Voorts heeft u zonder dat u daartoe gerechtigd, gemachtigd of anderzijds toestemming had van de Bank in of omstreeks de periode september 2007 tot en met februari 2008, althans gedurende langere tijd, één en/of meerdere declaraties ten behoeve van zakelijke lunches bij de Bank ingediend, terwijl is komen vast te staan dat deze lunches geen zakelijk karakter hadden. U heeft dit desgevraagd erkend.
In het kader van voormeld onderzoek bent u op 27 februari 2008 en 21 mei 2008 gehoord. U heeft erkend dat u tijdens het interview op 27 februari 2008 meerdere vragen in strijd met de waarheid hebt beantwoord dan wel een leugenachtige verklaring hebt afgelegd.
Wij achten de bovenomschreven u verweten handelswijze(n), ieder voor zich doch tevens in samenhang beschouwd, onaanvaardbaar.
Deze bovengenoemde verwijten gelden ieder voor zich doch tevens in samenhang beschouwd als dringende reden (…).
Het vertrouwen dat wij in u moeten kunnen stellen is hierdoor onherstelbaar geschaad.
Gelet op het bovenstaande kan van ons redelijkerwijs niet gevergd worden het dienstverband met u te continueren.”
1.17. op 23 mei 2008 rapporteert de bedrijfsarts: ”Vanmiddag heb ik de heer [eiser] weer op mijn spreekuur gezien. Het gaat niet goed met hem en hij maakt een uitgeputte indruk. Sinds zijn ziekmelding is hij 13 kg afgevallen en heeft hij veel bijkomende malaiseklachten.”
1.18 De behandelend psycholoog van [eiser] schrijft op 28 mei 2008 aan de gemachtigde van [eiser]:
“Uw vraag aan mij, als behandelaar van de heer [eiser], is of genoemde gedragingen mogelijk samenhangen met, danwel veroorzaakt zijn door de stoornis en/of de geestestoestand van betrokkenen ten tijde van de hem verweten gedragingen.”
“In gewoon Nederlands, meneer [eiser] was dood-ongelukkig maar wilde dat niet weten voor zichzelf en voor anderen; zijn voornaamste doel was zich door de dag te slepen en zich groot te houden voor zijn omgeving, eerst in de hoop dat het ‘vanzelf wel zou overgaan’, later vooral omdat hij zich diep schaamde en de weg terug niet kon vinden.
Toegespitst op de hem verweten gedragingen passen zowel het vluchtgedrag mogelijk gemaakt door het maken van fictieve afspraken, als de verwarring over de precieze disgenoten tijdens specifieke lunches, als de verwarring danwel onware uitspraken tijdens het ‘interview’ bij de geschetste pathologie.
Ondanks zijn uitstekende intelligentie en jarenlange goede functioneren vond de heer [eiser] het kennelijk belangrijker om zijn façade op te houden in een laatste poging de narcistische krenking en overweldigende schaamte af te weren, dan om de gelegenheid aan te grijpen om, ook jegens zich zelf, open kaart te spelen”.
1.19 de bedrijfsarts schrijft na lezing van het rapport van de heer [persoon 2] op 10 juni 2008:
“Zoals ik al enkele malen aan u en de heer [eiser] heb geadviseerd, is een psychiatrisch onderzoek door een onafhankelijk forensisch psychiater naar mijn mening de enige objectieve weg om tot een professioneel oordeel over het gedrag van [eiser] te komen en te bepalen of er al dan niet sprake is van een onderliggende psychische aandoening als verklaring van zijn gedrag in de afgelopen jaren.”
1.20 Bij brief van 2 juni 2008 betwist [eiser] de dringendheid van het gegeven ontslag en stelt hij zich beschikbaar om, zodra hij weer arbeidsgeschikt is, de bedongen arbeid te verrichten.
