ECLI:NL:RBAMS:2008:BD5596

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08-1848 WWB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking bijstandsuitkering op basis van anonieme tip en de eis van informed consent

In deze zaak heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De intrekking vond plaats op basis van een anonieme tip, die volgens verzoekster onvoldoende aanleiding vormde voor het afleggen van een huisbezoek. Verzoekster stelde dat het huisbezoek een inbreuk op haar huisrecht en privacy betekende, zoals beschermd door artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). Ze voerde aan dat, hoewel ze toestemming had gegeven voor het huisbezoek, deze toestemming niet voldeed aan de vereisten van 'informed consent'. De voorzieningenrechter oordeelde dat de anonieme tip op zichzelf niet voldoende was om een huisbezoek te rechtvaardigen. Er waren geen andere concrete feiten of omstandigheden die de twijfel over de juistheid van de verstrekte informatie over de woon- en leefsituatie van verzoekster konden bevestigen. De rechter concludeerde dat er niet voldaan was aan de eis van 'informed consent', wat betekende dat er sprake was van een inbreuk op het huisrecht van verzoekster. Daarom werd het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toegewezen, werd het besluit van 28 april 2008 geschorst en werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster. De uitspraak werd gedaan op 12 juni 2008.

Uitspraak

Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht Algemeen
voorlopige voorzieningen
UITSPRAAK
in het geding met reg.nr. AWB 08/1848 WWB
tussen:
[verzoekster], wonende te Amsterdam Zuidoost,
verzoekster,
vertegenwoordigd door mr. T.M. van Angeren,
en:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
vertegenwoordigd door W. Wouters.
1. PROCESVERLOOP
Ter griffie van de rechtbank is op 14 mei 2008 een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ontvangen. Dit verzoek hangt samen met het bezwaarschrift van verzoekster van 9 mei 2008, gericht tegen het besluit van verweerder van 28 april 2008 (hierna: het bestreden besluit).
Het onderzoek is gesloten ter zitting van 4 juni 2008.
2. OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.
Verzoekster ontvangt een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (hierna: WWB).
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bijstandsuitkering van verzoekster met ingang van 22 april 2008 ingetrokken. Verweerder heeft daartoe overwogen dat verzoekster geen volledige medewerking heeft verleend aan het huisbezoek op 22 april 2008, waardoor het recht op bijstand niet is vast te stellen.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Tevens is een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend.
Uit de ter zitting gegeven toelichting begrijpt de voorzieningenrechter (hierna ook: de rechter) de gronden van verzoekster als volgt. Verzoekster is van mening dat het huisbezoek een inbreuk oplevert op het huisrecht en op de privacy als bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Verzoekster heeft wel toestemming gegeven voor het huisbezoek, maar dit is niet in orde. Volgens verzoekster is geen sprake van “informed consent”.
De rechter overweegt als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB) valt uit de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens over de op de woning betrekking hebbende persoonlijke levenssfeer (het huisrecht) af te leiden dat eerst van een inbreuk op het huisrecht sprake is wanneer wordt binnengetreden tegen de wil van degene die zich op dat recht beroept. Van een inbreuk op het huisrecht is derhalve geen sprake wanneer de rechthebbende toestemming voor het binnentreden heeft gegeven. De toestemming moet op basis van vrijwilligheid zijn verleend, waarbij heeft te gelden dat er sprake moet zijn van een “informed consent”. Dit houdt in dat de toestemming van de belanghebbende gebaseerd moet zijn op volledige en juiste informatie over reden en doel van het huisbezoek. Voor een geval waar voorafgaand aan het huisbezoek geen aanleiding bestond om redelijkerwijs te twijfelen aan de juistheid of de volledigheid van de door betrokkene voor het vaststellen van het recht op bijstand verstrekte gegevens, moet hem duidelijk zijn gemaakt dat het niet geven van toestemming zonder (directe) consequenties zal blijven voor de verlening van de bijstand. Bestaat daarentegen voorafgaande aan het huisbezoek wel aanleiding redelijkerwijs te twijfelen aan de juistheid of de volledigheid van de voor het vaststellen van het recht op bijstand verstrekte gegevens en wordt om die reden tot het afleggen van een huisbezoek besloten, dan is het bestuursorgaan bij het vragen om medewerking aan dat huisbezoek niet gehouden betrokkene mee te delen dat het weigeren van de toestemming tot binnentreden zonder (directe) gevolgen voor de uitkering zal blijven (zie onder andere de uitspraak van 11 april 2007, LJN: BA2410).
