ECLI:NL:RBAMS:2008:BF0933
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Th.P.J. de Graaf
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsuitkering wegens schending van de inlichtingenplicht en onvoldoende motivering van het bestreden besluit
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 september 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die een uitkering ontving op basis van de Wet werk en bijstand (WWB), en het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam. De eiser had zijn recht op bijstand zien ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf 15 maart 2003, na een besluit van 18 juli 2007. Het college verklaarde het bezwaar van de eiser ongegrond en handhaafde het eerdere besluit. De rechtbank oordeelde dat de verbetering van de motivering door het college in een brief van 2 oktober 2007 geen nieuw besluit opleverde in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), maar dat het bestreden besluit onvoldoende was gemotiveerd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat het college in de brief van 2 oktober 2007 de motiveringsgebreken had hersteld.
De rechtbank concludeerde dat de eiser zijn inlichtingenplicht had geschonden door geen informatie te verstrekken over zijn op geld waardeerbare werkzaamheden, die bestonden uit de handel in auto’s. De rechtbank stelde vast dat de eiser in de periode van 15 maart 2003 tot juli 2008 63 kentekens op zijn naam had staan, waarvan de meeste auto’s naar het buitenland waren geëxporteerd. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had geconcludeerd dat het recht op bijstand niet meer kon worden vastgesteld, omdat de eiser had nagelaten om relevante informatie te verstrekken. De rechtbank verwierp ook de stelling van de eiser dat hij zich slechts hobbymatig met autohandel bezighield, en dat zijn psychische problemen een rol speelden in de intrekking van de bijstandsuitkering. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet had aangetoond dat hij door zijn psychische problemen niet in staat was om de benodigde informatie te verstrekken. De rechtbank veroordeelde het college in de proceskosten van de eiser en bepaalde dat het betaalde griffierecht aan de eiser moest worden vergoed.