ECLI:NL:RBAMS:2008:BG3633

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/5120 WWB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens schending van de inlichtingenplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 oktober 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die sinds 23 augustus 2001 een bijstandsuitkering ontving, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De rechtbank behandelt de intrekking van de bijstandsuitkering van eiseres over de periode van 24 december 2001 tot en met 31 oktober 2006, na een onderzoek door verweerder naar de leefomstandigheden van eiseres. Verweerder concludeerde dat eiseres onjuiste informatie had verstrekt en vermogen had verzwegen, wat leidde tot de herziening van de bijstandsverlening en de terugvordering van teveel verstrekte bijstand.

De rechtbank oordeelt dat verweerder bevoegd was om de bijstand te herzien en terug te vorderen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Eiseres had niet betwist dat zij haar inlichtingenplicht had geschonden, maar kwam enkel op tegen het terugvorderingsbesluit. De rechtbank stelt vast dat het teruggevorderde bedrag van € 26.218,50 correct is vastgesteld, waarbij verweerder het bruto inkomen van eiseres als basis heeft genomen. Eiseres had geen belasting betaald over dit inkomen, en verweerder was niet gebleken van bijzondere omstandigheden om van terugvordering af te zien.

De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiseres niet leiden tot een aantasting van het bestreden besluit. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en de rechtbank wijst erop dat eiseres gedurende zes weken na de uitspraak hoger beroep kan instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.

