ECLI:NL:RBAMS:2008:BD8476

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08-2310 AWBZ
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing voorlopige voorziening voor ernstig zieke illegaal verblijvende vreemdeling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 19 juni 2008 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening, ingediend door een ernstig zieke vreemdeling die al ongeveer 20 jaar in Amsterdam verblijft zonder geldige verblijfstitel. De vreemdeling had op 12 juni 2008 bezwaar gemaakt tegen een besluit van de verweerder, waarin zijn aanvraag voor een voorziening op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat de vreemdeling geen geldige verblijfstitel had, waardoor hij niet AWBZ-verzekerd was.

De rechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang bij het verkrijgen van zorg, gezien de ernstige medische situatie van de verzoeker. Echter, de rechter oordeelde dat de procedure voor het verkrijgen van een verblijfstitel eerst gevolgd moest worden, voordat er recht op zorg kan worden geclaimd. De rechter wees erop dat de vreemdeling de mogelijkheid heeft om rechtsmiddelen aan te wenden indien de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) niet tijdig beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de mogelijkheid voor de verzoeker om zich opnieuw tot de Sector Bestuursrecht Algemeen te wenden als er binnen twee weken geen zicht is op een oplossing voor zijn zorgbehoefte. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een geldige verblijfsstatus voor toegang tot zorg op basis van de AWBZ.

Uitspraak

Uitspraak
Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht Algemeen
voorlopige voorzieningen
UITSPRAAK
in het geding met reg.nr. AWB 08/2310 AWBZ
tussen:
[verzoeker], wonende te [woonplaats],
verzoeker,
vertegenwoordigd door mr. W.G. Fischer,
en:
de Onderlinge Waarborgmaatschappij Agis Zorgverzekeringen u.a.,
gevestigd te Amersfoort,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. M.A. Wood.
1. PROCESVERLOOP
De voorzieningenrechter (hierna: de rechter) heeft op 12 juni 2008 een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ontvangen. Dit verzoek hangt samen met het bezwaar van verzoeker van 12 juni 2008, gericht tegen het besluit van verweerder van 11 juni 2008 (hierna: het bestreden besluit).
Het onderzoek is gesloten ter zitting van 18 juni 2008.
2. OVERWEGINGEN
Verzoeker verblijft al ongeveer 20 jaar in Amsterdam. Hij is niet in het bezit van een verblijfstitel. Namens verzoeker heeft zijn gemachtigde op 14 juni 2008 bij verweerder een aanvraag ingediend voor een voorziening op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Bij besluit van 11 juni 2008 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Daarbij heeft verweerder overwogen dat verzoeker geen geldige verblijfstitel in de zin van de Vreemdelingenwet heeft, zodat hij niet AWBZ-verzekerd is.
Verzoeker benadrukt dat hij ernstig ziek is en nog slechts kort te leven heeft. Hij stelt zich op het standpunt dat het niet verlenen van opvang en zorg in strijd is met - onder meer - artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, alsmede met artikel 12 van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten. Hij betoogt dat hem het ontbreken van een verblijfsstatus niet tegengeworpen mag worden. Ter onderbouwing van zijn stelling overlegt hij een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank van Rotterdam van 6 november 2007 en een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 18 oktober 2007.
Ter zitting heeft verzoekers gemachtigde aangegeven dat de gemeente Amsterdam inmiddels heeft toegezegd de kosten van het bed (de opvang) voor haar rekening te nemen. Dit betekent dat nu nog in (de kosten van de) zorg moet worden voorzien. Voorts heeft verzoeker een verklaring van een arts overgelegd met betrekking tot zijn medische situatie en zorgproblemen.
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de vereiste belan¬genafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.
Uit het door verzoeker overgelegde indicatiebesluit van het Centrum Indicatiestelling Zorg van 4 juni 2008 blijkt dat hij ernstig ziek is en hij zeven dagen per week zorg nodig heeft. De rechter acht op basis daarvan aannemelijk dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij het verkrijgen van zorg.
Niet in geschil is dat verzoeker niet over een geldige verblijfsstatus beschikt. Hij verblijft dan ook niet rechtmatig in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met eiser en l, van de Vreemdelingenwet 2000, en hij is om die reden niet verzekerd is voor de AWBZ. Dit betekent dat verzoeker geen recht heeft op zorg op grond van de AWBZ.
De gemachtigde van verzoeker heeft ter zitting uitgelegd dat verzoeker een aanvraag om een vergunning tot verblijf heeft ingediend. Verzoeker zou aanspraak maken op een verblijfsvergunning gelet op zijn medische situatie. In het kader van deze aanvraag zal de medische situatie van verzoeker in opdracht van de IND op 27 juni 2008 worden beoordeeld door een arts van het Bureau Medische Advisering (BMA). Daarna zal - zo heeft de gemachtigde begrepen - snel op de aanvraag worden beslist, tot afwijzing of verlening.
Met verweerder is de rechter, alles afwegende, voorlopig van oordeel dat het in de rede ligt dat eerst de procedure voor een verblijfstitel verder wordt gevolgd. Deze procedure kent de mogelijkheid van rechtsmiddelen (onder meer het verzoeken om een voorlopige voorziening) indien de IND in gebreke zou blijven om tot - in deze situatie noodzakelijke - voortvarende besluitvorming te komen.
Dit oordeel brengt mee dat de rechter met inachtneming van de wet en de door verzoeker aangehaalde verdragsrechten, bij afweging van de betrokken belangen komt tot afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening.
De rechter merkt daarbij op, dat verzoeker zich opnieuw tot de Sector Bestuursrecht Algemeen kan wenden, indien binnen afzienbare termijn - uiterlijk twee weken - geen sprake is van concreet zicht op een oplossing of voorziening die recht doet aan het verloop van het ziekteproces van verzoeker, tegen de achtergrond van de afgegeven CIZ-indicatie.
3. BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 19 juni 2008 door mr. J.J. Bade, voorzieningenrechter,
in tegenwoordigheid van mr. H. van Hoeven, griffier,
en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
de griffier, de voorzieningenrechter,
Afschrift verzonden op:
DOC: C