ECLI:NL:RBAMS:2008:BE9630

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
378259
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging bindend advies geschillencommissie voertuigen

In deze zaak vorderde eiser A de vernietiging van een bindend advies van de geschillencommissie voertuigen, dat was gegeven op 13 juni 2007. A had in juni 2002 een Landrover Defender gekocht en had sindsdien herhaaldelijk problemen ondervonden met het voertuig. Na meerdere reparaties bij de dealer, Kimman Amsterdam, en een deskundigenonderzoek, oordeelde de geschillencommissie dat Kimman een schadevergoeding van € 1.217,72 aan A moest betalen. A was echter van mening dat de gebreken niet adequaat waren verholpen en dat de schadevergoeding niet voldeed aan de werkelijke kosten van herstel, die volgens hem veel hoger waren. A stelde dat de geschillencommissie zich niet had gehouden aan de redelijkheid en billijkheid in haar oordeel en dat de deskundige niet objectief was geweest.

De rechtbank Amsterdam oordeelde dat de gebondenheid van A aan het bindend advies van de geschillencommissie niet onaanvaardbaar was. De rechtbank concludeerde dat A onvoldoende had onderbouwd dat de geschillencommissie haar taak niet naar behoren had uitgevoerd. De rechtbank wees de vorderingen van A af en veroordeelde hem in de proceskosten van Kimman, die op € 1.068,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken door mr. A.W.H. Vink op 28 mei 2008.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 378259 / HA ZA 07-2418
Vonnis van 28 mei 2008
in de zaak van
A,
wonende te ( plaats ),
eiser,
procureur mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KIMMAN AMSTERDAM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
procureur mr. A.P. de Vree.
Partijen zullen hierna (tevens) A en Kimman genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties,
- de conclusie van antwoord met producties,
- het tussenvonnis van 23 januari 2008,
- het proces-verbaal van comparitie van 2 april 2008, met de daarin genoemde processtukken, waaronder twee aktes vermeerderingen van eis.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3. Om organisatorische redenen wordt dit vonnis niet gewezen door de rechter die de zaak ter comparitie heeft behandeld.
2. De feiten
2.1. In juni 2002 heeft A voor een bedrag van € 26.750,- een (nieuwe) Landrover Defender (hierna: de Defender) gekocht bij Landring B.V. (hierna: Landring). Sinds de aankoop heeft A problemen met de Defender. Verscheidene malen heeft hij de Defender ter reparatie aangeboden, eerst bij Landring vervolgens bij Kimman, die het Landrover dealerschap per 1 juni 2003 van Landring heeft overgenomen.
2.2. Omdat de reparaties niet, althans niet naar tevredenheid van A werden uitgevoerd, heeft A in februari 2006, met instemming van Kimman, de Geschillencommissie Voertuigen (hierna: de geschillencommissie) om bindend advies gevraagd en verzocht de koopovereenkomst te ontbinden in verband met de volgende klachten:
“(…)
• Alarm gaat zonder reden steeds af (…)
• Er komt water in het compartiment (door de deur en het dak – achter)
• Als de motor koud is maakt iets in de aandrijving een verschrikkelijk geluid.
• De achterdeur is half te openen, ondanks het sluiten met de afstandsbediening.
• De dealer is niet bij machte de gebreken te verhelpen en heeft dit ook reeds meermaals aangegeven. (…)”
2.3. Op verzoek van de geschillencommissie is de Defender door de deskundige G. B (hierna: B) onderzocht.
In zijn deskundigenrapport van 12 juli 2006 bevestigt B het bestaan van de door A genoemde gebreken en concludeert hij dat deze grotendeels zijn te verhelpen. Met betrekking tot het alarm overweegt de deskundige onder meer dat ofwel de bewegingssensor dient te worden verwijderd, ofwel dat een compleet ander alarm dient te worden ingebouwd. De kosten daarvan schat de deskundige op € 900,-. Als oorzaken van de waterlekkage noemt de deskundige het “wringen” van de carrosserie, het opgeschroefde dak en een loszittend schuimrubber van de ventilatieklep. Meer in zijn algemeenheid merkt B ten aanzien van de Defender het volgende op: “Wij spreken van een auto met een Spartaans concept terrein/bedrijfswagen, zowel de carrosserie als het mechanische gedeelte; met de hand gemaakt. Men kan en mag van dit product niet een perfecte passing van naden en kieren verwachten.”
Met betrekking tot het geluid in de aandrijving schrijft de deskundige: “Het geluid is technisch wat moeilijk te verhelpen. Zelfs bij vervanging van de genoemde delen, komt het geluid gewoon weer terug. Advies is: “Hier niets aan te doen” Geen invloed op de levensduur van de koppeling en aanverwante zaken.”
