ECLI:NL:RBAMS:2008:BG5105
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Berekening van anciënniteit bij dienstjaren van rechtsvoorganger in het kader van CAO en Sociaal Plan
In deze zaak, uitgesproken door de kantonrechter op 13 november 2008, staat de vraag centraal of de dienstjaren van een werknemer bij een rechtsvoorganger meetellen voor de berekening van de anciënniteit in het kader van de CAO en het Sociaal Plan. De eiser, die in dienst is geweest bij de Raad van Arbeid en later bij de Stichting Sociaal Fonds Bouwnijverheid (SFB), heeft zijn vordering gebaseerd op een toezegging van UWV dat zijn dienstjaren bij de Raad van Arbeid zouden worden meegeteld. De kantonrechter oordeelt dat UWV deze toezegging moet nakomen, aangezien de datum van indiensttreding op verzoek van de eiser in 2002 is vastgesteld op 1 september 1978.
De eiser heeft in zijn processtukken aangevoerd dat er eerdere uitspraken zijn geweest van de geschillencommissie die bevestigen dat de jaren gewerkt bij de Raad van Arbeid als SFB-jaren moeten worden meegeteld. UWV heeft in haar verweer geprobeerd een onderscheid te maken tussen 'dienstjaren' en 'anciënniteit', maar de kantonrechter heeft dit niet kunnen volgen. De kantonrechter wijst erop dat de definities in het Sociaal Plan en het Ontslagbesluit geen onderscheid maken tussen deze begrippen.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van de eiser toegewezen en UWV veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak bevestigt dat de dienstjaren van de eiser, inclusief die bij de Raad van Arbeid, meetellen voor de anciënniteit, en dat UWV niet eenzijdig kan terugkomen op de eerder gemaakte afspraken.