Uitspraak

Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht Algemeen
enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
in het geding met reg.nr. AWB 07/5120 WWB
van:
[eiseres], wonende te [woonplaats],
eiseres,
vertegenwoordigd door mr. U.J. van der Veldt,
tegen:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
vertegenwoordigd door A.C van Helvoort
1. PROCESVERLOOP
1.1 De rechtbank heeft op 31 december 2007 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 22 november 2007 (hierna: het bestreden besluit).
1.2 Het onderzoek is gesloten ter zitting van 15 juli 2008.
2. OVERWEGINGEN
Achtergrond
2.1.1 Eiseres ontving met ingang van 23 augustus 2001 een bijstandsuitkering. Op 1 november 2006 heeft verweerder een onderzoek ingesteld naar de leefomstandigheden van eiseres, nadat verweerder vermoedde dat eiseres over een tot dan toe onbekend vermogen beschikte.
2.1.2 Bij besluit van 9 november 2006 heeft verweerder de bijstand van eiseres ingetrokken per 1 november 2006. Volgens verweerder heeft eiseres niet meegewerkt aan het onderzoek naar haar woonsituatie tijdens een huisbezoek op 2 november 2006. Tevens heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres beschikte over een vermogen boven de vrij te laten vermogensgrens.
2.1.3 In het kader van het onderzoek heeft verweerder eiseres gehoord op 12 april 2007 en 21 mei 2007.
2.1.4 Bij primair besluit van 3 augustus 2007 heeft verweerder de bijstand van eiseres van
24 december 2001 tot en met 31 oktober 2006 ingetrokken (lees: herzien), omdat eiseres door het verschaffen van onjuiste informatie niet voldaan heeft aan de inlichtingenplicht. Volgens verweerder heeft eiseres verzuimd aan verweerder te melden dat zij van 2002 tot en met 2006 inkomen had uit haar werkzaamheden als alfahulp bij de thuiszorg in Amsterdam. Daarnaast heeft eiseres vermogen verzwegen, aldus verweerder. Verweerder heeft de teveel verstrekte bijstand over die periode teruggevorderd. Eiseres heeft op 28 augustus 2007 tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
2.1.5 Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
Standpunten
2.2.1 Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres haar inkomen niet heeft gemeld. Daarbij wijst verweerder erop dat eiseres geen inkomen heeft opgegeven op haar maandelijkse inkomenverklaringen. Verweerder heeft overwogen dat terecht op basis van het bruto inkomen is teruggevorderd omdat eiseres over het inkomen, dat bestond uit bruto vergoedingen, geen belasting betaald heeft. Eiseres heeft daarnaast niet aangetoond dat het vermogen in kwestie aan een ander toebehoorde, aldus verweerder. Verweerder is er daarom vanuit gaan dat zij kon beschikken over de gelden op haar rekening. Het is verweerder niet gebleken van bijzondere omstandigheden om van terugvordering af te zien. Het feit dat de uitkering is ingetrokken is volgens verweerder geen dringende reden om van de terugvordering af te zien.
2.2.2 Volgens eiseres had verweerder bij het bepalen van het terug te betalen bedrag wel rekening moeten houden met het feit dat eiseres bruto vergoedingen heeft ontvangen. Dat eiseres nog geen aangifte heeft gedaan bij de Belastingdienst doet niets af aan de verplichting tot het betalen van belasting en premies. Verweerder had, aldus eiseres, het benadelingsbedrag netto moeten vaststellen. Daarnaast stelt eiseres zich op het standpunt dat zij vanaf 11 september 2006 niet meer beschikte over het vermogen op de rekening met nummer 44.10.45.391.
Juridisch kader
2.3.1 Met ingang van 1 januari 2004 is de WWB in werking getreden en is de Algemene bijstandswet (Abw) ingetrokken. Vanaf 1 januari 2004 ontleent verweerder aan de WWB zijn bevoegdheid om tot intrekking van het recht op bijstand en terugvordering van de gemaakte kosten van bijstand over te gaan. De rechten en verplichtingen van een belanghebbende dienen in beginsel te worden beoordeeld naar de wetgeving zoals die van kracht was op de datum of gedurende het tijdvak waarop die rechten en verplichtingen betrekking hebben.
2.3.2 Verweerder kan op grond van de WWB een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting heeft geleid tot het ten onrechte verlenen van bijstand (artikel 54 WWB). Verweerder kan de bijstand in dat geval terugvorderen (artikel 58 WWB).
De inlichtingenplicht houdt in dat de belanghebbende onverwijld mededeling doet van alle feiten en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand.
2.3.3 Verder rekent de wet tot de middelen alle vermogen- en inkomstenbestanddelen waarover de alleenstaande of het gezin beschikte of redelijkerwijs kon beschikken. De middelen worden in aanmerking genomen tot het bedrag dat resteert na aftrek van de daarover door de belanghebbende verschuldigde loonbelasting of inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen, werknemersverzekeringen of een daarmee overeenkomende premie (artikel 31 WWB).
2.3.4 Volgens het beleid van verweerder, vastgelegd in de Beleidsregels WWB artikel 6.1 lid 1, vordert verweerder de kosten van bijstand boven een bedrag van € 115,- terug in de gevallen die in de artikelen 58 en 59 van de WWB zijn aangegeven, voor zover zich daar geen andere wettelijke regeling tegen verzet. Volgens lid 5 kan van terugvordering worden afgezien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
Beoordeling
2.4.1 De periode waarop de intrekking en terugvordering betrekking heeft, loopt van 24 december 2001 tot en met 31 oktober 2006.
2.4.2 De rechtbank stelt vast dat eiseres in beroep niet betwist heeft dat zij de inlichtingenplicht heeft geschonden. Eiseres komt in beroep enkel op tegen het terugvorderingsbesluit. Verweerder was dan ook bevoegd om de bijstand van eiseres, al dan niet volledig, te herzien. Op basis van artikel 58, eerste lid, onder a van de WWB en overeenkomstig het beleid van verweerder, heeft verweerder een bedrag teruggevorderd van
€ 26.218,50.
Bruto benadelingsbedrag
2.5.1 Verweerder heeft, bij de bepaling van het bedrag aan teveel betaalde bijstand, berekend op welk bedrag eiseres, ondanks de schending van de inlichtingenplicht, recht had na verrekening met haar inkomen op basis van de door de werkgever verschafte jaaropgaven. Daarbij heeft verweerder het inkomen, waarover eiseres nog geen belasting en premies heeft afgedragen, geheel als loon aangemerkt.
2.5.2 De rechtbank stelt vast dat uit de jaaropgaven blijkt dat er door de werkgever geen loonbelasting en premies volksverzekeringen zijn ingehouden. Uit de algemene richtlijnen en arbeidsvoorwaarden alfahulpverlening, ondertekend door eiseres, volgt dat alfa-uitvoerenden zelf aan het einde van het jaar aangifte moeten doen bij de belastingdienst van hetgeen in het jaar is verdiend. Eiseres heeft vooralsnog echter geen aanslag overgelegd.
2.5.3 In de Memorie van Toelichting bij artikel 31 van de WWB (Kamerstukken II 2002/2003, 28870 nr 3) staat dat het karakter van de WWB met zich meebrengt dat het op het moment van bijstandverlening feitelijk aanwezige netto inkomen het uitgangspunt vormt voor de vaststelling van het recht op bijstand. Hierbij kan niet worden uitgegaan van eventuele toekomstige te betalen of terug te ontvangen belasting en premies. Deze worden slechts in beschouwing genomen op het moment dat de belanghebbende deze feitelijk verschuldigd is of ontvangt. De rechtbank is van oordeel dat ook bij de vaststelling van inkomen en vermogen in het kader van terugvordering uitgegaan kan worden van het feitelijk aanwezige inkomen en vermogen.
2.5.4 Voor dit oordeel vindt de rechtbank steun in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) van 5 april 2005 (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder nummer LJN AT4429), waarin de CRvB heeft geoordeeld, dat er in het kader van het actualiteitsbeginsel zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de bestaande feitelijke situatie. Van verschuldigde inkomstenbelasting en premies over freelance-inkomsten, of bruto-vergoedingen in het onderhavige geval, is geen sprake zolang deze nog niet bij (voorlopige) aanslag zijn overlegd. De Raad overwoog dat het bestuursorgaan in dat geval geen rekening hoeft te houden met (reservering voor) toekomstige belastingaanslagen of premieheffingen.
2.5.5 Verweerder heeft, gezien het bovenstaande, naar het oordeel van de rechtbank bij de berekening van het terug te vorderen bedrag terecht geen rekening hoeven te houden met de toekomstige verplichting van eiseres tot het afdragen van belasting en premies volksverzekeringen. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd aangegeven dat wanneer eiseres een aanslag heeft met betrekking tot eerdergenoemde inkomsten en zij deze overlegt aan verweerder, verweerder de vordering op eiseres overeenkomstig zal aanpassen.
2.6 Wat betreft het argument van eiseres dat er sprake was van vermogen waarover eiseres vanaf 11 september 2006 niet meer beschikte op de rekening met nummer 44.10.45.391, wijst de rechtbank erop dat verweerder het verzwegen vermogen niet aan het herzienings- en terugvorderingsbesluit ten grondslag heeft gelegd.
Conclusie
2.7 Het hiervoor overwogene leidt tot de slotsom dat de beroepsgronden niet leiden tot aantasting van het bestreden besluit. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
Voor vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht en een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
De rechtbank beslist als volgt.
3. BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond
Deze uitspraak is gedaan op 28 augustus 2008 door mr. J.J. Bade, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.T. Plouvier, griffier,
en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De rechter,
De griffier is buiten staat de uitspraak te tekenen.
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
DOC: B