De vraag die gelet op het bovenstaande moet worden beantwoord is of er een aanleiding bestond voor het afleggen van een huisbezoek aan het uitkeringsadres en daarmee of er sprake was van “informed consent”.
Uit het rapport van bevindingen van 24 april 2008 blijkt dat twee handhavingsspecialisten van de afdeling Handhaving van de Dienst Werk en Inkomen naar aanleiding van een anonieme tip van 28 november 2007 op 22 april 2008 een huisbezoek hebben afgelegd aan het opgegeven uitkeringsadres [adres] te Amsterdam. De anonieme tip houdt in dat verzoekster haar 16-jarige dochter ruim een maand geleden het huis heeft uitgezet, omdat zij ruzie kreeg met de vriend van verzoekster en dat verzoekster al drie jaar samenwoont met de heer [vriend van verzoekster] (hierna: [vriend van verzoekster]), die werkzaam is bij de GVB.
Volgens jurisprudentie van de CRvB kan een dergelijke tip, mits deze relevant, concreet en voldoende onderbouwd is, aanleiding vormen voor het instellen van een nader onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand. In dat kader dient eerst te worden bezien of gebruik kan worden gemaakt van voor betrokkene minder ingrijpende onderzoeksmiddelen dan een huisbezoek. Indien en zodra (daarbij) concrete objectieve feiten en omstandigheden blijken, die twijfel doen rijzen over de juistheid van de eerder over de woon- en leefsituatie verstrekte inlichtingen, ontstaat er een redelijke grond voor een huisbezoek (zie onder andere de uitspraak van 2 oktober 2007, LJN: BB5534).
Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder aangegeven dat er naast genoemde anonieme tip geen andere concrete objectieve feiten en omstandigheden zijn gebleken waardoor de twijfel over de juistheid van de eerder door verzoekster verstrekte inlichtingen over haar woon- en leefsituatie worden bevestigd.
Gelet op het bovenstaande bestond er, nu slechts sprake was van een anonieme tip, naar voorlopig oordeel van de rechter onvoldoende aanleiding voor het op 22 april 2008 afgelegde huisbezoek. Gelet op de hiervoor aangehaalde jurisprudentie van de CRvB had verzoekster derhalve duidelijk moeten zijn gemaakt dat het niet geven van toestemming zonder (directe) consequenties voor de verlening van de bijstand zou blijven. Uit gedingstuk 4 blijkt dat dit niet aan verzoekster is meegedeeld, hetgeen door de gemachtigde van verweerder ter zitting ook is bevestigd.
Op grond van het voorgaande komt de rechter tot het voorlopige oordeel dat ter zake van het binnentreden voor het bij verzoekster verrichte huisbezoek niet is voldaan aan de eis van “informed consent”. Dit betekent dat er in het geval van verzoekster sprake is geweest van een inbreuk op haar huisrecht als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van het EVRM.
Nu er onvoldoende aanleiding was voor een huisbezoek kan het niet geven van toestemming geen (directe) consequenties hebben voor de bijstandsuitkering van verzoekster. Naar het voorlopig oordeel van de rechter is er in het onderhavige geval dan ook geen sprake van schending van de op betrokkene rustende inlichtingen- en medewerkingsverplichting en was verweerder niet bevoegd om met toepassing van artikel 54, derde lid, aanhef en onder a, van de WWB de bijstand van verzoekster in te trekken. Naar voorlopig oordeel van de rechter kan het bestreden besluit dan ook in bezwaar waarschijnlijk niet standhouden.
Gelet op het bovenstaande en het spoedeisende belang van verzoekster ziet de rechter aanleiding het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen in die zin dat het besluit van verweerder van 28 april 2008 wordt geschorst tot zes weken na bekendmaking van het besluit op bezwaar, zodat het recht van verzoekster op bijstand herleeft.
Aan verzoekster dient het door haar betaalde griffierecht te worden vergoed. De rechter ziet voorts aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten van verleende rechtsbijstand aan verzoekster begroot op € 644,-.
Beslist wordt als volgt.
4. BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe;
- schorst het besluit van 28 april 2008 tot zes weken nadat het besluit op bezwaar is bekendgemaakt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster, begroot op € 644,00 (zegge: zeshonderd en vierenveertig euro), te betalen door de gemeente Amsterdam aan de griffier van de rechtbank;
- bepaalt dat de gemeente Amsterdam het door verzoekster betaalde griffierecht ten bedrage van € 39,00 (zegge: negenendertig euro) aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 12 juni 2008 door mr. C.C.W. Lange, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.J. Seijsener, griffier, en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De voorzieningenrechter,
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.