ECLI:NL:RBAMS:2008:BG3838

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-409120-06
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewoontewitwassen en valsheid in geschrift met betrekking tot loonstrookjes

Op 3 november 2008 deed de Rechtbank Amsterdam uitspraak in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen van gewoontewitwassen en valsheid in geschrift. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van de terechtzittingen op 28 juni 2007, 13 oktober 2008 en 20 oktober 2008. De verdachte werd verweten dat zij samen met medeverdachte [medeverdachte 1] een gewoonte had gemaakt van het plegen van witwassen, waarbij zij onder andere een geldbedrag van € 1.090,-, een Volkswagen Touareg, een Jeep Cherokee en een Vertu telefoon voorhanden had. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat zij zich schuldig had gemaakt aan valsheid in geschrift, en sprak haar daarvan vrij. Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan gewoontewitwassen. De rechtbank overwoog dat de verdachte op de hoogte moest zijn geweest van de illegale herkomst van de goederen en het geld, gezien de omstandigheden waaronder deze aan haar ter beschikking waren gesteld. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 160 uren. De rechtbank motiveerde de straffen aan de hand van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren. De rechtbank benadrukte dat de verdachte zich actief had begeven op het terrein van het witwassen door geen navraag te doen naar de herkomst van de gelden die zij ontving van haar medeverdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/409120-06
PROMIS
Datum uitspraak: 3 november 2008
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres 1].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 28 juni 2007, 13 oktober 2008 en 20 oktober 2008.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd dat
1.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 24 mei 2006 te Kudelstaart en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van witwassen, immers heeft/hebben zij, verdachte en/of haar mededader(s) (onder meer):
- een of meer geldbedragen, in elk geval op of omstreeks 6 maart 2006 een geldbedrag van (ongeveer) 1090 EURO; en/of
- een of meer voertuigen, te weten onder meer een Volkswagen Touareg, voorzien van kenteken [nummer 1] en/of een Jeep Cherokkee, voorzien van kenteken [nummer 2]; en/of
- een of meer telefoons, te weten onder meer een Vertu telefoon (Pink edition) (ter waarde van 4500 EURO),
voorhanden gehad, zulks terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), dat/die geldbedrag(en) en/of goederen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
artikel 420ter/420bis juncto 47 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 24 mei 2006, te Kudelstaart en/of te Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (onder meer);
- een of meer geldbedragen, in elk geval een geldbedrag van (ongeveer) 1090 EURO; en/of
- een of meer voertuigen, te weten onder meer een Volkswagen Touareg, voorzien van kenteken [nummer 1] en/of een Jeep Cherokkee, voorzien van kenteken [nummer 2]; en/of
- een of meer telefoons, te weten onder meer een Vertu telefoon (Pink edition) (ter waarde van 4500 EURO),
voorhanden heeft gehad, terwijl zij en/of haar mededader(s) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven geldbedragen en/of goederen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
artikel 420quater Wetboek van Strafrecht
2.
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 1 mei 2006 te Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een of meer loonstrookjes van 2@ Internet Services B.V., te weten onder meer een loonstrookje van 2@ Internet Services B.V. van december 2005 (zaak B, bijlage 13), zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot
bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben zij, verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) in strijd met de waarheid (onder meer) voornoemd(e) loonstrookje(s) opgemaakt, terwijl in werkelijkheid geen sprake was van een arbeidsverhouding tussen 2@ Internet Services B.V. en verdachte, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
artikel 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2. Voorvragen
3. Waardering van het bewijs
3.1. Vrijspraak
De rechtbank acht, in tegenstelling tot de officier van justitie, het onder 2 telastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
Verdachte heeft ontkend dit feit te hebben gepleegd en heeft verklaard dat zij pas achteraf van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft vernomen dat loonstrookjes van 2@Internet Services BV waren opgemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier geen bewijsmiddelen waaruit het tegendeel blijkt. De rechtbank acht het aan verdachte verweten medeplegen van valsheid in geschrift dan ook niet wettig en overtuigend bewezen.
3.2. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 1 januari 2003 tot en met 24 mei 2006 in Nederland tezamen en in vereniging met een ander een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van witwassen, immers heeft zij, verdachte, en haar mededader
- geldbedragen en
- voertuigen, te weten een Volkswagen Touareg en een Jeep Cherokee, voorzien van kenteken [nummer 2] en
- een Vertu telefoon (Pink edition)
voorhanden gehad, zulks terwijl zij, verdachte en haar mededader wisten dat die geldbedragen en goederen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in haar verdediging geschaad.