1.21. bij vonnis in kort geding d.d. 1 juli 2008 (na een mondelinge behandeling op 19 juni 2008) heeft de kantonrechter de loonvordering van [eiser] toegewezen. Zij heeft daarbij overwogen:
“4.6. Wat hier verder ook van zij, zelfs indien het onderzoek door Group Security & Fraud noodzakelijk was om erachter te kunnen komen waar [eiser] zijn werktijd aan besteedde, verdient de handelswijze van de Bank niet de schoonheidsprijs. Immers, één dag na ontvangst van het concept rapport heeft de Bank [eiser] op staande voet ontslagen. De Bank heeft [eiser] niet in de gelegenheid gesteld om zijn mening te geven. Dit is onzorgvuldig, te meer de Bank aan het rapport zeer vergaande consequenties heeft verbonden. Daar komt bij dat uit het verslag van het vervolgverhoor volgt dat [eiser] herhaaldelijk heeft aangegeven dat hij niet meer wist waarom hij bepaalde afspraken heeft gemaakt en dat dit past bij zijn ziektebeeld. Group Security & Fraud, noch de Bank hebben echter oog willen hebben voor deze mogelijkheid. Dit klemt te meer aangezien [eiser] zich kennelijk vaak ziek meldde en de brief van de heer [persoon 2] van 31 maart 2008 voldoende aanknopingspunten bood voor nader onderzoek. Naar het voorlopige oordeel van kantonrechter had de Bank de ogen dan ook niet mogen sluiten voor de mogelijkheid dat aan het gedrag van [eiser] een medische of psychische oorzaak ten grondslag ligt. Door deze mogelijkheid niet nader te onderzoeken, heeft de Bank jegens [eiser] niet zorgvuldig genoeg gehandeld. Dat neemt niet weg dat nader (psychiatrisch) onderzoek nodig zal zijn om de gewenste duidelijkheid te verkrijgen.”
1.22. op 21 juni 2008 is [eiser] onderzocht door mevrouw [persoon 3], psychiater te [plaats]. Haar rapportage van 23 juni 2008 (die niet aan de orde is geweest in de kort geding procedure) vermeldt als conclusie:
“ Het psychiatrisch beeld is passend bij de anamnese. Er is sprake van een reeds lang bestaande gegeneraliseerde angststoornis, een paniekstoornis met agorafobie en een depressieve stoornis, matig van ernst bij een [leeftijd] man, [relatie] en zorgend voor [aantal] puberkinderen, werkzaam als [functie] bij de ABN AMRO Bank.
Klachten zijn ontstaan in de ziekteperiode van zijn vader en toegenomen na zijn overlijden, waarbij de (faal)angstige en ontwijkende persoonlijkheidsstructuur een onderhoudende rol heeft gespeeld. Dit heeft geleid tot serieuze problemen in de werksfeer door fors vermijdingsgedrag. Betrokkene heeft moeilijk zijn disfunctioneren kunnen onderkennen waardoor adequate hulpverlening is uitgebleven.”
VORDERING EN VERWEER
2. [eiser] vordert te verklaren voor recht dat de vernietigbaarheid van het ontslag van 27 mei 2008 terecht is ingeroepen en dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen voortduurt.
3. Voorts vordert [eiser] veroordeling van de Bank
a. om [eiser] in de gelegenheid te stellen aan zijn wettelijke re-integratieplicht te voldoen en/of hem toe te laten tot het verrichten van werkzaamheden wanneer [eiser] weer arbeidsgeschikt is, op straffe van een dwangsom van € 3.000,- per dag dat de Bank niet aan deze veroordeling voldoet;
b. om binnen 48 uur na het te wijzen vonnis af te geven dan wel te vernietigen alle in het kader van het onderzoek door de Bank naar de gebeurtenissen rondom het ontslag op staande voet verwerkte informatie met betrekking tot zijn privé bankrekeningen, op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag dat de Bank niet aan deze veroordeling voldoet;
4. Tot slot vordert [eiser] een verbod om de via de bankrekening van [eiser] verkregen gegevens als bewijs te gebruiken, al dan niet in enige gerechtelijke procedure tegen [eiser], dan wel in het kader van een af te geven integriteitverklaring.
5. [eiser] stelt – kort gezegd – dat, onder de gegeven omstandigheden, zijn gedragingen geen dringende reden voor het ontslag opleveren. Zijn handelwijze kan worden verklaard door zijn ziektebeeld, zoals dit is omschreven door zijn behandelend psycholoog en de onafhankelijke psychiater. Dat geldt voor het voorwenden van werkzaamheden, het(ten onrechte) indienen van lunchdeclaraties en het afleggen van onjuiste (volgens de Bank leugenachtige) verklaringen tijdens de verhoren.
6. [eiser] neemt het hoog op dat de Bank bij het onderzoek mede gebruik heeft gemaakt van privé bankgegevens van [eiser], waar de Bank bij kon omdat [eiser] (in privé) bankiert bij de Bank. De Bank heeft aan de hand van geldopnames via pinautomaten en het gebruik van de creditcard vastgesteld waar [eiser] op bepaalde momenten was. Dat is in strijd met de Wet Bescherming Persoonsgegevens, de Gedragsregels Beveiliging van Informatie (ingevolge de CAO ABN AMRO) en artikel 8 EVRM.
