ECLI:NL:RBAMS:2008:BG4476
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- F.G. Bauduin
- G.H. Marcus
- J.L. de Vries
- Rechtspraak.nl
Schending van het verschoningsrecht en niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in strafvervolging
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 17 november 2008, is de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de strafvervolging van de verdachte aan de orde. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een samenwerkingsverband bestaat tussen verschillende openbare organen, waaronder de gemeente, politie, en het Openbaar Ministerie, gericht op de integrale aanpak van overlast en illegale praktijken van huiseigenaren, bekend als het Alijda-project. De rechtbank concludeert dat er geen wettelijke basis is voor de methoden die binnen dit project zijn gebruikt, en dat er sprake is van een grootschalige schending van het verschoningsrecht. Dit heeft geleid tot een aantasting van het vertrouwen in de rechtstatelijkheid van opsporing en vervolging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de schending van het verschoningsrecht zo ernstig is dat deze niet kan worden hersteld door andere maatregelen. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van de feiten die zijn vastgesteld tijdens de zittingen op 15 januari en 10 november 2008, waarbij de verdediging heeft betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege de onrechtmatige bewijsvergaring en de schending van het strafvorderlijk legaliteitsbeginsel. De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging en het Openbaar Ministerie zorgvuldig afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de schending van het verschoningsrecht een sanctie vereist die verder gaat dan een eenvoudige berisping.
De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de strafvervolging van de verdachte en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van strikte naleving van de wettelijke bepalingen omtrent het verschoningsrecht en de bescherming van vertrouwelijke communicatie tussen geheimhouders en hun cliënten.