5. De beoordeling
5.1. Hoewel RCA stelt dat het functioneren van [verweerster] sedert 2002 te wensen overlaat, heeft zij geen bescheiden overgelegd waaruit de juistheid van deze stelling volgt. Aangenomen wordt dan ook dat [verweerster] vanaf 1 juli 2002 tot medio 2007 naar tevredenheid als verpleegkundige heeft gefunctioneerd. Evenmin is gesteld of gebleken dat [verweerster] haar taken als verpleegkundige heeft veronachtzaamd dan wel anderszins onbekwaam heeft gehandeld. De kritiek die RCA heeft geuit heeft uitsluitend betrekking op het gedrag van [verweerster].
5.2. Dit gedrag is begin augustus 2007 onderwerp van gesprek. Met de toenmalige leidinggevende is toen een verbetertraject met een vier wekelijkse evaluatie afgesproken. [verweerster] stelt dat deze gesprekken nimmer hebben plaats gevonden. RCA verklaarde desgevraagd ter zitting dat er wel gesprekken hebben plaats gevonden met de toenmalige leidinggevende, maar dat hiervan geen verslagen zijn gemaakt. Over de frequentie, inhoud en gemaakte afspraken tijdens deze evaluatiegesprekken kon RCA desgevraagd echter geen concrete informatie geven. Nu RCA haar stelling niet dan wel onvoldoende feitelijk heeft onderbouwd, wordt aangenomen dat RCA geen gevolg heeft gegeven aan de in augustus 2007 met [verweerster] gemaakte afspraak.
5.3. In de periode begin augustus 2007 tot 4 maart 2008 wordt [verweerster] niet aangesproken op haar gedrag/handelen/nalaten. Aangenomen wordt dan ook dat zich in deze periode geen bijzonderheden hebben voorgedaan. Vervolgens wordt een klacht, wat hier verder ook van zij, van een revalidant aangegrepen om met [verweerster] een gesprek te voeren over haar functioneren in het algemeen en stelt RCA op 4 maart 2008 wederom voor dat [verweerster] een verbetertraject in gaat. Uit het verslag van dit gesprek blijkt niet dat partijen over de invulling van dit verbetertraject concrete afspraken hebben gemaakt.
5.4. Nog voordat er een aanvang is gemaakt met dit verbetertraject, krijgt [verweerster] naar aanleiding van een verschil van mening met collega [persoon 6] tijdens een avonddienst onverwacht een ‘officiële laatste waarschuwing’ (brief van 17 maart 2008). Dit is opmerkelijk, aangezien gesteld noch gebleken is dat [verweerster] eerder gewaarschuwd was. Nog opmerkelijker is echter het feit dat RCA uitsluitend is afgegaan op de lezing van collega [persoon 6] en de leidinggevende en dat zij [verweerster] niet in de gelegenheid heeft gesteld haar visie op de gang van zaken tijdens deze avonddienst te geven. Eerst na herhaald verzoek van [verweerster] is er een afspraak gemaakt voor 1 april 2008. Tijdens dit gesprek kreeg [verweerster] 20 minuten de tijd om haar visie te geven. Deze gang van zaken is naar het oordeel van de kantonrechter niet zorgvuldig.
5.5. Een tweede incident (een stevige discussie met [persoon 3] over het personeelsdossier van [verweerster]) was voor RCA aanleiding om [verweerster] op non actief te stellen en beëindiging van het dienstverband na te streven. Naar het oordeel van de kantonrechter lag het op de weg van RCA alvorens een besluit te nemen met vergaande consequenties voor [verweerster], het beginsel van hoor en wederhoor toe te passen. Immers, indien de stelling van [verweerster] juist dat een leidinggevende haar personeelsdossier had achter gelaten in de woonkamer en revalidanten hiervan kennis hebben kunnen nemen, had [verweerster] gegronde redenen om verontwaardigd te zijn. Immers, een werkgever hoort zorgvuldig om te gaan met de persoonsgegevens van zijn werknemers. Daar komt bij dat met [verweerster] afgesproken was dat zij gedurende vier maanden feedback zou krijgen op de door RCA vastgestelde verbeterdoelen. Deze kans had zij - mede gelet op de duur van haar dienstverband - moeten krijgen.
5.6. Op grond van het voorgaande moet worden vastgesteld dat er thans onvoldoende grond is om het verzoek van RCA toe te wijzen. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [verweerster] desgevraagd bevestigd dat haar voorkeur uitgaat naar het behoud van haar baan. RCA heeft desgevraagd aangegeven dat de vertrouwensbreuk onherstelbaar is en terugkeer van [verweerster] niet mogelijk is. Wat hier verder ook van zij, RCA is een organisatie met 500 werknemers. Voor zover er sprake is van een vertrouwensbreuk, heeft die uitsluitend betrekking op de relatie tussen [verweerster] en haar huidige leidinggevende(n). Niet valt in te zien dat dit probleem binnen de organisatie van RCA niet oplosbaar is. Daar komt bij dat de vele steunbetuigingen die [verweerster] heeft ontvangen, bewijzen dat de contacten tussen [verweerster] en haar directe collega’s goed zijn.
5.7. Nu het verzoek van RCA wordt afgewezen, wordt zij veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van [verweerster].