7. De Bank voert verweer tegen de vordering. Dit verweer zal, voor zover relevant, in het hierna volgende worden besproken en beoordeeld. BEOORDELING ontslag op staande voet
8. Beoordeeld moet worden de vraag of de handelwijze van [eiser], onder de geschetste omstandigheden, dusdanig ernstig is geweest dat deze een dringende reden oplevert en (daarmee) het gegeven ontslag op staande voet rechtvaardigt.
9. De kantonrechter stelt voorop dat de Bank niet hoeft te tolereren dat een [functie] van een filiaal met regelmaat een deel van zijn werktijd besteedt aan niet werkgerelateerde zaken, de kosten van een of meerdere lunches declareert (waarvan niet vast staat dat deze een zakelijk karakter hadden) en hij op het moment dat hij met zijn gedragingen wordt geconfronteerd, onjuiste en/of leugenachtige verklaringen aflegt. Deze gedragingen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang beschouwd, rechtvaardigen in beginsel een ontslag op staande voet. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen, die een ontslag op staande voet - als een te zwaar middel - niet rechtvaardigen.
10. Een van deze bijzondere omstandigheden is - aldus [eiser] - gelegen in de omstandigheid dat hij ten tijde van de verweten gedragingen leed aan een ziekte althans een ziekelijke stoornis. Ter onderbouwing van deze stelling heeft [eiser] rapporten van zijn behandelend psycholoog en van een psychiater in het geding gebracht. (Zie hiervoor onder 1.9, 1.18 en 1.22).
11. De Bank heeft als haar belangrijkste bezwaar tegen de rapportage van de heer [persoon 2] aangevoerd dat hij geen arts is en daarom geen medische diagnose kan stellen, en dat hij evenmin een causaal verband tussen de diagnose en het gedrag kan aantonen.
12. Met de Bank is de kantonrechter van oordeel dat aan het rapport van de heer [persoon 2] geen doorslaggevende betekenis kan worden toegekend. Allereerst is hij geen arts, maar daar komt bij dat van hem als behandelend zorgverlener (juist gelet op de behandelrelatie) niet verwacht kan worden een altijd even objectief oordeel aan derden te geven. Zijn rapport kan wel dienen als een aanwijzing voor een nader onderzoek, dat wel aan de daaraan te stellen eisen voldoet.
13. De vraag is of het rapport van [persoon 3] voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De bezwaren van de Bank tegen haar rapportage komen -kort gezegd- op het volgende neer:
a. het rapport is opgesteld, alleen aan de hand van het verhaal van [eiser] en is niet onafhankelijk;
b. niet blijkt of [persoon 3] heeft geweten welke bezwaren er tegen [eiser] waren gerezen;
c. de vraag of er sprake is van causaal verband tussen de gedragingen van [eiser] en de vastgestelde stoornis is niet beantwoord.
14. Deze bezwaren van de Bank worden verworpen. Allereerst staat vast dat er geen behandelrelatie bestaat tussen [persoon 3] en [eiser]. Voorts heeft de Bank niet weersproken de stelling van [eiser], dat zijn gemachtigde [persoon 3] heeft benaderd en dat [persoon 3] en [eiser] elkaar op geen enkele wijze kenden, vóór het psychiatrisch onderzoek op 21 juni 2008. Daarmee mag uitgegaan worden van voldoende onafhankelijkheid van de rapporterende psychiater. Dat de psychiater het onderzoek heeft gedaan, mede aan de hand van “het verhaal” van [eiser], de anamnese, is gebruikelijk. Bovendien is gebleken dat de psychiater heeft onderzocht of het psychiatrisch beeld bij het onderzoek passend is bij de anamnese. Zij beantwoordt die vraag in haar conclusie bevestigend. Dat [persoon 3] niet bekend was met de bezwaren van de Bank tegen [eiser], leidt niet tot de conclusie dat het rapport niet voldoet aan de te stellen eisen.
15. Van belang in dit verband is dat de Bank heeft erkend (conclusie van antwoord, 45) dat [eiser] op 21 juni 2008 leed aan een depressieve stoornis met daarbij angst en paniekklachten.
16. Gelet op hetgeen onder 14 en 15 is overwogen, had van de Bank in het kader van haar stelplicht verwacht mogen worden dat zij nader zou onderbouwen waarom in deze procedure de rapportage van [persoon 3] niet zou voldoen (zie HR, NJ 1999, 780). Tegenover de uitgebreide onderbouwing van het standpunt van [eiser] ter zake kon de Bank niet volstaan met de niet nader onderbouwde opmerking dat het rapport niet onafhankelijk genoeg zou zijn. De Bank heeft niet enig commentaar van de bedrijfsarts op de rapportage (die zelf op een dergelijke rapportage had aangedrongen) of van een andere deskundige overgelegd. Evenmin heeft de Bank haar twijfel geuit over de deskundigheid van [persoon 3].
