ECLI:NL:RBAMS:2008:BG1921

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/3955 WW, AWB 07/3956 WW en AWB 07/3957 WW
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WW-uitkering en verlies van werknemerschap door zelfstandige werkzaamheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 oktober 2008 uitspraak gedaan over de herziening van de WW-uitkering van eiser, die als zelfstandige werkzaam was. Eiser ontving sinds 2 januari 2006 een WW-uitkering, maar kreeg toestemming van verweerder om zich gedurende drie maanden te oriënteren op een eigen bedrijf met behoud van zijn uitkering. De rechtbank oordeelde dat eiser zijn werknemerschap had verloren omdat hij fulltime als zelfstandige werkte. De rechtbank behandelde drie zaken die samenhingen met de herziening van de uitkering en de terugvordering van te veel betaalde uitkering. Eiser had geen inlichtingen verstrekt over zijn werkzaamheden en de rechtbank concludeerde dat hij de inlichtingenverplichting had geschonden. De rechtbank oordeelde dat de besluiten van verweerder om de uitkering te herzien en de terugvordering te handhaven rechtmatig waren. Eiser had geen recht meer op de WW-uitkering over de periode waarin hij als zelfstandige werkte, en de rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor uitkeringsgerechtigden om hun werkzaamheden correct te rapporteren en de gevolgen van zelfstandige arbeid voor hun uitkeringsrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 07/3955 WW, AWB 07/3956 WW en AWB 07/3957 WW
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak tussen:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. M. Melging,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),
verweerder,
gemachtigde mr. S.J.M.A. Clerx.
1. Procesverloop
In de zaak met registratienummer AWB 07/3956 WW
De rechtbank heeft op 11 oktober 2007 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 30 augustus 2007 inzake de herziening van eisers uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) (hierna: bestreden besluit I).
In de zaak met registratienummer AWB 07/3955 WW
De rechtbank heeft op 11 oktober 2007 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 30 augustus 2007 tot niet-ontvankelijkverklaring van eisers bezwaar tegen verweerders besluit van 4 mei 2007 (hierna: bestreden besluit II).
In de zaak met registratienummer AWB 07/3957 WW
De rechtbank heeft op 11 oktober 2007 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 4 september 2007 inzake de terugvordering van eisers WW-uitkering (hierna: bestreden besluit III).
De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld op de zitting van 28 augustus 2008. Het onderzoek in deze zaken is ter zitting gesloten.
2. Overwegingen
1.1 Eiser ontving met ingang van 2 januari 2006 een uitkering ingevolge de WW, gebaseerd op een arbeidspatroon van gemiddeld 38 uur per week. Bij besluit van 28 februari 2006 heeft verweerder eiser toestemming verleend om zich met ingang van 2 januari 2006 gedurende drie maanden te oriënteren op een eigen bedrijf met behoud van zijn WW-uitkering. Tevens heeft verweerder eiser meegedeeld dat het niet de bedoeling is dat hij deze tijd gebruikt voor werk voor zijn bedrijf en het binnenhalen van opdrachten. In dat geval stopt namelijk zijn oriëntatieperiode en zijn werknemerschap voor de gewerkte uren.
1.2 Bij besluit van 25 mei 2006 heeft verweerder op verzoek van eiser de oriëntatieperiode verlengd tot en met 1 juli 2006. Vervolgens heeft verweerder eiser toestemming verleend om vanaf 1 augustus 2006 met behoud van uitkering gedurende maximaal 26 kalenderweken werkzaamheden als zelfstandige te verrichten (startperiode).
1.3 Naar aanleiding van de constatering (in het kader van het project digitaal opsporen) dat eiser via een website diensten aanbiedt, heeft verweerder onderzoek laten instellen naar de rechtmatigheid van de aan eiser verleende WW-uitkering. In dat kader is eiser op 20 maart 2007 gehoord. De conclusies en bevindingen van dat onderzoek zijn neergelegd in het rapport van 27 maart 2007.
1.4 Vervolgens heeft verweerder, bij primair besluit van 1 mei 2007, de WW-uitkering van eiser herzien over de periode van 1 maart 2006 tot en met 25 maart 2007. Eiser heeft geen inlichtingen verstrekt over zijn volledige werkzaamheden als makelaar. Eiser had geen recht op een WW-uitkering over die periode.