2.4. Bij brief van 1 augustus 2006 doet A zijn reacties op het rapport aan de geschillencommissie toekomen. Hij schrijft onder meer: “(…) Frappant is wel, dat een Expert van de Geschillencommissie, die toch alle merken voertuigen moet kunnen beoordelen, wél binnen twee uur kan beoordelen waar de klachten van bv het rare geluid vandaan komen, terwijl de officiële dealer met ondersteuning van Land Rover NL tijdens meerdere sessies (sommige meer dan een week) de oorzaak niet heeft kunnen achterhalen (…) Door de gang van zaken en de historie heb ik ook geen enkel vertrouwen meer in een goede afloop. (…)”
2.5. Bij bindend advies van 6 september 2006 heeft de geschillencommissie de conclusies van de deskundige tot de hare gemaakt en beslist dat Kimman de achterklep diende te herstellen, de lekkage diende te verhelpen en de alarminstallatie diende te vervangen door een soortgelijke. Met betrekking tot de aandrijving werd, conform het advies van de deskundige, geen herstel gelast. Voor ontbinding van de koopovereenkomst achtte de geschillencommissie de klachten van A onvoldoende zwaarwegend.
2.6. In januari 2007 heeft A de geschillencommissie opnieuw benaderd, stellende dat Kimman zich niet had gehouden aan het bindend advies van 6 september 2006 en een schadevergoeding van van € 7.891,- verzocht, welk bedrag bestond uit een bedrag van € 2.000,- voor “vergoeding defecten” en uit een bedrag van € 5.981,- aan “onkosten” zoals reiskosten, kosten voor vervangend vervoer en gederfde inkomensten. Vervolgens is de Defender, op verzoek van de geschillencommissie, opnieuw door B geïnspecteerd.
2.7. In zijn deskundigenrapport van 15 maart 2007 schrijft B, onder meer het volgende:
“(…) 4. vaktechnisch oordeel
1. Alarm; na het hele systeem grondig getest te hebben – zeer tijdrovende procedure – kon vastgesteld worden dat het systeem – op het moment van opname – 100% werkt. (…)
2. Achterklepslot; (…) Ondanks dat het mechanische gedeelte is vervangen, functioneert het niet helemaal vlekkeloos.
4. Waterlekkage; de linker voormat is aan de onderzijde vochtig; (…) De oorzaak van de lekkage is gelegen dat boven het portierrubber er zich water “ophoopt” en door een kleine openstaande kier het interieur kan binnen komen. Dit met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid. Pas na herstel zal een en ander duidelijk moeten blijken. (…)
5. Herstel
1. Alarm; neen.
2, Achterklepslot; ruimte in de overbrenging zo goed mogelijk elimineren: € 25,00.
4. Waterlekkage; het “drippen” – zeer zorgvuldig en goed droog – van de naad. Zonodig een nieuw portierrubber. (…) € 250,00
6. Toelichting
Vooral tijdens een herhaling onderzoek is het heel moeilijk om objectief te blijven, zeker vanuit de zijde van een consument. (…)”
2.8. Bij brief van 20 maart 2007 reageert A op de bevindingen van de deskundige. Hij schrijft onder meer:
“(…) 1. Alarm (…) Op mijn vraag of het alarmsysteem, zoals verordend door de commissie, is vervangen door een nieuw/soortgelijke, kreeg ik geen antwoord. De deskundige kon het niet beoordelen. (…) Vooralsnog (…) kan ik niet anders concluderen, dan dat het alarm schijnbaar niet, zoals door uw commissie verordend, is vervangen. (…)
4. Waterlekkage: (…) De deskundige had vorige keer een uitgesproken mening over dit probleem – het zou hier gaan om een (“hem welbekende”) afwijking bij de Defender, namelijk de aansluiting van het dak op de carrosserie. Nu is het schijnbaar toch weer wat anders en komt hij met een “aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid” nieuwe mogelijkheid. (…) Van mij, als partij in deze, moet niet verwacht worden objectief te zijn, maar van de expert echter wél! (…) Sinds gisteren gaat het alarm weer spontaan af en geeft ook bij het inschakelen weer een akoestisch signaal af. (…) Ik zit nog steeds met de problemen en ben er geheel niet van overtuigd, dat ik met de aanbevelingen van de deskundige verder ben gekomen, of zal komen. (…)”
2.9. Bij “vervolg bindend advies” van 13 juni 2007, verzonden op 26 juni 2007, heeft de geschillencommissie het oordeel van de deskundige overgenomen (behalve met betrekking tot het alarm) en heeft zij, onder verwijzing naar de door B opgestelde schadeberekeningen, beslist dat Kimman een bedrag van € 1.217,72 aan A dient te voldoen, onder meer bestaande uit een bedrag van € 250,- voor de waterlekkage, een bedrag van € 900,- voor het alarm en een bedrag van € 25,- voor het achterklepslot.
