ECLI:NL:RBAMS:2008:BG4494

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
935970 CV EXPL 08-6054
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk onredelijk ontslag in het onderwijs met toepassing van de kantonrechtersformule

In deze zaak gaat het om een vordering van [eiser] tegen de Stichting Bijzonder Onderwijs, waarbij [eiser] stelt dat zijn arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk is opgezegd. [eiser], geboren op 29 oktober 1957, was werkzaam als leraar bij de Stichting van 1 november 1988 tot 1 november 2007. De arbeidsovereenkomst viel onder de CAO Primair Onderwijs. De zaak kwam aan het licht na een incident op 27 januari 2005, waarbij [eiser] een glazen theepot liet sneuvelen tijdens een verhitte discussie met de directie. Dit leidde tot zijn schorsing, die later door de Commissie van Beroep werd vernietigd omdat de juiste procedure niet was gevolgd. Na een periode van bemiddeling en re-integratie, beëindigde de Stichting de arbeidsovereenkomst per 1 november 2007, met als reden 'gewichtige omstandigheden'.

[eiser] vorderde een verklaring voor recht dat de opzegging kennelijk onredelijk was en vroeg om schadevergoeding volgens de kantonrechtersformule, met een correctiefactor van C=2. De Stichting voerde verweer en stelde dat [eiser] zelf verantwoordelijk was voor het ontslag door zijn gedrag en dat er geen grond was voor een schadevergoeding. De kantonrechter oordeelde dat de opzegging gerechtvaardigd was, maar dat de Stichting niet als goed werkgever had gehandeld, vooral gezien de schorsing na het incident met de theepot. De rechter concludeerde dat de schadevergoeding volgens de kantonrechtersformule met een correctiefactor van C=1 moest worden vastgesteld, wat resulteerde in een bedrag van € 86.000,- bruto. Echter, rekening houdend met de voorzieningen van het BBWO, werd de uiteindelijke schadevergoeding verlaagd naar € 50.000,- bruto. De Stichting werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 935970 CV EXPL 08-6054
Vonnis van: 25 september 2008
481
Vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen [eiser]
gemachtigde: mr. R.G.J. van Ommeren
t e g e n
STICHTING BIJZONDERWIJS
gevestigd te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen de Stichting
gemachtigde: mr. J.W. Janse-Velema
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 21 februari 2008 inhoudende de vordering van [eiser] met producties
- de conclusie van antwoord van de Stichting met producties
Ingevolge tussenvonnis van 24 april 2008 zijn vervolgens nog ingediend:
- de conclusie van repliek van [eiser] met producties
- de conclusie van dupliek van de Stichting met producties
- de akte waarin [eiser] heeft gereageerd op die laatste producties.
Daarna is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. De feiten:
1.1. [eiser], geboren op 29 oktober 1957, is bij (de rechtsvoorganger van) de Stichting in dienst geweest, in de functie van leraar, vanaf 1 november 1988 tot 1 november 2007. Hij werkte als zodanig op de [b[basisschool] te [vestigingsplaats], een van de scholen die de Stichting exploiteert.
1.2. op de arbeidsovereenkomst is van toepassing de CAO Primair Onderwijs (verder: de CAO).
1.3. het laatstverdiende salaris bedroeg € 3132,- bruto per maand, te vermeerderen met 8 % vakantietoeslag en 6,3 % eindejaarstoeslag.
1.4. op 27 januari 2005 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser] en de directie en een personeelsfunctionaris van de Stichting. Tijdens dit gesprek liepen de gemoederen hoog op en heeft [eiser] een glazen theepot doen sneuvelen.
1.5. bij brief van 28 januari 2005 heeft de Stichting [eiser] op grond van voorval met de theepot geschorst. de Stichting spreekt in de brief van “totaal onverwacht excessief gewelddadig gedrag”.
1.6. [eiser] heeft zich op 28 januari 2005 ziek gemeld; kort daarna stelt de bedrijfsarts vast dat er sprake is van een arbeidsconflict.
1.7. tegen het onder 1.5 genoemde besluit heeft [eiser] beroep ingesteld bij de Commissie van Beroep voor het Protestants Christelijk Basis-, Speciaal en Voortgezet Speciaal Onderwijs (verder: de Commissie).
1.8. de Commissie heeft in haar beslissing, verzonden op 27 juni 2005 het schorsingsbesluit vernietigd, kort gezegd overwegende dat er sprake was van een (verkapte) disciplinaire maatregel en dat de daarvoor geldende procedure door de Stichting niet was gevolgd. Of de maatregel in verhouding was met hetgeen is voorgevallen heeft de Commissie niet beoordeeld.
