ECLI:NL:RBAMS:2008:BG1930

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/5778 WW en AWB 07/2311 WW
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichtingen van de werkgever tot loonbetaling en de rol van belanghebbendheid in WW-uitkeringen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 8 oktober 2008, zijn de verplichtingen van de werkgever met betrekking tot de doorbetaling van loon aan een werknemer die in aanmerking komt voor een WW-uitkering aan de orde. De eiseressen, de Stichting Radio Nederland Wereldomroep (RNW) en een werknemer, hebben beroep ingesteld tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) inzake de toekenning van WW-uitkeringen. De rechtbank oordeelt dat de verplichting van de werkgever om loon door te betalen aan de werknemer voortvloeit uit hun contractuele relatie en niet uit het besluit van het UWV over de WW-uitkering. Dit betekent dat de werkgever, RNW, niet kan worden aangemerkt als belanghebbende bij het besluit van het UWV, omdat de loondoorbetalingsverplichting een gevolg is van de arbeidsrelatie en niet van het besluit inzake de WW-uitkering. De rechtbank verklaart het beroep van RNW tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk en het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond. Ook het beroep van de werknemer tegen het bestreden besluit II wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij geen rechtstreeks belang heeft bij het besluit dat gericht is aan RNW. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling in deze zaken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 06/5778 WW en AWB 07/2311 WW
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak tussen:
de Stichting Radio Nederland Wereldomroep (hierna: RNW), gevestigd te Hilversum,
eiseres 1,
en
[eiseres 2] (hierna: [eiseres 2]), wonende te [woonplaats], eiseres 2,
beide eiseressen vertegenwoordigd door mr. H.S. de Lint,
tegen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. A.H. Rebel.
1. Procesverloop
In de zaak met registratienummer AWB 06/5778 WW
De rechtbank Zwolle heeft op 1 augustus 2006 een beroepschrift ontvangen van RNW gericht tegen het besluit van verweerder van 18 juli 2006 (hierna: het bestreden besluit I). Dit beroep is doorgezonden aan deze rechtbank als de bevoegde rechtbank.
In de zaak met registratienummer AWB 07/2311 WW
Op 22 januari 2007 heeft de rechtbank een beroepschrift ontvangen van RNW en [eiseres 2] gericht tegen het besluit van verweerder van 28 december 2006 (hierna: het bestreden
besluit II).
De rechtbank heeft beide zaken ter zitting gevoegd behandeld op 28 augustus 2008.
2. Overwegingen
1.1 [eiseres 2] was vanaf 1971 werkzaam bij RNW, sedert 1997 op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Bij beschikking van 28 december 2005 heeft de kantonrechter de arbeidsovereenkomst tussen [eiseres 2] en haar werkgever per 1 januari 2006 ontbonden. Daarbij heeft de kantonrechter aan [eiseres 2] een vergoeding toegekend ten laste van RNW, bestaande uit een aanvulling op haar uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) tot 85% van het laatst genoten salaris tot aan de ingangsdatum van het prepensioen overeenkomstig de CAO voor het omroeppersoneel. [eiseres 2] heeft op 16 januari 2006 een WW-uitkering aangevraagd.
1.2 Bij besluit van 8 maart 2006 heeft verweerder aan [eiseres 2] meegedeeld dat zij tot en met 31 maart 2006 geen WW-uitkering kan krijgen.
1.3 Bij primair besluit van 27 maart 2006 heeft verweerder het besluit van 8 maart 2006 herzien en aan [eiseres 2] meegedeeld dat zij tot en met 31 mei 2006 geen WW-uitkering kan krijgen. Volgens verweerder had de werkgever rekening moeten houden met de opzegtermijn die liep tot en met 31 mei 2006. De schadevergoeding die de kantonrechter aan [eiseres 2] heeft toegekend beschouwt verweerder als loon over de opzegtermijn. De schadevergoeding is niet voldoende om het loon over de gehele opzegtermijn te vervangen. Het bedrag is toereikend tot en met 23 februari 2006. Verweerder is van mening dat [eiseres 2] bij de kantonrechter had moeten protesteren tegen de ontoereikende schadevergoeding.
1.4 RNW en [eiseres 2] hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
1.5 Bij het bestreden besluit I heeft verweerder het bezwaar van [eiseres 2] ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
1.6 Bij het bestreden besluit II heeft verweerder het bezwaar van RNW niet-ontvankelijk verklaard. RNW is werkgever en geen belanghebbende, omdat het wel of niet voortbestaan van de loondoorbetalingsverplichting is gelegen in een arbeidsrechtelijke relatie tussen de werkgever en de werknemer en geen rechtstreeks gevolg is van de beslissing van 27 maart 2006, aldus verweerder.