De verzochte vergoeding van “onkosten” werd afgewezen.
2.10. Kimman heeft het bedrag van € 1.217,72 aan A betaald.
2.11. In een e-mail van 12 oktober 2007 schrijft de heer C van Geba Auto B.V. aan A:
“(…) Ho,
Kosten van de onderdelen van het alarm zitten op globaal 2250 euro, incl bekabeling
Geschatte tijdsduur inbouw alarm ca 40 uur, 2880 euro
Geschatte kosten lekdicht maken van grijs kenteken ombouw 1350 euro
Wat betreft achterklepslot 155 euro
Total verwachte kosten 6635 euro exclusief de BTW-
Met vriendelijke groet, (…)”.
3. Het geschil
3.1. A vordert na eiswijzigingen dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. het advies van 26 juni 2007 (de rechtbank begrijpt: 13 juni 2007) van de Geschillencommissie Voertuigen vernietigt;
II. Kimman veroordeelt aan A te betalen een bedrag van
€ 6.677,93, althans zoveel als de rechtbank in goede justitie rechtvaardig acht, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
III. Kimman veroordeelt aan A te betalen als vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 833,-- en een bedrag van
€ 636,65 ten behoeve van de kosten voor het inschakelen van een deskundige;
IV. Kimman veroordeelt in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.1.1. Ter onderbouwing van zijn vordering heeft A gesteld dat het advies van 13 juni 2007 van de geschillencommissie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is omdat:
(a) de geschillencommissie zich niet had mogen beperken tot de vraag of Kimman had voldaan aan het advies van 6 september 2006, zodat de geschillencommissie voorbij is gegaan aan het gebrek in de aandrijflijn;
(b) de geschillencommissie voorbij is gegaan aan het feit dat de werkelijke kosten van reparatie, zoals die blijken uit de e-mail van Geba Auto B.V. vele malen hoger zijn dan de schadevergoeding die de geschillencommissie aan A heeft toegekend;
(c) de geschillencommissie een andere deskundige had moeten inschakelen voor het tweede onderzoek, zeker aangezien A reeds in zijn brief van 1 augustus 2006 kritisch was geweest over deze deskundige en omdat de deskundige ook zelf heeft aangegeven dat het moeilijk is objectief te blijven bij een herhalingsonderzoek;
(d) de geschillencommissie in weerwil van de door A bij brief van 20 maart 2007 gemaakte opmerkingen over de deskundige en diens bevindingen zonder nadere motivering diens oordeel heeft overgenomen;
(e) de inhoud van het tweede rapport van de deskundige reden gaf om de objectiviteit en kundigheid van de expertise in twijfel te trekken en dat de twee door de deskundige opgestelde rapportages niet met elkaar in overeenstemming zijn;
3.2. Volgens A, die zich daartoe beroept op de e-mail van Geba Auto B.V., kost het herstel van de thans nog bestaande gebreken aan de Defender in werkelijkheid € 7.895,65. Dat bedrag, verminderd met het reeds door Kimman betaalde bedrag van € 1.217,72, vordert A in deze procedure onder II als schadevergoeding.
3.3. Kimman heeft daartegenover voor alles aangevoerd dat zij niet de rechtsopvolger van Landring is en derhalve geen partij is bij de koopovereenkomst van 26 juni 2002, waarop A zich beroept. Volgens Kimman zijn de procedure en het advies van de geschillencommissie deugdelijk geweest. Kimman heeft voldaan aan het tweede advies van de geschillencommissie en is aldus jegens A tot niets meer verplicht. Tot slot heeft Kimman aangevoerd dat A het bestaan, aard en omvang van de door hem gestelde schade volstrekt onvoldoende heeft onderbouwd.
4. De beoordeling
4.1. Uit artikel 7:904 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat een beslissing van een derde – in dit geval het bindend advies van de geschillencommissie van 13 juni 2007 – kan worden vernietigd indien gebondenheid daaraan in verband met inhoud of wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De rechtbank is evenwel van oordeel dat hetgeen A heeft gesteld op zichzelf, noch in onderling verband en samenhang beschouwd, tot het oordeel kan leiden dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is A aan het bindend advies te houden.
4.2. De geschillencommissie heeft zich - anders dan door A onder a) gesteld - in haar tweede advies terecht beperkt tot de vraag of Kimman had voldaan aan het bindend advies van 6 september 2006. A heeft de geschillencommissie ook niet gevraagd zich over iets anders uit te laten. Op grond hiervan kan het feit dat de geschillencommissie niet (opnieuw) een beslissing nam over het geluid in de aandrijving, niet als een gebrek in het advies worden gekwalificeerd.