1.9. eind 2006/begin 2007 hebben partijen geprobeerd het geschil middels bemiddeling op te lossen. Dat is niet gelukt.
1.10. in het kader van zijn re-integratie heeft [eiser] werkzaamheden verricht op andere scholen van de Stichting.
1.11. bij brief van 21 maart 2007 heeft de Stichting voorgesteld overleg te voeren over hervatting van de werkzaamheden binnen de Stichting, met uitzondering van [basisschool]. Als dat overleg niet zou slagen wilde de Stichting praten over beëindiging van het dienstverband in overleg.
1.12. het gespreksverslag van 9 mei 2005, ondertekend door partijen, vermeldt onder meer :
“De werkgever constateert dat er geen vertrouwen is bij de [eiser] in samenwerking op een andere school binnen de Stichting, zo wordt na de schorsing van het gesprek aangegeven. Dit kan niet anders betekenen dan dat partijen uit elkaar zullen gaan. Namens de [eiser] wordt dit bevestigd.”
1.13. partijen hebben met elkaar onderhandeld over de hoogte van een beëindigingvergoeding, maar zijn het daarover niet eens geworden.
1.14. bij brief van 13 juli 2007 heeft de Stichting de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 1 november 2007, op grond van “gewichtige omstandigheden, die redelijkerwijs geacht moeten worden, met het oog op de belangen van de instelling en het onderwijs, de mogelijkheid van voortzetting van de arbeidsovereenkomst uit te sluiten”(artikel 3.8 lid 7 CAO).
VORDERING EN VERWEER
2. [eiser] vordert te verklaren voor recht dat de Stichting de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk heeft opgezegd en daarnaast betaling van een schadevergoeding ter hoogte van de kantonrechtersformule, met toepassing van correctiefactor C=2.
3. [eiser] stelt – kort gezegd – dat er geen grond was voor het gegeven ontslag. Hij is door de Stichting schandalig behandeld; men heeft niet naar hem willen luisteren. Bovendien zijn de gevolgen van het ontslag voor hem onevenredig, gelet op zijn leeftijd en zijn uitermate geringe kansen op de arbeidsmarkt.
4. De Stichting voert allereerst een aantal formele verweren, die bij de beoordeling aan de orde zullen komen.
5. de Stichting voert ook inhoudelijk verweer tegen de vordering. Zij voert daartoe aan dat [eiser] het ontslag aan zichzelf heeft te wijten. Hij bezocht met regelmaat de huisarts en het laboratorium onder werktijd, en kwam vaker dan eens te laat op het werk. Daarop heeft de Stichting hem moeten aanspreken. Op zijn beurt raakte [eiser] hierover geïrriteerd, en die irritaties heeft hij laten uitgroeien tot een heftig conflict. [eiser] heeft daarbij de Stichting van van alles en nog wat beschuldigd. Het incident met de theepot was erg ingrijpend.
6. Voor een vergoeding is geen grond. Een eventuele vergoeding moet gematigd worden, omdat [eiser] (mede) op grond van het BBWO aanspraak kan maken op een werkloosheidsuitkering ter hoogte van 70 % van het loon, tot zijn 63e jaar. De bovenwettelijke uitkering bedraagt in totaal € 250.000,- bruto.
BEOORDELING
7. De formele verweren van de Stichting worden verworpen. De dagvaarding voldoet aan alle daaraan te stellen eisen en is dan ook niet nietig.
8. Op zich terecht voert de Stichting aan dat de arbeidsovereenkomst niet is ontbonden, zoals [eiser] heeft gesteld. Voldoende duidelijk is echter dat [eiser] de onderhavige vordering instelt tegen de opzegging van de arbeidsovereenkomst bij brief van de Stichting van 13 juli 2007.
9. Inhoudelijk moet allereerst beoordeeld worden of opzegging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd was. Immers kan een opzegging kennelijk onredelijk zijn, wanneer een deugdelijke grond ontbreekt, of wanneer er sprake is van opzegging zonder opgave van redenen of van een voorgewende of valse reden.
10. Geoordeeld wordt dat er goede grond was om het dienstverband op te zeggen. De gewichtige reden was er immers in gelegen dat vast was komen te staan dat over en weer het vertrouwen voor een verder vruchtbare samenwerking was komen te ontbreken.
11. Vervolgens is de vraag aan de orde of de gevolgen van het ontslag voor [eiser] onevenredig zijn. Daarbij dienen alle omstandigheden in aanmerking te worden genomen. Met name zal beoordeeld worden in hoeverre de Stichting en [eiser] zich ten opzichte van elkaar als goed werkgever en goed werknemer hebben gedragen.