1.5 Bij primair besluit van 4 mei 2007 heeft verweerder de aan eiser over deze periode te veel betaalde WW-uitkering ten bedrage van € 30.642,85 (bruto) teruggevorderd.
1.6 Bij primair besluit van 10 mei 2007 heeft verweerder de periode genoemd in de primaire besluiten gecorrigeerd in die van 27 februari 2006 tot en met 4 maart 2007. De over deze periode ontvangen uitkering ten bedrage van € 28.965,85 wordt van eiser teruggevorderd.
1.7 Bij bestreden besluit I heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het herzieningsbesluit van 1 mei 2007 ongegrond verklaard en dat besluit gehandhaafd. Verweerder heeft daartoe overwogen dat eiser vanaf 27 februari 2006 blijvend zijn werknemerschap voor 38 uur per week heeft verloren vanwege de door hem verrichte zelfstandige arbeid als Animo makelaar. Verweerder heeft zich daarbij gebaseerd op eisers verklaring van 20 maart 2007. Het feit dat eiser pas in augustus 2006 voor het eerst een woning heeft verkocht doet daar niet aan af. Ook het feit dat eiser toestemming had voor een oriëntatiefase en een startperiode brengt hier geen verandering in. Aangezien eiser productieve arbeid als zelfstandige heeft verricht is geen sprake meer van een oriëntatiefase. De toestemming voor de startperiode is ten onrechte verleend omdat eiser al als zelfstandige werkzaam was. Vanaf 5 maart 2007 kan eiser zijn werknemerschap mogelijk herkrijgen, vanwege de uitschrijving van zijn eenmanszaak uit de Kamer van Koophandel per 1 maart 2007 en het verzoek aan de Belastingdienst tot opheffing van zijn BTW-nummer.
1.8 Bij het bestreden besluit II heeft verweerder eisers bezwaar tegen het besluit van 4 mei 2007 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen belang meer heeft bij een oordeel over dit besluit nu dit besluit bij het primaire besluit van 10 mei 2007 geacht moet worden te zijn ingetrokken.
1.9 Bij het bestreden besluit III heeft verweerder eisers bezwaar tegen het besluit tot terugvordering van 10 mei 2007 ongegrond verklaard. Verweerder acht geen dringende redenen aanwezig om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
1.10 Eiser heeft er in beroep op gewezen dat het gesprek op 20 maart 2007 pas een jaar na dato plaatsvond en eiser vooraf niet wist waarover hij zou worden ondervraagd. Eiser heeft toen een schatting gemaakt van het aantal uren dat hij aan zijn onderneming heeft besteed. Daarbij heeft hij ook rekening gehouden met de uren dat hij op internet informatie aan het zoeken was, rondkeek in de buurt en een ondernemingsplan aan het opstellen was. In zijn verklaring van 19 oktober 2007 heeft eiser zijn verklaring van 20 maart 2007 gewijzigd en aangevuld. Uit deze verklaring blijkt dat eiser pas na de oriëntatieperiode als zelfstandige is gestart. Gedurende de gehele periode heeft eiser het Uwv en zijn re-integratiecoach op de hoogte gehouden van zijn werkzaamheden en de stand van zaken. Volgens eiser valt hem dan ook niets te verwijten.
Ten aanzien van de herziening
2.1 De rechtbank stelt vast dat bij primair besluit van 10 mei 2007 tevens het primaire besluit van 1 mei 2007 tot herziening van de WW-uitkering is gewijzigd voor wat betreft de herzieningsperiode. De rechtbank gaat er dan ook van uit verweerder heeft beoogd om bij bestreden besluit I het aldus gewijzigde primaire besluit van 1 mei 2007 te handhaven. Voorgaande brengt mee dat in geschil is de herziening van de WW-uitkering over de periode van 27 februari 2006 tot en met 4 maart 2007.
2.2 Ingevolge artikel 8, eerste lid, van de WW behoudt een persoon wiens dienstbetrekking is geëindigd, de hoedanigheid van werknemer, voor zover hij geen werkzaamheden verricht uit hoofde waarvan hij op grond van deze wet niet als werknemer wordt beschouwd. Op grond van artikel 20 van de WW eindigt het recht op uitkering voor zover de werknemer zijn hoedanigheid van werknemer verliest en wel ter zake van het aantal uren dat hij werkzaamheden verricht uit hoofde waarvan hij niet als werknemer in de zin van deze wet wordt beschouwd.
