ECLI:NL:RBAMS:2008:BG5134

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/999431-07
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens niet-strafbaarheid van visserijpraktijken

In deze zaak heeft de economische politierechter van de Rechtbank Amsterdam op 7 november 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een zeevisserijbedrijf. De verdachte werd beschuldigd van het uitoefenen van de boomkorvisserij op de Noordzee met een vissersschip, waarbij voorzieningen aan de netten waren aangebracht die de mazen konden versperren en de feitelijke afmetingen konden verkleinen. De telastelegging was gebaseerd op de Verordening EG nr. 850/98 en de Regeling technische maatregelen 2000, die technische maatregelen voor de bescherming van jonge mariene organismen beoogt.

Tijdens de zitting op 24 oktober 2008 heeft de rechter de feiten en omstandigheden onderzocht. De rechter heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 juni 2007 met het vissersschip, voorzien van een visserijregistratienummer, handelingen heeft verricht die in strijd zouden zijn met de geldende visserijwetgeving. Echter, de rechter concludeerde dat de aangebrachte voorzieningen in overeenstemming waren met de bepalingen van de Verordening 3440/84, die het gebruik van dergelijke voorzieningen onder bepaalde voorwaarden toestaat.

De rechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat het bewezenverklaarde feit niet strafbaar is, omdat de verdachte handelde binnen de grenzen van de Europese regelgeving. De rechter heeft de verdachte dan ook ontslagen van alle rechtsvervolging. Dit vonnis benadrukt de noodzaak om de Europese regelgeving in acht te nemen bij de beoordeling van visserijpraktijken en de toepassing van nationale wetgeving.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/999431-07
Datum uitspraak: 7 november 2008
tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de economische politierechter in Amsterdam, in de strafzaak tegen:
[ZEEVISSERIJBEDRIJF]
Gevestigd op het adres [adres],
De economische politierechter heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 oktober 2008.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd dat
zij op of omstreeks 5 juni 2007, op de Noordzee met het Nederlandse vissersschip genaamd "[vissersschip]", voorzien van het visserijregistratienummer "[nummer]", de (boomkor)visserij heeft uitgeoefend (te weten onder andere in of nabij de geografische positie 54 10.00'noorderbreedte en 005 22.5'oosterlengte) zijnde een positie gelegen buiten de territoriale wateren van Nederland doch binnen de Nederlandse visserijzone (zoals genoemd in het Besluit van 23 november 1977 tot uitvoering van de artikelen 1, 2 en 3 van de Machtigingswet instelling visserijzone), terwijl zij daarbij één of meerdere voorzieningen aan één of meer netten had aangebracht die de mazen in enig deel van dat/die net(ten) kon(den) versperren en/of de feitelijke afmetingen daarvan kon(den) verkleinen immers;
was het bakboordskuilnet alsmede het stuurboordskuilnet voorzien van één verdeelstrop en één beschermband
zijnde de terminologie in bovenstaande tenlastelegging gebezigd in de zin van de Verordening EG nr. 850/98 van de Raad van de Europese Unie van 30 maart 1998 voor instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen ( PbeEG L 125) en de Regeling technische maatregelen 2000;
artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten
artikelen 3a, 4 en 9 van de Visserijwet 1963
artikel 3.1.a. van het Reglement zee en kustvisserij 1977
artikel 3.1.f Regeling technische maatregelen 2000
artikel 16 van de Verordening EG 850/98
2. Voorvragen
3. Bewezenverklaring
Bewezen is dat verdachte
op 5 juni 2007 op de Noordzee met het Nederlandse vissersschip genaamd "[vissersschip]", voorzien van het visserijregistratienummer "[nummer]", de boomkorvisserij heeft uitgeoefend nabij de geografische positie 54 10.00' noorderbreedte en 005 22.5' oosterlengte, zijnde een positie gelegen buiten de territoriale wateren van Nederland doch binnen de Nederlandse visserijzone zoals genoemd in het Besluit van 23 november 1977 tot uitvoering van de artikelen 1, 2 en 3 van de Machtigingswet instelling visserijzone, terwijl zij daarbij voorzieningen aan netten had aangebracht die de mazen in enig deel van dat net konden versperren en de feitelijke afmetingen daarvan konden verkleinen, immers was het bakboordskuilnet alsmede het stuurboordskuilnet voorzien van een verdeelstrop en een beschermband.
4. Het bewijs
De economische politierechter grondt zijn beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van het feit
Het bewezengeachte feit is echter niet strafbaar.
Verordening nr. 3440/84 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen inzake voorzieningen aan sleepnetten, Deense zegennetten (snurrevod) en soortgelijke netten, van 6 december 1984 (hierna de Verordening 3440/84) bepaalt in artikel 3 dat in de artikelen 4 tot en met 15 van die Verordening omschrijvingen zijn opgenomen van een aantal voorzieningen die aan een sleepnet mogen worden bevestigd en waardoor de mazen in een deel van een sleepnet kunnen worden versperd of waardoor de maaswijdte kan worden verkleind.
Artikel 9 van de Verordening 3440/84 luidt, voor zover hier van belang:
1. Een verdeelstrop is een strop van touw of staaldraad die door lussen of ringen los rond de kuil of, indien deze aanwezig is, rond de overkuil is aangebracht. [..]
Artikel 7 van de Verordening 3440/84 luidt, voor zover hier van belang:
1. Een beschermband is een kort cilindervormig stuk netwerk waarvan de omtrek even groot is als die van de kuil, of indien deze aanwezig is, de overkuil en dat rond de kuil of overkuil is aangebracht op de plaats waar de verdeelstrop is bevestigd.
2. Er mag geen beschermband worden aangebracht indien geen verdeelstrop op de kuil bevestigd is.
3. De beschermband mag niet langer zijn dan 1 meter.
4. De beschermband mag alleen aan weerzijde van de verdeelstrop van de kuil of de overkuil zijn bevestigd.
5. De mazen van de beschermband moeten ten minste even groot zijn als die van de kuil.
[..]
Uit dit samenstel van bepalingen kan niet anders worden begrepen dan dat het gebruik van een beschermband in combinatie met een verdeelstrop is toegelaten, ook als daardoor de mazen in een deel van een sleepnet kunnen worden versperd of de maaswijdte daardoor kan worden verkleind, mits aan de gestelde voorwaarden is voldaan.
Voor zover de Nederlandse wettelijke bepalingen in deze in de Verordening 3440/84 opgenomen uitzonderingen niet voorzien dienen deze bepalingen buiten toepassing te blijven.
Uit het proces-verbaal van de opsporingsambtenaren blijkt dat de door de verdachte aangebrachte voorzieningen in overeenstemming zijn met de bepalingen van Verordening 3440/84.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat dergelijke voorzieningen slechts in de pelagische visserij, waar het gaat om aanzienlijk grotere netten, worden gebruikt en dat de uitzondering niet zijn bedoeld voor de kleinschalige visserij zoals die door verdachte wordt uitgeoefend, waarbij de werkelijke noodzaak voor het gebruik van een verdeelstrop ontbreekt. Die constatering, wat daar ook van zij, doet er echter niet aan af dat de uitzonderingen in de Verordening 3440/84 algemeen zijn geformuleerd en niet zijn beperkt tot de pelagische visserij.
Voor een beperkende uitleg van de Verordening 3440/84, waarbij een volgens de tekst van de Verordening toegelaten voorziening als nog als strafbaar wordt aangemerkt is geen plaats.
Aldus is het bewezenverklaarde toegestaan en niet strafbaar.
6. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezene niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging terzake daarvan.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, economische politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. P.C.N. van Gelderen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 november 2008.