ECLI:NL:RBAMS:2008:BF1825

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
980631 KK EXPL 08-802
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot gebruik en genot van huurwoning in kort geding tussen ex-partners met zorg voor gezamenlijk kind

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 18 september 2008, vorderde de eiseres in kort geding dat zij bij uitsluiting gerechtigd zou zijn tot het gebruik en genot van de huurwoning, waarvan de huurovereenkomst op naam van de gedaagde staat. De partijen, die sinds 1997 een affectieve relatie hadden en samenwoonden, hebben een dochter van 8 jaar. De eiseres, die parttime werkt, heeft de dagelijkse zorg voor het kind, terwijl de gedaagde fulltime werkt in ploegendienst. De gedaagde had de eiseres verzocht de woning eind september 2008 te verlaten, wat leidde tot de vordering van de eiseres.

De kantonrechter beoordeelde of de eiseres in een eventuele bodemprocedure de status van huurder zou kunnen verkrijgen, waarbij de zorg voor het kind een cruciale rol speelde. De rechter concludeerde dat de eiseres, die voornamelijk de zorg voor het kind droeg, recht had op het gebruik van de woning. De gedaagde voerde aan dat hij de zorg voor het kind droeg tot de spanningen tussen hen ontstonden en dat hij de woning weer wilde betrekken na de afgesproken periode.

De rechter oordeelde dat de eiseres voldoende aannemelijk had gemaakt dat zij de zorg voor het kind droeg en dat het voor haar noodzakelijk was om in de woning te blijven wonen. De kantonrechter bepaalde dat de eiseres bij uitsluiting gerechtigd was tot het gebruik van de woning en de inboedel, met de mogelijkheid om de hulp van de sterke arm in te roepen voor de uitvoering van het vonnis. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM KORT GEDING
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Zaaknummer: 980631 KK EXPL 08-802
Vonnis van: 18 september 2008
F.no.: 472
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
I n z a k e
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
nader te noemen [eiseres]
gemachtigde: mr. A.L. Cohen
t e g e n
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen [gedaagde]
verschenen in persoon
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij dagvaarding van 5 september 2008 heeft [eiseres] een voorziening gevorderd.
Ter terechtzitting van 11 september 2008 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiseres] is verschenen vergezeld door haar gemachtigde. [gedaagde] is verschenen in persoon.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
a. Partijen hebben een affectieve relatie en zijn sinds 1997 samenwonend. Zij hebben een dochter van 8 jaar. Zij zijn alleen voor de kerk getrouwd.
b. Sinds december 2000 wonen partijen samen in een huurwoning aan de [adres]. De daarvoor noodzakelijke woonvergunning staat op beider naam, de huurovereenkomst staat slechts op naam van de man, dit is [gedaagde].
c. Tussen partijen zijn ernstige relationele spanningen ontstaan. [gedaagde] logeert tijdelijk bij kennissen. [eiseres] en de dochter verblijven in de huurwoning. [gedaagde] wenst dat [eiseres] de woning eind september 2008 verlaat.
d. [gedaagde] werkt fulltime als productiemedewerker in ploegendienst bij een bedrijf in Amsterdam. [eiseres] werkt dagelijks van 8.00 uur tot 12.00 uur als schoonmaakster bij een huisartsenpraktijk te Amsterdam.
2. [eiseres] vordert te bepalen dat zij bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik en genot van de huurwoning en de daarin aanwezige inboedel. Zij stelt daartoe dat zij de dagelijkse zorg van de dochter draagt en daarvoor over een woning moet beschikken. De Dienst Wonen weigert haar een andere woning toe te wijzen en stelt dat zij de woning van partijen moet opeisen. [eiseres] was hoogzwanger bij het aangaan van de huurovereenkomst en weet niet waarom die overeenkomst slechts door [gedaagde] is ondertekend. Zij stelt met haar gemachtigde alles in het werk om de status van medehuurder en -vervolgens- huurder te verkrijgen.
3. [gedaagde] voert verweer en stelt dat juist hij, in elk geval tot de spanningen tussen partijen ontstonden, de zorg voor de dochter van partijen droeg. De huurovereenkomst staat op zijn naam. Hij en [eiseres] hebben afgesproken dat [eiseres] tot eind september 2008 in de woning mag verblijven, daarna wenst [gedaagde] er weer te gaan wonen. [gedaagde] gaat er van uit dat zijn dochter dan bij hem zal wonen.
4. In deze kort geding procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld worden of de vordering van [eiseres] in een bodemprocedure zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopen daarop door toewijzing reeds nu gerechtvaardigd is.
5. Allereerst dient beoordeeld te worden of het voor [eiseres] mogelijk zal zijn om de status van (uiteindelijk) huurder te verkrijgen. Dit valt voorshands niet uit te sluiten. Partijen zouden een gezamenlijk verzoek tot medehuurderschap kunnen doen op grond van artikel 7: 267 BW aan de verhuurder en, bij weigering van deze, aan de rechter. Zo [gedaagde] daaraan niet zou willen meewerken, kan getracht worden in rechte medewerking af te dwingen op de voet van de daarover bestaande jurisprudentie (o.a. HR 10 oktober 1980, NJ 1981,132; Dekker/Petronella). [eiseres] heeft onbetwist haar hoofdverblijf in het gehuurde en voerde een duurzame gemeenschappelijke huishouding met [gedaagde].
6. Bij de beoordeling van de vraag of in een eventuele bodemprocedure vervolgens het huurrecht aan [eiseres] zal worden toegekend op basis van artikel 7: 267 lid 7 BW, zal in het bijzonder meewegen wie de gebruikelijke zorg voor het kind van partijen droeg en na de verbreking van de samenleving zal gaan dragen. In de onderhavige procedure, waarbij een ordemaatregel wordt gevraagd, speelt de zorg voor het kind en haar verblijfplaats een doorslaggevende rol. Vooralsnog is voldoende aannemelijk geworden dat [eiseres], die een parttime baan heeft tijdens de schooltijden van het kind, thans voornamelijk de zorg draagt voor haar dochter. Het kind heeft haar vaste verblijf in de woning van partijen en gaat vanuit daar naar de basisschool. [gedaagde] heeft een fulltime baan en werkt in ploegendiensten, dat wil zeggen ook ‘s avonds en ‘s nachts, zodat hij minder beschikbaar is om voor het kind te zorgen.
Een en ander leidt tot het oordeel dat aan [eiseres] het uitsluitend gebruik van de woning zal worden toegekend met de zich daarin bevindende inboedel.
7. Omdat partijen (ex-) partners zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. bepaalt dat [eiseres] bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik en genot van de woning en de inboedel aan de [adres], zonder gehouden te zijn [gedaagde] daar te ontvangen, met machtiging bij de uitvoering van dit vonnis de hulp van de sterke arm in te roepen;
II. compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
III. wijst af het meer of anders gevorderde;
IV. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. C.M. Berkhout, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 september 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.