Overwegingen in de zaak met registratienummer AWB 06/5778 WW
2.1 De rechtbank zal eerst beoordelen of RNW, gelet op artikel, 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in haar beroep gericht tegen bestreden besluit I kan worden ontvangen. Daarbij gaat het om de vraag of RNW is aan te merken als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
2.2 RNW stelt zich op het standpunt dat zij belanghebbende is bij dit besluit, omdat zij verplicht is (het volledige) loon door te betalen totdat [eiseres 2] in aanmerking komt voor een WW-uitkering. RNW heeft derhalve een financieel belang bij het bestreden besluit I.
2.3 Om als belanghebbende bij een besluit te kunnen worden beschouwd dient sprake te zijn van een rechtstreeks bij het besluit betrokken belang. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (zie onder meer de uitspraak van 26 november 1996, LJN: ZB6551) kan van een direct belang in de hiervoor bedoelde zin geen sprake zijn, indien zich tussen het besluit en het getroffen belang een contractuele relatie bevindt.
2.4 De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit I ziet op toekenning van de WW-uitkering aan [eiseres 2]. De verplichting van RNW om loon door te betalen aan [eiseres 2] totdat zij in aanmerking komt voor de WW-uitkering vloeit naar het oordeel van de rechtbank rechtstreeks voort uit de contractuele relatie tussen RNW en [eiseres 2] - bestaande uit de tussen hen gemaakte afspraken en/of een sociaal plan - en niet uit het besluit inzake toekenning van de WW-uitkering. RNW heeft dit ter zitting overigens ook erkend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat RNW niet kan worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbende bij het bestreden besluit I.
2.5 Anders dan RNW meent is deze situatie niet vergelijkbaar met die van een overheidswerkgever, nu uit artikel 79, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW rechtstreeks voortvloeit dat de kosten van de toegekende WW-uitkering in een dergelijk situatie op de werkgever worden verhaald. In dat geval bestaat aldus een direct verband tussen de toekenning van de WW-uitkering en het verhaal van de uit die toekenning voortvloeiende kosten op de werkgever.
2.6 Gelet op het hiervoor overwogene zal het beroep van RNW tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk worden verklaard.
Overwegingen in de zaak met registratienummer AWB 07/2311 WW)
3.1 De rechtbank is op dezelfde gronden als weergegeven onder rechtsoverweging 2.4 van oordeel dat verweerder het bezwaar van RNW terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank zal het beroep van RNW tegen het bestreden besluit II dan ook ongegrond verklaren.
3.2 Met betrekking tot het beroep van [eiseres 2] tegen het bestreden besluit II overweegt de rechtbank dat het bestreden besluit II niet meer omvat dan de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van RNW. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres 2] geen rechtstreeks belang bij dit tegen RNW gerichte besluit. [eiseres 2] heeft inzake de toekenning van haar WW-uitkering een aan haarzelf gericht besluit ontvangen waarbij op haar bezwaar is beslist (het bestreden besluit I). Hiertegen heeft zij geen beroep ingesteld, zodat dit besluit ten aanzien van haar in rechte vaststaat. Niet valt in te zien dat de rechtsbescherming(smogelijkheden) van [eiseres 2] zijn aangetast doordat verweerder bij afzonderlijke besluiten op haar bezwaren en die van RNW heeft beslist. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan de stelling van [eiseres 2] dat zij door deze gang van zaken is benadeeld.
3.3 De rechtbank zal, gelet op het hiervoor overwogene, het beroep van [eiseres 2] tegen het bestreden besluit II niet-ontvankelijk verklaren.
Slotoverwegingen
4.1 Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank in beide zaken geen aanleiding.
4.2 Beslist wordt als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep van RNW tegen het bestreden besluit I onder nummer AWB 06/5778 WW niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep van RNW tegen het bestreden besluit II onder nummer AWB 07/2311 WW ongegrond;
- verklaart het beroep van [eiseres 2] tegen het bestreden besluit II onder nummer AWB 07/2311 WW niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 8 oktober 2008 door mr. L.H. Waller, voorzitter, en mrs. T. van Muijden en C.A.E. Wijnker, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.H.H. Krajenbrink als griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De voorzitter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
DOC: B