12. Uit de door partijen ingediende conclusies en producties (79 in totaal!) ontstaat het beeld van een met ingang van eind 2004 steeds stroever verlopende verhouding tussen [eiser] en de directie van [basisschool]. Aan wie van partijen op dat punt (in overwegende mate) verwijten te maken zijn, is niet duidelijk geworden.
13. Wel is de kantonrechter van oordeel dat de Stichting ten aanzien van het incident met de theepot niet als goed werkgever heeft gehandeld. Dat zij de procedure die geldt bij een disciplinaire sanctie niet heeft gevolgd, is al door de Commissie vastgesteld. Als gekeken wordt naar hetgeen ter zake het voorval is komen vast te staan - [eiser] heeft de glazen theepot hard op de tafel gezet, waarbij deze is stuk gegaan - kan de kantonrechter zich niet aan de indruk onttrekken dat reactie van de Stichting daarop niet evenredig is geweest. Niemand is gewond geraakt en het lijkt wat overtrokken om te concluderen tot een bedreigende situatie voor personeel en leerlingen van de school. De genomen maatregel van schorsing was daarom een te zwaar middel.
14. Het argument van de Stichting, dat zij heeft ingezien dat zij met de schorsing te zwaar had ingezet en het besluit weer heeft ingetrokken, overtuigt niet. Immers heeft de Stichting in de opzeggingsbrief (zie onder 1.14) gehandhaafd dat het incident met de theepot verdere samenwerking tussen [eiser] en de directie van [basisschool] onmogelijk heeft gemaakt.
15. Op zich is daarom goed te begrijpen dat [eiser] zijn werk weer bij [basisschool] wilde hervatten. Daarbij kon [eiser] echter niet van de Stichting verwachten dat niet hij, maar de directie van [basisschool], zou worden overgeplaatst naar een andere tot de Stichting behorende school. Door dit te verlangen, en niet mee te werken aan duurzame hervatting op een van de andere scholen, heeft [eiser] bijgedragen aan de instandhouding van het conflict.
16. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen is de kantonrechter van oordeel dat in beginsel een schadevergoeding moet worden toegekend volgens de kantonrechtersformule met correctiefactor C=1. Dit zou neerkomen op en bedrag van € 86.000,- bruto. Daarbij is ook rekening gehouden met de leeftijd van [eiser], zijn moeilijke positie op de arbeidsmarkt en het gegeven dat [eiser] in elk geval gedurende 16 jaar naar behoren heeft gefunctioneerd.
17. Een aftrek vanwege de opzegtermijn behoeft niet te worden toegepast. Weliswaar heeft de Stichting het loon doorbetaald tijdens de opzegtermijn, doch deze doorbetaling heeft niet langer geduurd dan het moment waarop de arbeidsovereenkomst zou zijn ontbonden, er veronderstellenderwijs van uitgaande dat de Stichting op 13 juli 2007 een ontbindingsverzoek zou hebben ingediend.
18. Terecht heeft de Stichting erop gewezen dat de voorziening ingevolge het BBWO een matigende invloed op de schadevergoeding moet hebben. Deze voorziening heeft immers tot gevolg dat [eiser] bij werkloosheid aanspraak kan maken op 70 % van zijn laatstverdiende loon tot zijn 63e jaar. Daarmee is de duur van de voorziening aanmerkelijk langer dan de wettelijke voorziening (de Werkloosheidswet) en dat biedt [eiser] meer (sociale) zekerheid. Dat wordt niet anders in het geval [eiser] thans (nog) niet een dergelijke uitkering ontvangt, maar -naar hij heeft gesteld- is aangewezen op een uitkering ingevolge de Ziektewet.
19. Daarom zal aan [eiser] een lagere vergoeding dan onder 16 genoemd worden toegekend.
20. De schadevergoeding wordt bepaald op € 50.000,- bruto.
21. Bij deze uitkomst van de procedure wordt de Stichting veroordeeld in de proceskosten.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. verklaart voor recht dat de Stichting de arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk heeft opgezegd;
II. veroordeelt de Stichting tot betaling aan [eiser] van € 50.000,- bruto;
III. veroordeelt de Stichting in de proceskosten, die door [eiser] zijn gemaakt en die tot op heden begroot worden op:
-griffierecht: € 107,00
-kosten dagvaarding: € 85,44
-salaris gemachtigde: € 1.200,00
--------------
totaal: € 1.392,44
inclusief eventueel verschuldigde BTW;
IV. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst het meer gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. T.M.A. van Löben Sels, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 september 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter