ECLI:NL:RBAMS:2008:BF1897

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13.497253-2008
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering van een Nederlander aan Spanje wegens gebrek aan dubbele WOTS-garantie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 augustus 2008 uitspraak gedaan in het kader van een vordering tot overlevering van een Nederlander aan Spanje, op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 1 april 2008 was uitgevaardigd door de Juzgado de Primera Instancia in Irun, Spanje. De rechtbank heeft de vordering afgewezen omdat de Spaanse autoriteiten, ondanks herhaald verzoek, geen dubbele WOTS-garantie hebben verstrekt. Dit is een vereiste volgens artikel 6 van de Overleveringswet (OLW), dat stelt dat overlevering van een Nederlander alleen kan plaatsvinden als er garanties zijn dat hij zijn straf in Nederland zal ondergaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon, die op dat moment gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting ‘Flevoland’, niet in overleveringsdetentie zat, maar op basis van een eerder vonnis van de rechtbank Den Bosch. De officier van justitie had verzocht om het EAB in behandeling te nemen, maar de rechtbank oordeelde dat de vereiste garanties ontbraken. De Spaanse autoriteiten gaven aan dat zij niet in staat waren om de gevraagde garantie te verstrekken, wat leidde tot de weigering van de overlevering.

De rechtbank benadrukte dat het aan de uitvaardigende justitiële autoriteit is om ervoor te zorgen dat de benodigde garanties tijdig worden verstrekt, en dat er geen bezwaar bestaat tegen het verstrekken van deze garantie door een andere bevoegde instantie. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering te weigeren en de detentie van de opgeëiste persoon op te heffen, voor zover deze op basis van de overleveringswet was.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, van de OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.497253-2008
RK nummer: 08/3051
Datum uitspraak: 1 augustus 2008
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 4 juni 2008 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd op 1 april 2008 door een rechter, verbonden aan de Juzgado de Primera Instancia (Magistrates’ Court),
? 2 te Irun (Guipuzcoa), Spanje. Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
wonende op het [adres]
thans gede¬tineerd in de Penitentiaire Inrichting ‘Flevoland’,
Huis van Bewaring ‘Almere Binnen’ te Almere,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 1 augustus 2008. Daarbij zijn de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw, mr. K.K. Hansen Löve, advocaat te Amsterdam, gehoord.
Op deze zitting is de termijn genoemd in artikel 22, lid 1 OLW met toepassing van artikel 22, lid 3 OLW verlengd met dertig dagen aangezien de rechtbank er wegens haar volle agenda niet in slaagt binnen de in de wet bepaalde termijn uitspraak te doen.
2. Grondslag en inhoud van het EAB
Aan het EAB ligt een ‘Court order’ ten grondslag, gedateerd 1 april 2008, uitgevaardigd door bovengenoemde rechtbank.
Het EAB houdt het verzoek in om overlevering ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende staat ingesteld strafrechtelijk onderzoek. Dit onderzoek betreft het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schul¬dig heeft gemaakt aan drie naar het recht van Spanje strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB, waarvan een door de griffier gewaarmerkte fotokopie als bijlage aan deze uitspraak is gehecht.
3. Identiteit van de opgeëiste persoon
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
4. Dubbele terugkeergarantie
De omstandigheid dat de opgeëiste persoon Nederlander is brengt met zich dat de rechtbank acht moet slaat op de dwingende weigeringsgrond die is vervat in artikel 6, eerste lid OLW en als volgt luidt:
“Overlevering van een Nederlander kan worden toegestaan voor zover deze is gevraagd ten behoeve van een tegen hem gericht strafrechtelijk onderzoek en naar het oordeel van de uitvoerende justitiële autoriteit is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan”.
