ECLI:NL:RBAMS:2008:BG1537
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking van een staanplaatsvergunning wegens illegale exploitatie door derden
Op 21 februari 2008 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de intrekking van een staanplaatsvergunning voor een bloemenkiosk. Verzoeker, die de kiosk al meer dan dertig jaar exploiteert, had in 2006 toestemming gekregen om tijdelijk een vervanger aan te stellen vanwege gezondheidsproblemen. Echter, de vergunning werd ingetrokken door het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel Oud-West, omdat de staanplaats door een derde, [persoon 1], werd geëxploiteerd zonder dat verzoeker de kiosk had verkocht. Verzoeker stelde dat hij niet was gehoord voorafgaand aan het besluit en dat het besluit in strijd was met het zorgvuldigheidsbeginsel. Hij voerde aan dat de intrekking van de vergunning een punitieve sanctie was, wat in strijd zou zijn met de rechten die voortvloeien uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de vergunning gerechtvaardigd was op basis van de Verordening op de straathandel. De rechter concludeerde dat verzoeker in strijd had gehandeld met de voorschriften van de Verordening, aangezien hij de kiosk niet persoonlijk innam en de exploitatie door [persoon 1] niet als vervanging kon worden aangemerkt. De rechtbank stelde vast dat de intrekking van de vergunning niet als bestraffend bedoeld was, maar als een herstelsanctie om een ongewenste situatie te beëindigen. De rechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de rechtmatigheid van het besluit van verweerder. De uitspraak werd bekendgemaakt op dezelfde dag.