4.3. Ten aanzien van het onder b) geformuleerde verwijt dat de werkelijke kosten van reparatie vele malen hoger zouden zijn dan de schadevergoeding die de geschillencommissie aan A heeft toegekend geldt dat de juistheid daarvan niet is komen vast te staan. A onderbouwt zijn stelling uitsluitend door te wijzen op de e-mail van Geba Auto B.V. Kimman heeft echter terecht aangevoerd dat niet is toegelicht of aannemelijk gemaakt dat met het inbouwen van het alarm 40 arbeidsuren gemoeid zouden zijn, dat niet is toegelicht of gebleken waarom de bedrading geheel vernieuwd zou moeten worden en dat het bedrag voor de lekkage betrekking lijkt te hebben op de ombouw van het grijs kenteken, hetgeen niet een door de geschillencommissie geconstateerd gebrek is. A heeft de omvang van de door hem gestelde kosten van herstel daartegenover niet nader onderbouwd, zodat van de juistheid daarvan niet kan worden uitgegaan. Daarbij komt dat de door A, voorafgaande aan het (tweede) bindende advies, zelf opgestelde schadeberekening aanvankelijk niet meer dan € 2.000,- aan herstelkosten inhield. Onder deze omstandigheden kan niet als juist worden aanvaard dat de werkelijke kosten van reparatie vele malen hoger zouden zijn dan de schadevergoeding die de geschillencommissie aan A heeft toegekend.
4.4. Ten aanzien van het verwijt onder c) dat de geschillencommissie een andere deskundige had moeten inschakelen voor het tweede onderzoek geldt dat A in zijn brief van 1 augustus 2006 weliswaar in zijn algemeenheid heeft aangegeven geen vertrouwen te hebben in de goede afloop, doch dat hij meent dat B niet vakbekwaam of niet objectief zou zijn kan daaruit niet volgen. Onder deze omstandigheden bestond, anders dan A betoogt, voor de geschillencommissie geen concrete aanleiding om niet - zoals voor de hand ligt - B te vragen te controleren of de eerder door hem geconstateerde gebreken door Kimman vakkundig waren hersteld. Ook deze klacht mist derhalve feitelijke grondslag.
4.5. Het onder d) geformuleerde verwijt dat de geschillencommissie in weerwil van de door A bij brief van 20 maart 2007 gemaakte opmerkingen over de deskundige en diens bevindingen, zonder nadere motivering diens oordeel zou hebben overgenomen is evenmin juist. De geschillencommissie heeft immers een vergoeding toegekend van € 900,- voor het alarm ondanks dat de deskundige had geconcludeerd dat het alarm voor 100% werkte. Daarbij heeft de geschillencommissie kennelijk aangeknoopt bij het in het eerste rapport door de deskundige voor de vervanging van het allarmsysteem begrote bedrag en aldus te dier zake in weerwil van het tweede rapport alsnog een volledige vergoeding toegekend.
4.6. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat A onvoldoende heeft onderbouwd op grond waarvan de inhoud van het tweede rapport redengevend zou zijn om de objectiviteit en kundigheid van de expertise in twijfel te trekken. De opmerking van de deskundige dat het moeilijk is bij een tweede onderzoek objectief te blijven lijkt veeleer betrekking te hebben op de objectiviteit van A en is ook overigens onvoldoende om deze conclusie te rechtvaardigen. Dat de twee door de deskundige opgestelde rapportages niet overeen zouden stemmen kan niet volgen uit het enkele feit dat de deskundige meerdere oorzaken heeft genoemd voor het ontstaan van de lekkages, temeer omdat de deskundige al in het eerste rapport te kennen had gegeven dat bij de Defender hoe dan ook geen perfecte passing van naden en kieren verwacht mag worden.
4.7. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat gelet op het voorgaande niet gezegd kan worden dat de gebondenheid van A aan het bindend advies van de geschillencommissie in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De vordering tot vernietiging van het bindend advies zal om die reden worden afgewezen en partijen blijven aan de inhoud daarvan gebonden. Nu niet is betwist dat Kimman aan al haar uit het advies voortvloeiende verplichtingen heeft voldaan, is zij reeds daarom niets meer aan A verschuldigd. Het door A (overigens) gevorderde behoeft, evenals de vraag of Kimman partij is (geworden) bij de tussen A en Landring gesloten koopovereenkomst, geen bespreking meer. De vorderingen van A zullen worden afgewezen.
4.8. A zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Kimman worden begroot op:
- vast recht 300,00
- salaris procureur 768,00 (2,0 punten × tarief € 384,00)
Totaal € 1.068,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt A in de proceskosten, aan de zijde van Kimman tot op heden begroot op € 1.068,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.H. Vink en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2008.?