De rechtbank stelt vast dat van de zijde van het Openbaar Ministerie bij herhaling gemotiveerd aan de uitvaardigende justitiële autoriteit is verzocht om een garantie als bedoeld in voornoemde bepaling te verstrekken, laatstelijk bij brief van 12 juni 2008.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brief van 1 juli 2008 geantwoord dat de Juzgado de Primera Instancia ? 2 te Irun bevoegd is de in het EAB omschreven feiten te onderzoeken maar dat de berechting van de opgeëiste persoon, de eventuele strafoplegging en de tenuitvoerlegging daarvan is opgedragen aan de Juzgado de lo Penal of aan het Audiencia Provincial. Om deze reden is het de uitvaardigende justitiële autoriteit niet mogelijk bedoelde garantie te verstrekken, aldus de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Wat hier ook van zij, het heeft er niet toe geleid dat de uitvaardigende justitiële autoriteit de in artikel 6, eerste lid, OLW genoemde waarborg heeft doen verstrekken door de Spaanse instantie die wel bevoegd is een dergelijke garantie te verstrekken. Nu de overlevering van een Nederlands onderdaan wordt nagestreefd door de uitvaardigende justitiële autoriteit, is het aan de uitvaardigende justitiële autoriteit om ervoor zorg te dragen dat de waarborg tijdig wordt overgelegd, dat wil zeggen vóórdat de rechtbank uitspraak doet waarbij wordt geoordeeld over de toelaatbaarheid van de verzochte overlevering.
De rechtbank hecht er aan te benadrukken dat er van haar kant geen enkel bezwaar bestaat indien de garantie door een andere instantie dan de uitvaardigende justitiële autoriteit wordt verstrekt, indien deze op grond van de nationale Spaanse wet bevoegd is bedoelde garantie te verstrekken, zolang deze garantie toereikend is in de zin van het hiervoor weergegeven artikel 6, lid 1 van de OLW en betrekking heeft op de opgeëiste persoon.
De officier van justitie heeft verzocht het onderzoek ter zitting te schorsen en direct of bij interlocutoire beslissing te bepalen, dat overlevering niet toelaatbaar is indien de garantie als hier bedoeld niet wordt verstrekt, alsmede de uitvaardigende justitiële autoriteit in de gelegenheid te stellen de garantie te verstrekken.
De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen.
De officier van justitie stelt terecht dat overlevering niet toelaatbaar is indien de garantie als hier bedoeld niet wordt verstrekt. De Spaanse uitvaardigende justitiële autoriteit heeft, ook na herhaald verzoek, duidelijk naar voren gebracht dat zij de vereiste garantie niet zal verstrekken.
De rechtbank ziet in het feit dat de waarborg als bedoeld in artikel 6, tweede lid van de OLW ontbreekt, aanleiding de gevraagde overlevering te weigeren.
5. Detentie
Met betrekking tot de detentie waarin de opgeëiste persoon zich bevindt, oordeelt de rechtbank als volgt.
Ter zitting is onduidelijk gebleven of de opgeëiste persoon zich in overleveringsdetentie bevindt of uit anderen hoofde gedetineerd is.
De officier van justitie, die de aangewezen instantie is om hieromtrent opheldering te verschaffen, heeft verklaard dat de opgeëiste persoon gedetineerd is op grond van de overleveringswet en heeft in haar schriftelijke vordering d.d. 4 juni 2008 gevorderd dat de rechtbank het EAB in behandeling zal nemen en over de gevangenhouding van de opgeëiste persoon zal beslissen.
De raadsvrouw heeft verklaard dat de opgeëiste persoon op dit moment op grond van een door de rechtbank Den Bosch gewezen vonnis een gevangenisstraf uit zit en dat deze straf op
11 december 2008 zal expireren. De opgeëiste persoon heeft dit laatste bevestigd.
6. Beslissing
WEIGERT de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de rechter, verbonden aan de Juzgado de Primera Instancia (Magistrates’ Court), ? 2 te Irun (Guipuzcoa), Spanje, ten behoeve van het in Spanje tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Voor zover de opgeëiste persoon zich in Overleveringsdetentie bevindt, wordt deze opgeheven.
Aldus gedaan door
mr. E.D. Bonga-Sigmond, voorzit¬ter,
mrs. S. Ju en A.A. Spoel, rech¬ters,
in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, grif¬fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 1 augustus 2008.
De oudste rechter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.