4. Het bewijs
Voor zover ten aanzien van de bewijsmiddelen in een voetnoot wordt verwezen naar de rubrieken, worden voor het bewijs de zich in de rubrieken bevindende ambtsedig opgemaakte processen-verbaal en geschriften gebruikt.
A. Het standpunt van het Openbaar Ministerie.
Bij zijn requisitoir heeft de officier van justitie onder meer het medeplegen van gewoontewitwassen door het voorhanden hebben van een geldbedrag van € 1.090,-, een Volkswagen Touareg, een Jeep Cherokee en een Vertu telefoon wettig en overtuigend bewezen geacht. Naar het oordeel van de officier van justitie was sprake van voorwaardelijke opzet bij verdachte, waarbij zij het risico dat de goederen en het geldbedrag afkomstig waren uit enig misdrijf bewust heeft genomen en waarvan zij ten volle heeft geprofiteerd. Als bewijs hiervoor baseert de officier van justitie zich onder meer op het feit dat het ging om grote bedragen die in contanten betaald werden.
B. Het standpunt van de verdachte en haar verdediging.
De raadsvrouwe van verdachte heeft betoogd dat verdachte vrijgesproken moet worden van het eerste primaire en subsidiaire telastegelegde feit nu er geen bewijs voorhanden is dat verdachte heeft geweten dat de goederen en het geldbedrag afkomstig waren uit enig misdrijf. Er hebben zich ook geen omstandigheden voorgedaan waaruit zou kunnen worden geconcludeerd dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte deze wetenschap wel had. Ten aanzien van het tweede telastegelegde feit heeft de raadsvrouwe eveneens tot vrijspraak geconcludeerd, aangezien verdachte in eerste instantie niets wist van de loonstrookjes en daarover pas achteraf vernam.
C. De redengevende feiten en omstandigheden en de beoordeling van de standpunten
1. Op grond van de in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen kan het volgende als vaststaand worden aangenomen.
Op 6 maart 2006 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte, gelegen aan de [adres 1] te Kudelstaart. Blijkens het proces-verbaal van deze doorzoeking zijn onder meer aangetroffen en in beslag genomen: contant geld van in totaal € 1.090,- in de portemonnee van verdachte, blaadje(s) met betrekking tot een voertuig met het kenteken [nummer 2] en voor de deur van de woning een personenauto van het merk Volkswagen, type Touareg, voorzien van het kenteken [nummer 3].
Ter zitting van 28 juni 2007 heeft verdachte verklaard dat zij tot eind december 2005 een relatie heeft gehad met verdachte en dat zij tijdens deze relatie huisvrouw was en geld kreeg van medeverdachte [medeverdachte 1].
Ten aanzien van het in beslag genomen bedrag van € 1.090,- heeft verdachte ter zitting verklaard, dat zij geld van medeverdachte [medeverdachte 1] kreeg als zij daarom vroeg en dat zij al het geld dat zij van medeverdachte [medeverdachte 1] kreeg niet opmaakte, als gevolg waarvan het bedrag in haar portemonnee kon oplopen.
Voorts heeft verdachte verklaard dat zij een Volkswagen Touareg in haar bezit had, dat deze auto van een lease-maatschappij was en dat medeverdachte [medeverdachte 1] de lease en de benzine voor de auto betaalde. De verklaring van verdachte wordt ondersteund door hetgeen [persoon 1] heeft verklaard, namelijk: “Voorts heb ik ook nog een Volkswagen Touareg aan [verdachte] verhuurd. Ik heb deze Volkswagen Touareg aan [medeverdachte 1] verhuurd en deze was bestemd voor zijn vriendin [verdachte]. [medeverdachte 1] betaalde maandelijks de huur voor deze auto. [medeverdachte 1] betaalde deze auto altijd contant bij mij op kantoor.” [persoon 1] heeft een autoverhuurcontract van Smart Vastgoed BV met als bijlagen een aantal facturen aan de politie overhandigd ten aanzien van een Volkswagen Touareg met kenteken [nummer 3], welke overeenkomst [bedrijf 1] als huurder vermeldt . Tevens staat op de overeenkomst vermeld dat de overeenkomst ingaat op 14 juni 2005 en eindigt op 14 juni 2006. Op de in bijlage van de overeenkomst gevoegde facturen staat een huurbedrag van € 1.175,- exclusief BTW per maand vermeld.
Naar aanleiding van de in de woning van verdachte gevonden documentatie met betrekking tot een voertuig met kenteken [nummer 2], zijnde een Jeep Cherokee, heeft verdachte aan de politie verklaard, dat zij deze auto van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gekregen.
Ten aanzien van de Jeep Cherokee heeft mevrouw [moeder verdachte] (moeder van
verdachte) verklaard: “[verdachte] mocht van [medeverdachte 1] een auto kopen, [verdachte] kocht toen een Jeep
Cherokee. [verdachte] vroeg vervolgens aan mij of deze auto op mijn naam mocht staan. [verdachte] of
[medeverdachte 1] konden kennelijk niet verantwoorden dat zo’n auto op hun naam zou komen te staan”. [moeder verdachte] is een koopcontract van de Jeep Cherokee getoond en zij heeft daarover verklaard, dat zij dit contract nooit heeft gezien en dat zij deze overeenkomst niet heeft getekend. Voorts heeft [moeder verdachte] verklaard dat verdachte voor de Jeep Cherokee een BMW heeft gehad en dat verdachte haar eveneens heeft gevraagd deze BMW op haar naam te zetten en dat zij dit ook heeft gedaan. Verdachte heeft ter zitting van 28 juni 2007 verklaard, dat zij voor de Volkswagen Touareg een Jeep Cherokee had die ook door medeverdachte [medeverdachte 1] was betaald. Voorts heeft verdachte verklaard dat het klopt dat deze auto op naam van haar moeder stond en dat zij niet meer weet waarom dat zo is gegaan. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat zij de Jeep Cherokee samen met haar moeder op haar moeders naam heeft gezet .
Ten aanzien van de Vertu telefoon, die op 13 juli 2006 in beslag is genomen, heeft verdachte ter terechtzitting van 28 juni 2007 verklaard dat zij deze van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gekregen.
Uit het dossier blijkt voorts dat tijdens doorzoeking van de in beslag genomen personenauto van het merk BMW met kenteken [nummer 4] (welke auto medeverdachte [medeverdachte 1] in gebruik had) onder meer een salarisspecificatie van 2@ Internet Services BV ten name van verdachte werd aangetroffen, alsmede een overschrijvingskaart van Smart Vastgoed BV ten name van verdachte ten bedrage van € 9.580,60. [persoon 1] heeft in dit verband verklaard, dat medeverdachte [medeverdachte 1] in december 2005 naar hem toe kwam en vroeg of [persoon 1] als zijnde Smart Vastgoed BV ongeveer € 10.000,- aan verdachte wilde betalen. [persoon 1] heeft voorts verklaard dat hij op verzoek van medeverdachte [medeverdachte 1] een overschrijvingskaart heeft ingevuld met een bedrag van € 9.580,60, welk bedrag op naam van verdachte moest worden gestort onder vermelding van salaris 2005. [persoon 1] heeft het geld van het stortingsbewijs nooit gestort, aldus [persoon 1]. [persoon 1] heeft ook verklaard, dat hij ACA verzocht heeft drie of vier salarisstroken uit te draaien op naam van Internet Services ten name van verdachte. Ter terechtzitting van 28 juni 2007 heeft verdachte verklaard dat zij in eerste instantie niets afwist van de loonstrookjes en dat zij pas achteraf van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft vernomen dat sprake was een fictief dienstverband.
Ten aanzien van de inkomsten van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verdachte verklaard, dat zij wist dat hij een garage- en takelbedrijf had. Voorts heeft verdachte verklaard: “Het is juist dat [medeverdachte 1] altijd contant geld bij zich had. Ik heb er nooit vraagtekens bij geplaatst. Hij betaalde altijd voor alles.”