2.3 Uit rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat het zich als zelfstandige naar buiten toe presenteren, het doen van investeringen en het actief trachten opdrachten te verwerven als zelfstandige, aanwijzingen opleveren voor werkzaamheden als zelfstandige en dus het verlies van werknemerschap als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de WW. Daarbij is nog van belang dat de aan werkzaamheden als zelfstandige bestede uren niet slechts zien op productieve of declarabele uren, maar op alle uren die worden besteed aan activiteiten die direct verband houden met werkzaamheden als zelfstandige. Daartoe behoren ook acquisitie, scholing, onderhoud van apparatuur, administratie en dergelijke.
2.4 Voorts is vaste rechtspraak van de CRvB dat pas bij volledige beëindiging van de bedrijfsvoering sprake kan zijn van herkrijgen van het werknemerschap.
2.5 Eiser heeft op 20 maart 2007 tegenover een fraude-inspecteur van het Uwv verklaard dat hij het franchisecontract met Animo makelaars heeft getekend op 23 december 2005, maar dat hij pas gestart is in maart 2006, omdat hij nog een groot aantal zaken moest regelen, zoals een kantoor, briefpapier, kennis van de contracten en de inschrijving bij de Kamer van Koophandel. Voordat hij mocht beginnen heeft eiser in februari 2006 een soort geschiktheidstest afgelegd waarvoor hij is geslaagd. Eiser is toen in februari 2006 begonnen met het plaatsen van advertenties en het benaderen van mensen die hun huis te koop hadden staan. Ook heeft eiser zich aangemeld bij diverse websites en zoekmachines. Eiser was daar eigenlijk wel de hele dag en de avonduren mee bezig, want hij wilde continue bereikbaar zijn. Vanaf maart 2006 was eiser bekend als Animo makelaar en stond hij op de site van Animo makelaars. Eiser heeft tenslotte verklaard dat vanaf de startdatum van de franchiseovereenkomst in maart 2006 ook iedereen zaken met hem kon doen en hij ook is begonnen. Zijn eerste klant had eiser in maart 2006.
2.6 Op 19 oktober 2007 is eiser opnieuw gehoord. Bij die gelegenheid heeft eiser verklaard pas per 1 augustus 2006 daadwerkelijk met de acquisitie te zijn begonnen. Op internet had hij wel een paar zogenaamde try-outs geplaatst om te kijken hoe groot de respons was.
2.7 Aan deze gewijzigde verklaring kent de rechtbank geen doorslaggevende betekenis toe. Volgens vaste rechtspraak mag in het algemeen worden uitgegaan van de juistheid van een oorspronkelijk tegenover een opsporingsambtenaar afgelegde en ondertekende verklaring. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om een uitzondering te maken op dit algemene uitgangspunt. Eiser heeft tijdens het verhoor op 19 oktober 2007 aangegeven dat zijn verklaring van 20 maart 2007 juist is opgetekend. Uit de omstandigheid dat eiser, naar hij stelt, destijds niet helemaal zichzelf was en in een stressvolle situatie verkeerde kan ook niet zonder meer de conclusie worden getrokken dat eiser op 20 maart 2007 onjuist zou hebben verklaard. Bij het vorengaande neemt de rechtbank in aanmerking dat eisers verklaring van 20 maart 2007 in overeenstemming is met zijn ongedateerde brief van omstreeks mei 2006, waarin eiser verweerder meedeelt dat hij in deze periode al actief opdrachtgevers werft. Ook betwist eiser niet dat hij in maart 2006 werkzaamheden als zelfstandige heeft verricht voor een kennis. Tenslotte heeft eiser ook in zijn aanvraag voor herleving van de WW-uitkering aangegeven dat hij van maart 2006 tot maart 2007 als zelfstandige heeft gewerkt.
2.8 Verweerder heeft uit eisers verklaring van 20 maart 2007 terecht afgeleid dat eiser per 1 maart 2006 volledig (minimaal 38 uur per week) als zelfstandige aan de slag is gegaan. Voor zover eiser heeft beoogd te stellen dat hij beduidend minder uren per week heeft besteed aan zijn onderneming slaagt deze stelling niet. Eiser heeft van de gewerkte uren overigens ook geen administratie bijgehouden om zijn stelling terzake te kunnen onderbouwen.
