Parketnummer: 13/457053-08
Datum uitspraak: 1 oktober 2008
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring “Almere Binnen” te Almere.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 september 2008.
Aan verdachte is telastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 10 januari 2008 te Amsterdam door geweld en/of een (andere) feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een (andere) feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, toen en daar opzettelijk die [slachtoffer 1] op een bed gegooid en/of geduwd en/of (met tie-rips) de polsen/handen van die [slachtoffer 1] -aan elkaar- vastgebonden en/of een kussen op/tegen het gezicht van die [slachtoffer 1] gedrukt en/of de de onderbroek van die [slachtoffer 1] uitgetrokken en/of de benen van die [slachtoffer 1] uit elkaar gedrukt of geduwd en/of zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
(art 242 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 10 januari 2008 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en / of beroofd gehouden, door die [slachtoffer 1] (gedurende een aantal, in elk geval een of meer uren) in haar woning ([adres]) op te sluiten en/of opgesloten te houden, in elk geval door die [slachtoffer 1] te beletten te gaan waarheen zij wilde;
(art. 282 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 10 januari 2008 te Amsterdam opzettelijk gewelddadig een of meermalen [slachtoffer 1] bij de keel heeft vastgepakt en/of de keel heeft dichtgeknepen, althans in de keel van die [slachtoffer 1] heeft geknepen en/of die [slachtoffer 1] een of meermalern tegen/in de buik en benen heeft geschopt of getrapt en/of die [slachtoffer 1] tegen een arm heeft geslagen, waardoor die [slachtoffer 1] pijn heeft ondervonden en/of letsel heeft bekomen;
(art. 300 Wetboek van Strafrecht)
4.
A)
hij op of omstreeks 21 januari 2008 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (vanaf een korte afstand) een mes naar die [slachtoffer 2] gegooid;
(art. 287/302 jo 45 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 21 januari 2008 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (vanaf een korte afstand) een mes naar die [slachtoffer 2] gegooid;
(art. 285 Wetboek van Strafrecht)
B)
hij op of omstreeks 21 januari 2008 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft, verdachte, voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd : "Ik maak je kapot, wie binnenkomt steek ik neer" en/of "Ik maak jullie dood. Ik schiet jullie dood" en/of "Wie binnenkomt maak ik af. Ik maak jullie dood. Ik schiet jullie kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(art. 285 Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op of omstreeks 21 januari 2008 te Amsterdam [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] (telefonisch) dreigend de woorden toegevoegd :"Jij, je kankerfamilie en je kankerhuis, daar gaat de fik in." en/of "En jou maak ik af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(art. 285 Wetboek van Strafrecht)
6.
hij op of omstreeks 10 januari 2008 en/of op of omstreeks 16 januari 2008 te Amsterdam [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte ( op of omstreeks 10 januari 2008) opzettelijk dreigend een vuurwapen op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] gezet/gehouden en/of (op of omstreeks 16 januari 2008) een of meermalen opzettelijk dreigend een vuurwapen op die [slachtoffer 1] gericht en/of dat vuurwapen doorgeladen en/of opzettelijk dreigend tegen die [slachtoffer 1] gezegd "Ga zitten want je laatste uurtjes zijn geteld, althans woorden van dergelijke dreigende aard of strekking;
(art. 285 Wetboek van Strafrecht)
7.
hij op of omstreeks 17 januari 2008 te Amsterdam [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "Als je weggaat weet je wat de gevolgen zijn. Ik weet je overal te vinden en ik neem je overal te pakken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(art. 285 Wetboek van Strafrecht)
8.
hij op of omstreeks 31 augustus 2007 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een salontafel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door die salontafel stuk te gooien of te slaan;
(art. 350 Wetboek van Strafrecht)
9.
hij op of omstreeks 16 oktober 2007 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] (hard) bij haar armen en/of polsen heeft vastgepakt en/of op de grond heeft gegooid of geduwd, waarbij die [slachtoffer 1] met haar hoofd tegen een boomstronk aankwam, en/of die [slachtoffer 1] een of meermalen tegen haar(boven)been heeft geschopt of getrapt en/of die [slachtoffer 1] in haar gezicht heeft gebeten, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(art. 300 Wetboek van Strafrecht)
10.
