ECLI:NL:RBAMS:2008:BD7094

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07 3780 WAO
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht afwijzen aanvraag TRI-uitkering door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 juli 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. A.C.S. Grégoire, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door mr. M. Reitsma. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een WW-uitkering en een tegemoetkoming ingevolge de Tijdelijke regeling inkomensgevolgen herbeoordeelde arbeidsongeschikten (TRI). De aanvraag werd door het UWV enkel als een aanvraag voor een WW-uitkering behandeld, wat leidde tot een afwijzing op 20 maart 2007, omdat eiseres niet verzekerd was voor de Werkloosheidswet. Eiseres diende op 2 augustus 2007 opnieuw een aanvraag in voor de TRI, maar het UWV stelde dat de aanvraagdatum van 3 augustus 2007 als ingangsdatum voor de tegemoetkoming gold.

De rechtbank oordeelde dat het UWV de aanvraag van eiseres van 2 februari 2007 ook als een aanvraag voor een TRI-uitkering had moeten beschouwen. De rechtbank stelde vast dat de aanvraag op 2 februari 2007 was ingediend en dat de ingangsdatum van de TRI-uitkering daarom op 12 april 2007 had moeten worden vastgesteld, omdat de WAO-uitkering van eiseres op die datum was ingetrokken. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het UWV op om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens werd het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiseres, begroot op € 322,00, en moest het griffierecht van € 39,00 aan eiseres worden vergoed.