2.9 Gelet op het bovenstaande is de rechtbank met verweerder van oordeel dat eiser de hoedanigheid van werknemer met ingang van 27 februari 2006 (de eerste werkdag van de week waarin 1 maart 2006 valt) heeft verloren. Nu eiser deze werkzaamheden tot en met 4 maart 2007 niet volledig heeft beëindigd kan voor die tijd geen sprake zijn van herkrijging van het werknemerschap.
2.10 De rechtbank stelt vast dat eiser in de door hem ingeleverde werkbriefjes over de periode van maart 2006 tot en met juli 2006 geen opgave heeft gedaan van de door hem verrichte werkzaamheden als zelfstandige. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiser de inlichtingenverplichting zoals neergelegd in artikel 25 van de WW heeft geschonden.
2.11 Verweerder was dan ook ingevolge artikel 22a, eerste lid, aanhef en onder a, van de WW gehouden om eisers WW-uitkering te herzien over de periode van 27 februari 2006 tot en met 4 maart 2007.
2.12 Eisers stelling dat hem geen verwijt treft volgt de rechtbank niet. Eiser heeft niet weersproken dat hij van verweerder informatiemateriaal betreffende de oriëntatiefase als zelfstandige heeft ontvangen. Daarnaast staat in het besluit van 28 februari 2006 tot verlening van de oriëntatiefase duidelijk aangegeven wat de gevolgen zijn als tijdens de oriëntatieperiode werkzaamheden als zelfstandige worden verricht. Eiser had aldus redelijkerwijs duidelijk kunnen zijn dat hij vanaf in ieder geval maart 2006 geen recht meer had op uitkering. De omstandigheid dat eiser bij ongedateerde brief van omstreeks mei 2006 aan verweerder heeft meegedeeld dat hij actief opdrachten aan het verwerven was, maakt dit niet anders. Eiser had op dat tijdstip zijn hoedanigheid van werknemer overigens ook al verloren. Eiser heeft voorts verzuimd zijn werkzaamheden als zelfstandige op het werkbriefje in te vullen (gedurende de oriëntatiefase). Mocht eiser hebben getwijfeld aan de vraag of hij zijn activiteiten moest opschrijven, dan had hij ook dat kunnen vermelden op het werkbriefje dan wel had hij zich om informatie daarover dienen te wenden tot het Uwv.
2.13 Aan de verleende toestemming voor de startperiode kan eiser geen vertrouwen ontlenen. Eiser beschikte over informatiemateriaal over deze regeling. Eén van de voorwaarden om voor de startperiode in aanmerking te komen is dat betrokkene nog niet is begonnen met werken als zelfstandige. Gelet hierop had het hem redelijkerwijs duidelijk kunnen zijn dat hem ten onrechte toestemming was verleend.
2.14 Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen over de startperiode kan in het midden blijven de door verweerder weersproken stelling van eiser dat hij de re-integratiecoach volledig heeft geïnformeerd.
2.15 De rechtbank is niet gebleken van dringende reden op grond waarvan verweerder geheel of gedeeltelijk van herziening had behoren af te zien. Gelet hierop kan het bestreden besluit I in rechte stand houden.
Ten aanzien van de terugvordering
3.1 Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser verklaard dat de hoogte van het terug te vorderen bedrag niet langer in geschil is.
3.2.Uit hetgeen hierboven over de herziening is overwogen vloeit voort dat verweerder was gehouden tot terugvordering ingevolge het bepaalde in artikel 36, eerste lid, van de WW. De rechtbank is voorts niet gebleken van dringende redenen op grond waarvan verweerder geheel of gedeeltelijk van terugvordering had moeten afzien. Gelet hierop kan het bestreden besluit III in rechte stand houden.
Ten aanzien van de niet-ontvankelijkverklaring
4.1 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht en op goede gronden besloten het bezwaar van eiser tegen het besluit van 4 mei 2007 niet-ontvankelijk te verklaren. Het bestreden besluit II kan in rechte standhouden.
Slotoverwegingen
5.1 De beroepen zullen ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding.
5.2 Beslist wordt als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
Deze uitspraak is gedaan op 13 oktober 2008 door mr. L.H. Waller, voorzitter, en mrs. T. van Muijden en C.A.E. Wijnker, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.H.H. Krajenbrink als griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De voorzitter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
DOC: B