ECLI:NL:RBAMS:2008:BG4454
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- F.G. Bauduin
- G.H. Marcus
- J.L. de Vries
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging wegens schending van het verschoningsrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 november 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, waarbij de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (OM) ter discussie stond. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een samenwerkingsverband bestaat tussen verschillende openbare organen, waaronder de gemeente, politie, en het OM, gericht op de integrale aanpak van overlast en illegale praktijken van huiseigenaren, bekend als het Alijda-project. De verdediging voerde aan dat het OM niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat een groot deel van het belastende bewijs afkomstig was uit dit project, dat volgens hen geen wettelijke basis had voor opsporingshandelingen.
De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een grootschalige en systematische inbreuk op het verschoningsrecht, wat het vertrouwen in de rechtstatelijkheid van opsporing en vervolging aantastte. De rechtbank concludeerde dat, gezien de ernst van de schendingen, er met geen andere maatregel kon worden volstaan dan de niet-ontvankelijkheid van het OM in de vervolging van de verdachte. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van strikte naleving van de wettelijke bepalingen omtrent het verschoningsrecht, en de sancties die volgen bij overtredingen daarvan.
De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de strafvervolging van de verdachte en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de inbreuken op het verschoningsrecht onderstreepten en het belang van de bescherming van vertrouwelijke communicatie benadrukten.