hij in of omstreeks de periode van 10 januari 2008 tot en met 22 januari 2008 te Amsterdam een wapen van categorie III, te weten een (gas)pistool van het merk Erma, kaliber 8 mm, en/of munitie van categorie III, te weten een patroon, kaliber 8 mm, voorhanden heeft gehad;
(art. 26 Wet wapens en munitie)
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vordering en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
3.1. Niet naleven vormvoorschriften “Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik”.
3.1.1. De raadsman heeft gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 telastegelegde. Hij voert hiertoe aan dat de opsporingsambtenaren niet conform de regels hebben gehandeld zoals neergelegd in de "Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik" (hierna: de Aanwijzing), die op 15 februari 2005 in werking is getreden. De raadsman geeft aan dat niet conform de regels lijkt te zijn gehandeld blijkens het navolgende:
- in het dossier bevindt zich geen schriftelijk verslag van een zogenaamd ‘informatief gesprek’. Derhalve mag het er voor worden gehouden dat in deze zaak geen informatief gesprek heeft plaatsgehad, terwijl de Aanwijzing dit wel voorschrijft;
- verder heeft het openbaar ministerie de verdediging op 4 juli 2008 laten weten dat de aangifte van mevrouw [slachtoffer 1] niet op een geluidsband is opgenomen, terwijl de Aanwijzing dit wel voorschrijft;
- ook het verhoor van verdachte op 23 januari 2008 is niet op band opgenomen, terwijl de Aanwijzing dit wel voorschrijft;
- verder valt niet uit het dossier af te leiden dat de zedenaanspreekofficier door de opsporingsambtenaren geconsulteerd is, zodat ook hier geldt dat het ervoor moet worden gehouden dat dit niet is gebeurd.
Volgens de raadsman heeft het vorenstaande tot consequentie dat de aangifte van mevrouw [slachtoffer 1] van 18 januari 2008 en haar aanvullende verklaring van 14 augustus 2008 buiten het bewijs moet worden gelaten, zodat vrijspraak dient te volgen wegens het ontbreken van wettig bewijs.
3.1.2. De officier van justitie heeft gemotiveerd gesteld dat de opsporingsambtenaren conform de Aanwijzing hebben gehandeld.
3.1.3. De rechtbank is van oordeel dat de Aanwijzing, welke in de Staatscourant is gepubliceerd en daarmee behoorlijk is bekendgemaakt, dient te worden aangemerkt als recht in de zin van artikel 79 RO. De Aanwijzing bevat eisen van kwaliteit en zorgvuldigheid die aan de opsporing en vervolging in zaken als de onderhavige worden gesteld. De Aanwijzing bindt de daarmee belaste organen en ambtenaren, maar ook aangevers en verdachten mogen aan de Aanwijzing verwachtingen ontlenen.
Bij de beantwoording van de vraag of er in casu is gehandeld in strijd met de Aanwijzing stelt de rechtbank voorop dat de opsporing in de Aanwijzing wordt onderscheiden in:
A. acute situaties die onverwijld optreden noodzakelijk maken (zoals heterdaad situaties) en
B. situaties waarin ‘bezinning’ over de positie van de aangever nodig is/mogelijk is (dat zal met name het geval zijn in afhankelijkheidsrelaties en bij zaken die aan de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken (LEBZ) moeten worden voorgelegd).
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat in onderhavige zaak sprake is van een A-situatie. De zaak is aangevangen als huiselijk geweld-zaak met een zedencomponent. Het slachtoffer was al bezig met haar aangifte en een informatief gesprek als bedoeld in de Aanwijzing lag dan ook niet in de rede. Daarbij komt dat het informatieve gesprek en de aangifte kunnen samenvallen, zo blijkt uit de Aanwijzing.
Ten aanzien van de geluidsopname op band van de aangifte schrijft de Aanwijzing voor dat in situaties als bedoeld onder A. een bandopname wordt gemaakt indien dit in het belang van het onderzoek is. Het is in dergelijke situaties ter beoordeling van de opsporingsambtenaar of een aangifte wordt opgenomen en geen noodzakelijk vereiste. Evenmin schrijft de Aanwijzing voor dat het verhoor van het slachtoffer op 23 januari 2008 dient te worden opgenomen op geluidsband.
Anders dan de raadsman heeft gesteld kan uit de Aanwijzing niet worden afgeleid dat de zedenaanspreekofficier door de opsporingsambtenaren geconsulteerd dient te worden.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er niet is gehandeld in strijd met de Aanwijzing. Het verweer wordt verworpen.
