ECLI:NL:RBAMS:2008:BF1060
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- F. Salomon
- W.M. de Vries
- C.W. Inden
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zedenzaken met twijfelachtige aangiften en bewijsvoering
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is op 22 augustus 2008 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1987, die werd beschuldigd van verkrachting en incest. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 augustus 2008. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, maar de officier van justitie werd niet-ontvankelijk verklaard voor feit 4, omdat er geen klacht was ingediend voor de periode tot 1 oktober 2002. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een behandeling bij de Waag als bijzondere voorwaarde.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de aangiften van de slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er naast de verklaringen van de slachtoffers geen direct bewijs was, waardoor de aangiften met extra zorg moesten worden bekeken. De rechtbank heeft twijfels geuit over de motieven van de slachtoffers, vooral gezien de slechte verstandhouding tussen hen en de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de aangiften mogelijk op onjuiste gronden waren gedaan en dat er geen voldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte van alle tenlastegelegde feiten vrijgesproken en de schadeclaim niet-ontvankelijk verklaard, aangezien er geen straf of maatregel was opgelegd. De voorlopige hechtenis van de verdachte werd opgeheven. Dit vonnis benadrukt de noodzaak van zorgvuldige beoordeling in zedenzaken, waar vaak weinig bewijs naast de aangifte aanwezig is.