Uitspraak

Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht Algemeen
enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
in het geding met reg.nr. AWB 07/3780 WAO
tussen:
[eiseres], wonende in [woonplaats],
eiseres,
vertegenwoordigd door mr. A.C.S. Grégoire,
en:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV),
gevestigd te Amsterdam,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. M. Reitsma.
1. PROCESVERLOOP
De rechtbank heeft op 28 september 2007 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 20 september 2007 (hierna: het bestreden besluit).
Het onderzoek is gesloten ter zitting van 20 juni 2008.
2. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 15 februari 2007 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat haar uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van 12 april 2007 wordt ingetrokken.
Eiseres heeft op 2 februari 2007 een aanvraag ingediend om een WW-uitkering of een uitkering ingevolge de Tijdelijke regeling inkomensgevolgen herbeoordeelde arbeidsongeschikten (hierna: de TRI).
Bij besluit van 20 maart 2007 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Hierbij heeft verweerder overwogen dat eiseres geen WW-uitkering kan krijgen, omdat zij niet is verzekerd voor de Werkloosheidswet. Voorts heeft verweerder hierbij opgemerkt dat eiseres mogelijk recht heeft op een uitkering ingevolge de TRI.
Eiseres heeft op verzoek van verweerder op 2 augustus 2007 (opnieuw) een aanvraag ingediend om een tegemoetkoming ingevolge de TRI.
Bij primair besluit van 9 augustus 2007 heeft verweerder eiseres meegedeeld dat aan haar met ingang van 3 augustus 2007 een tegemoetkoming TRI wordt verleend tot en met 2 augustus 2008. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt, omdat zij van mening is dat de ingangsdatum van de toegekende TRI-uitkering door verweerder onjuist is vastgesteld.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. Hierbij heeft verweerder overwogen dat het uitkeringsrecht ingaat op de datum van ontvangst van de aanvraag. Verweerder heeft benadrukt dat de aanvraag van eiseres eerst op 3 augustus 2007 is ontvangen. Verweerder heeft geconcludeerd dat aan eiseres terecht met ingang van 3 augustus 2007 een tegemoetkoming TRI is toegekend.
In beroep heeft eiseres aangevoerd - voor zover van belang - dat zij al op 2 februari 2007 een aanvraag heeft gedaan voor een tegemoetkoming TRI, waarop zij echter geen beslissing heeft ontvangen. Bij telefonisch contact is door verweerder naar voren gebracht dat men de aanvraag voor een TRI-uitkering niet kon terugvinden en om die reden is opnieuw een aanvraag gedaan, aldus eiseres. Eiseres heeft de rechtbank voorts verzocht om, bij gegrondverklaring van het beroep, verweerder te veroordelen tot vergoeding van de schade, zijnde de wettelijke rente over de te laat uitbetaalde uitkering.
De rechtbank overweegt als volgt.
Artikel 2 van de TRI luidt:
“1. Het UWV stelt op aanvraag vast of recht op een tegemoetkoming bestaat. De herbeoordeelde dient de aanvraag in uiterlijk twee maanden na de datum waarop:
a. zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering is verlaagd of ingetrokken; (…)
Het recht op een tegemoetkoming gaat in op de dag waarop de herbeoordeelde de aanvraag heeft ingediend, met dien verstande dat het recht niet eerder ontstaat dan de datum waarop de uitkering is verlaagd of ingetrokken (…)
2. De herbeoordeelde heeft recht op een tegemoetkoming voor de duur van twaalf maanden indien hij op de datum van verlaging of intrekking van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering geen recht heeft op een werkloosheidsuitkering.”
Niet is in geschil dat de WAO-uitkering van eiseres met ingang van 12 april 2007 is beëindigd.
De rechtbank stelt verder vast dat het standpunt van verweerder, inhoudende dat het uitkeringsrecht ingaat op de datum van de aanvraag, juist is, gelet op de bewoordingen van artikel 2, eerste lid, van de TRI.
In geschil is welke datum als aanvraagdatum aangemerkt moet worden.
De rechtbank stelt vast dat verweerder, na de door eiseres op 2 februari 2007 ingediende aanvraag, slechts heeft gereageerd met een afwijzend besluit op de aanvraag voor een WW-uitkering, gedateerd 20 maart 2007.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder opgemerkt dat na de ontvangst van een dergelijk aanvraagformulier eerst het recht op een WW-uitkering wordt beoordeeld. Staat echter op voorhand vast dat er geen recht op een WW-uitkering bestaat, dan wordt het formulier als aanvraag voor een TRI-uitkering in behandeling genomen.
Als niet op voorhand vast staat dat er geen recht op een WW-uitkering bestaat en dit later komt vast te staan wordt verzocht om een nieuwe TRI-aanvraag in te dienen. Dan wordt de datum van deze nieuwe aanvraag als ingangsdatum gehanteerd, aldus de gemachtigde van verweerder.
Naar het oordeel van de rechtbank verdraagt deze uitleg zich niet met de koptekst van het door eiseres ingeleverde aanvraagformulier dat luidt: “Aanvraag WW-uitkering of TRI-tegemoetkoming”. Ook ziet de rechtbank geen objectieve rechtvaardiging voor het verschil dat verweerder maakt in de behandeling van de aanvragen. De rechtbank weegt daarbij mee dat verweerder ter zitting heeft aangegeven geen andere of nadere gegevens nodig te hebben om de aanvraag van 2 februari 2007 als TRI-aanvraag in behandeling te nemen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de aanvraag van 2 februari 2007 tevens aan te merken is als een aanvraag voor een TRI-tegemoetkoming. Verweerder had deze aanvraag ook als zodanig in behandeling dienen te nemen.
Gezien het feit dat het aanvraagformulier op 2 februari 2007 is gedateerd, was de ingangsdatum van de TRI-uitkering van eiseres in dat geval gesteld op 12 april 2007, nu het recht niet eerder ontstaat dan de datum waarop de uitkering is verlaagd of ingetrokken. De rechtbank concludeert dan ook dat verweerder aan eiseres een TRI-uitkering had moeten toekennen met ingang van 12 april 2007. Nu verweerder hiertoe niet is overgegaan, heeft verweerder gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit zal worden vernietigd en verweerder zal een nieuwe beslissing op bezwaar dienen te nemen met inachtneming van deze uitspraak, waarbij tevens een besluit over het verzoek tot schadevergoeding genomen zal moeten worden.
De rechtbank acht termen aanwezig om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op € 322,00 aan kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift x factor 1 x € 322). Tevens dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht aan haar te vergoeden.
3. BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen;
- veroordeelt verweerder in de kosten van het geding, aan de zijde van eiseres begroot op
€ 322,00 (zegge: driehonderd en tweeëntwintig euro), te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de griffier van deze rechtbank;
- bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het door eiseres betaalde griffierecht van € 39,00 aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 7 juli 2008 door mr. M. Vaandrager, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. S. van der Eijk, griffier,
en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
DOC: B