3.2. De rechtbank acht – anders dan de officier van justitie – niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1, 2, 3, 6, 7, en 9 is telastegelegd nu zich in het dossier enkel de belastende verklaringen van het slachtoffer [slachtoffer 1] bevinden en voorts geen steunbewijs voorhanden is, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht – anders dan de officier van justitie – niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 5. is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Aangeefster [slachtoffer 3] heeft in haar aangifte en haar aanvullende verklaring van 12 februari 2008 wisselend verklaard over wie er die avond bij de telefonische bedreiging bij haar thuis aanwezig was. De rechtbank de verklaringen van aangeefster op dit punt niet betrouwbaar zodat deze terzake van het onder 5 telastegelegde niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
3.3. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 4 telastegelegde:
A)
op 21 januari 2008 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet vanaf een korte afstand een mes naar die [slachtoffer 2] heeft gegooid;
B)
op 21 januari 2008 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd : "Ik maak je kapot, wie binnenkomt steek ik neer" en "Ik maak jullie dood. Ik schiet jullie dood" en "Wie binnenkomt maak ik af. Ik maak jullie dood. Ik schiet jullie kapot";
ten aanzien van het onder 8 telastegelegde:
op 31 augustus 2007 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een salontafel toebehorende aan [slachtoffer 1] heeft vernield door die salontafel stuk te gooien of te slaan;
ten aanzien van het onder 10 telastegelegde:
in de periode van 10 januari 2008 tot en met 22 januari 2008 te Amsterdam een wapen van categorie III, te weten een gaspistool van het merk Erma, kaliber 8 mm, en munitie van categorie III, te weten een patroon, kaliber 8 mm, voorhanden heeft gehad.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straf en maatregel
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden, met aftrek van voorarrest.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft, voorafgaand aan zijn aanhouding, vanuit het keukenraam van zijn woning een mes gegooid naar een verbalisant. Tijdens de gooibeweging kwam verdachte (toevallig) met zijn hand tegen het kozijn waardoor het mes aan snelheid verloor en op de grond terechtkwam (en mogelijke ergere gevolgen zijn uitgebleven). Bovendien heeft verdachte op dat moment de verbalisanten dreigende woorden toegeschreeuwd. Door zijn handelen heeft verdachte bij het slachtofferde verbalisant gevoelens van angst teweeggebracht en het risico genomen dat het slachtoffer (ernstig) gewond zou raken. De rechtbank acht dit zeer kwalijk, te meer nu het slachtoffer een politieambtenaar is en hij deze politieambtenaar heeft belemmerd in de rechtmatige uitoefening van de hem opgedragen taken.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling van de salontafel van zijn toenmalige vriendin. Door het plegen van dit feit heeft hij zijn toenmalige vriendin schade berokkend.
Daarnaast heeft verdachte een vuurwapen en bijbehorende munitie voorhanden gehad. Vuurwapens worden meer en meer gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en veroorzaken ook overigens gevaar en ernstige gevoelens van onveiligheid. Tegen onbevoegd wapenbezit dient krachtig te worden opgetreden.
Voorts heeft de rechtbank bij de vaststelling van de duur van na te noemen vrijheidsbenemende straf gelet op het feit dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 24 januari 2008 eerder is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het feit dat verdachte – anders dan door de officier van justitie gevorderd – wordt vrijgesproken van het onder 1, 2, 3, 5, 6, 7, en 9 aanleiding bestaat om bij de straftoemeting naar beneden af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [slactoffer 1], van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Ten aanzien van dat gedeelte van de vordering is tevens komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 8 bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 129,= (honderd negenentwintig euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – terzake van het overige deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] geen straf of maatregel is opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [slachtoffer 1] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 285, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1., 2., 3., 5., 6., 7. en 9.telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 4., 8. en 10. telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
poging zware mishandeling
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
ten aanzien van het onder 8 bewezenverklaarde:
opzettelijk en wederrechtelijk een goed dat geheel of ten dele toebehoort aan een ander vernielen
ten aanzien van het onder 10 bewezenverklaarde:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III, en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende op het adres [adres], toe tot een bedrag van € 129,= (honderd en negen en twintig euro).
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer 1] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen de som van € 129,= (honderd negen en twintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 (twee) dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.H.J. Evers, voorzitter,
mrs. J.L. Hillenius en R.A. Dudok van Heel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.W.P. Pijls, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 oktober 2008.