ECLI:NL:RBAMS:2008:BG1737
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in zaak van mishandeling met dodelijke afloop
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 29 april 2008, stond de verdachte terecht voor de beschuldiging van mishandeling van het slachtoffer, die ten gevolge van deze mishandeling zou zijn overleden. De rechtbank heeft de zaak behandeld na meerdere terechtzittingen, waarbij de officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van de mishandeling. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat niet vaststaat dat het slachtoffer letsel heeft opgelopen door een klap of vuistslag van de verdachte. De oorzaak van de letsels aan de lippen van het slachtoffer is niet met zekerheid te herleiden naar de verdachte, aangezien het NFI-rapport ruimte laat voor de mogelijkheid dat het letsel door een andere persoon op een ander moment is toegebracht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. De verklaringen van getuigen, waaronder die van de inmiddels overleden vriendin van de verdachte, zijn niet als betrouwbaar aangemerkt. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen objectieve aanwijzingen zijn dat de verdachte het slachtoffer daadwerkelijk heeft geslagen. De omstandigheden rondom de val van het slachtoffer zijn onduidelijk, en er zijn geen concrete bewijzen die de betrokkenheid van de verdachte bij de dood van het slachtoffer kunnen bevestigen.
Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank geoordeeld dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, en heeft zij de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. Tevens is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde geldboete afgewezen, aangezien de verdachte niet schuldig is bevonden aan een strafbaar feit. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van de rechtbank.