2. Uit het voorgaande kan het volgende worden geconcludeerd.
Vast staat dat verdachte geldbedragen, twee (zeer) dure auto’s, namelijk een Volkswagen Touareg en daarvoor een Jeep Cherokee, en een zeer dure Vertu telefoon voorhanden heeft gehad en dat medeverdachte [medeverdachte 1] haar genoemd geldbedragen in contanten heeft verstrekt en medeverdachte [medeverdachte 1] voorts genoemde goederen (veelal in contanten) heeft gefinancierd. Voorts staat vast dat de Jeep Cherokee en de BMW die verdachte daarvoor in haar bezit heeft gehad op andermans naam zijn gezet. Uit de door [moeder verdachte] in dit verband afgelegde verklaring - in combinatie met de verklaring van verdachte - volgt dat verdachte hieraan heeft meegewerkt. Deze constructie had ten doel om te verhullen dat de auto’s aan verdachte en/of medeverdachte [medeverdachte 1] in eigendom toebehoorden. Niet alleen volgt daaruit dat het geld waarmee de kostbare auto’s en de dure telefoon zijn betaald en het geld dat aan verdachte is gegeven, tenminste ten dele van misdrijf afkomstig moet zijn geweest, maar ook dat verdachte dit moet hebben begrepen. Verdachte moet immers hebben geweten – nu niets er op wees dat [medeverdachte 1] een bonafide ondernemer was en er ook geen voor haar kenbare aanwijzingen bestonden dat het geld waarover hij kon beschikken afkomstig was van volkomen, althans gedeeltelijk legale zakelijke activiteiten – dat de hiervoor in dit vonnis aangeduide constructies alleen dienden om de illegale herkomst van het geld te verhullen met het doel om de gelden uiteindelijk een legaal aanzien te geven. Verdachte moet op zijn minst hebben gedacht dat het hier om voor de fiscus verzwegen gelden inkomsten ging. Als dat al niet zo was, dan moet haar voorwaardelijk opzet worden verweten, gelet op haar verklaring dat zij nooit vraagtekens heeft geplaatst bij het feit dat [medeverdachte 1] altijd over veel contant geld beschikte en alles betaalde. Door zich onder genoemde omstandigheden niet te bekommeren om de herkomst van het geld, terwijl er wel concrete omstandigheden waren die een nader onderzoek door verdachte vergden en waarbij zij wel ten volle heeft geprofiteerd van het geld, heeft verdachte in elk geval willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het geld waarmee haar auto’s en telefoon werd betaald en dat zij van [medeverdachte 1] kreeg, afkomstig was uit enig misdrijf.
5. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten, telastegelegd onder 1 en 2, zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden met een proeftijd van 2 (twee) jaren en een werkstraf voor de duur van 180 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen.
De raadsvrouw van verdachte heeft allereerst geconcludeerd tot vrijspraak voor de feiten 1 en 2. Subsidiair stelt zij dat op grond van de inmiddels verstreken termijn en de late ontvangst van processtukken langs de weg van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering de eventueel op te leggen straf dient te worden verminderd.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden met een proeftijd van 2 (twee) jaren en een werkstraf voor de duur van 160 uren, in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dat is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze van de op te leggen sancties in het bijzonder ten nadele van verdachte het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft gedurende langere tijd geprofiteerd van gelden en goederen die haar door haar mededader ter beschikking werden gesteld, zonder zich ook maar in eniger mate de vraag te stellen op welke wijze haar mededader in het bezit kwam van de middelen om al de uitgaven te bekostigen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan verdachte het verwijt worden gemaakt dat zij klakkeloos de goederen (waaronder naar verhouding dure auto’s, een zeer dure telefoon) en schijnbaar onbeperkte hoeveelheden contant geld – die zij zonder naar de herkomst te vragen - ten behoeve van haar zelf heeft ontvangen en gebruikt. Het had op de weg van verdachte gelegen, die met haar mededader een relatie onderhield, navraag te doen naar de herkomst van de gelden. Door dit na te laten heeft verdachte zich actief bewogen op het terrein van het witwassen.
De rechtbank zal de eis van de officier van justitie volgen met dien verstande dat zij – nu verdachte van het onder 2 telastegelegde zal worden vrijgesproken – de op te leggen werkstraf als na te melden zal matigen. Voor een strafvermindering op gronden als door de verdediging aangevoerd is geen plaats nu geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn en evenmin het beweerdelijk laat ontvangen van processtukken een reden is voor strafvermindering.
De aan verdachte op te leggen voorwaardelijke straf heeft – behalve om de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen – in het bijzonder nog als strafdoel verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom aan strafbare gedragingen schuldig te maken.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart het onder 2 telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van gewoontewitwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Beveelt dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 160 uren. Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 80 dagen.
Beveelt dat verdachte de aanwijzingen en opdrachten opvolgt die haar in het kader van de tenuitvoerlegging van de taakstraf door of namens de reclassering worden gegeven.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.G. Bauduin, voorzitter,
mrs. D.J. Cohen Tervaert en C. Kraak, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.L. Hetterschijt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 november 2008.