17. Tegen deze achtergrond zal het verzoek van de Bank tot het benoemen van een (forensisch) psychiater worden afgewezen.
18. De kantonrechter is van oordeel dat een causaal verband (in juridische zin) tussen de gedragingen van [eiser] en zijn stoornis niet behoeft te worden aangetoond. Dat is een te strenge eis. Het is voldoende als de gedragingen van [eiser] met de stoornis kunnen worden verklaard.
19. Geoordeeld wordt dat de rapportage van [persoon 3], in samenhang met het [persoon 2] gerapporteerde, in voldoende mate een verklaring vormt voor de aan [eiser] verweten gedragingen in de periode van september 2007 tot en met februari 2008: de voorgewende afwezigheid, de onterechte lunchdeclaraties en de onware verklaringen. Immers concludeert [persoon 3] tot een reeds lang bestaande gegeneraliseerde angststoornis, een paniekstoornis met agorafobie en een depressieve stoornis, en spreekt zij van fors vermijdingsgedrag. In enigszins andere bewoordingen komt [persoon 2] tot dezelfde conclusie.
20. Aangenomen wordt dan ook dat [eiser] ten tijde van de verweten gedragingen leed aan een ziekte, althans een ziekelijke stoornis, die de gedragingen kunnen verklaren. Onder die omstandigheden is de reactie van de Bank, ontslag op staande voet, een te zware sanctie. Dat geldt temeer, nu er ten tijde van het ontslag reeds aanwijzingen waren dat [eiser] aan een dergelijke stoornis leed. Het ontslag op staande voet kan niet in stand blijven. De gevraagde verklaring voor recht zal daarom worden gegeven.
21. Ook het onder 3.a gevorderde zal worden toegewezen.
22. De overige stellingen van partijen op dit punt behoeven geen bespreking meer. gebruik privé bankgegevens
23. Vaststaat dat de Bank in het kader van het onderzoek gebruik heeft gemaakt van de bankgegevens van [eiser], die privé bankrekeningen aanhoudt bij de Bank. Daarmee heeft de Bank gehandeld in strijd met de Gedragsregels Beveiliging van Informatie, volgens welke de Bank te allen tijde de belangen en legitieme aanspraken op privacy van haar medewerkers en van haar klanten respecteert.
24. Van een zo uitzonderlijke situatie dat dit beginsel zou mogen worden geschonden is niet gebleken. Veeleer moet worden aangenomen dat de Bank ook op andere wijze achter de benodigde informatie had kunnen komen, om te beginnen door het voeren van een gesprek met [eiser]. Het gebruik maken van de genoemde gegeven was daarom disproportioneel en in strijd met het goed werkgeverschap.
25. Daarom zijn ook de vorderingen genoemd onder 3, b en 4 toewijsbaar.
voorwaardelijke vorderingen en proceskosten
26. Op de overige, voorwaardelijk in het petitum van de dagvaarding genoemde vorderingen, behoeft niet te worden beslist, nu deze in kort geding reeds zijn toegewezen.
27. Bij deze uitkomst van de procedure wordt de Bank veroordeeld in de proceskosten.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. verklaart voor recht dat de vernietigbaarheid van het ontslag van 27 mei 2008 terecht is ingeroepen en dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen voortduurt;
II. veroordeelt de Bank om [eiser] in de gelegenheid te stellen aan zijn wettelijke re-integratieplicht te voldoen en/of hem toe te laten tot het verrichten van werkzaamheden wanneer [eiser] weer arbeidsgeschikt is, op straffe van een dwangsom van € 3.000,- per dag dat de Bank niet aan deze veroordeling voldoet;
III. veroordeelt de Bank om binnen 48 uur na het te wijzen vonnis af te geven dan wel te vernietigen alle in het kader van het onderzoek door de Bank naar de gebeurtenissen rondom het ontslag op staande voet verwerkte informatie met betrekking tot zijn privé bankrekeningen, op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag dat de Bank niet aan deze veroordeling voldoet;
IV. verbiedt de Bank om de via de Bankrekening van [eiser] verkregen gegevens als bewijs te gebruiken, al dan niet in enige gerechtelijke procedure tegen [eiser], dan wel in het kader van een af te geven integriteitverklaring;
V. veroordeelt de Bank in de proceskosten, die door [eiser] zijn gemaakt en die tot op heden begroot worden op:
-griffierecht: € 201,00
-kosten dagvaarding: € 85,44
-salaris gemachtigde: € 800,00
-------------- +
totaal: € 1.086,44
inclusief eventueel verschuldigde BTW;
VI. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
VII. wijst het meer gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. T.M.A. van Löben Sels, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 november 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter