RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/497313-08
RK nummer: 08/3217
Datum uitspraak: 6 augustus 2008
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 13 juni 2008 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd op 3 juni 2008 (per fax ontvangen op 12 juni 2008) door de justitiële autoriteit, de Judge at the central preliminary investigating court number two- National High Court Spain te Madrid (Spanje). Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van:
[opgeeiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Pakistan) op [geboortedatum] 1981,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gede¬tineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught, afdeling Landelijke Afzondering,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 23 juli 2008. Daarbij zijn de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. S. Hopman, advocaat te Amsterdam gehoord.
2. Grondslag en inhoud van het EAB
Aan het EAB ligt een indictment, which orders his remand in custody, communicated and unconditional en een warrant of arrest van 3 juni 2008 van de Judge at the central preliminary investigating court number two- National High Court Spain te Madrid (Spanje) met referentienummer Sumario 26/2008-C ten grondslag.
Het EAB houdt het verzoek in om overlevering ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende staat ingesteld strafrechtelijk onderzoek. Dit onderzoek betreft het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schul¬dig heeft gemaakt aan één naar het recht van Spanje strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB, waarvan een door de griffier gewaarmerkte fotokopie als bijlage aan deze uitspraak is gehecht.
3. Identiteit van de opgeëiste persoon
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij niet de Nederlandse, maar de Pakistaanse nationaliteit heeft.
4.1 Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van dubbele strafbaarheid niet geldt.
Uitgaande van het recht van de uitvaardigende lidstaat - zoals daarvan blijkt uit de bij het EAB gevoegde wettelijke bepalingen - heeft zij in redelijkheid tot dat oordeel kunnen komen. Het feit valt onder nummer 2 op bijlage 1 bij de OLW, te weten:
Op dit feit is bovendien naar het recht van Spanje een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.
De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan het feit. Hij heeft dit echter tijdens het verhoor ter zitting niet kunnen aantonen.
Dat er ten aanzien van de opgeëiste persoon geen sprake kan zijn van een vermoeden van schuld aan dit feit, is niet gebleken.
6.1 Beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering (Sv)
De raadsvrouw heeft verzocht de behandeling van de zaak aan te houden, aangezien de opgeëiste persoon een klaagschrift ex artikel 12 Sv heeft ingediend bij het Gerechtshof in Den Haag, teneinde te bewerkstelligen dat zijn vervolging in Nederland wordt bevolen. Deze procedure staat aan de overleveringsprocedure in de weg, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de procedure ex artikel 12 Sv - waarvan nog niet bekend is of de opgeëiste persoon in zijn klacht zal worden ontvangen - er aan in de weg staat om reeds nu op het verzoek tot overlevering te beslissen.
Ingevolge inmiddels bestendige rechtspraak in uit- en overleveringszaken staat de procedure van artikel 12 Sv slechts in uitzonderlijke gevallen open voor de opgeëiste persoon die ter zake van een strafbaar feit zijn vervolging in Nederland wenst te bewerkstelligen, met het doel vervolging voor een buitenlandse rechter te voorkomen. In het algemeen geldt dat een
verdachte zelf niet als direct belanghebbende in de zin van bedoelde bepaling wordt beschouwd. Dit uitgangspunt lijdt uitzondering indien de behandeling van de strafzaak in Nederland zich bevindt in het stadium van behandeling ter terechtzitting. Deze situatie doet zich ten aanzien van de opgeëiste persoon niet voor. Van andere bijzondere omstandigheden waardoor te verwachten valt dat er van dit uitgangspunt zal worden afgeweken, zoals aangevoerd door de raadsvrouw, is evenmin gebleken. De rechtbank behoeft derhalve geen rekening te houden met de mogelijkheid dat de opgeëiste persoon in zijn klacht zal worden ontvangen.
Gelet hierop, wijst de rechtbank het verzoek tot aanhouding van het onderzoek ter zitting af.
Voor zover de raadsvrouw heeft willen betogen dat op grond van het voorgaande de kans bestaat dat de opgeëiste persoon zowel in Spanje als in Nederland voor dezelfde feiten zal kunnen worden vervolgd, overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de brief van 18 juni 2008 van de Minister van Justitie blijkt dat de vervolging van de opgeëiste persoon in Nederland inderdaad zag op hetzelfde feitencomplex als waarvoor de overlevering wordt gevraagd. De Minister van Justitie heeft echter op 18 juni 2008 opdracht gegeven de vervolging te staken op grond van artikel 9, tweede lid OLW, onder de voorwaarde dat de opgeëiste persoon in Spanje zal worden vervolgd. Gelet hierop doet zich naar het oordeel van de rechtbank niet de situatie voor als bedoeld in artikel 9, eerste lid onder a OLW. Het verweer van de raadsvrouw wordt derhalve verworpen.
Nu ten aanzien van het feit waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan die de OLW daaraan stelt, dient de overlevering te worden toegestaan.
8. Toepasselijke wetsartikelen
De artikelen 2, 5, 7 en 9 van de OLW.
STAAT TOE de overlevering van [opgeeiste persoon] aan de Judge at the central preliminary investigating court number two- National High Court Spain te Madrid (Spanje) ten behoeve van het in Spanje tegen hem gerichte strafrechtelijke onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gewezen door:
mr. J.M.J. Lommen- van Alphen, voorzitter,
mrs. S. Ju en A.H.J. Swart rechters
in tegenwoordigheid van mr. R. Kouwenhoven, grif¬fier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 augustus 2008.
De jongste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.