ECLI:NL:RBAMS:2008:BD4771
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bindendheid van CAO voor werknemers van een representatieve vakbond in relatie tot een niet-representatieve vakbond
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 april 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen FNV Bondgenoten c.s. en H & M Hennes & Mauritz Netherlands B.V. De rechtsvraag betrof de bindendheid van een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) die was gesloten met een niet-representatieve vakbond voor werknemers die lid zijn van een representatieve vakbond. FNV Bondgenoten, vertegenwoordigd door mr. M.J. Klinkert, vorderde dat de artikelen van de CAO 2003-2005, die gunstiger voorwaarden boden, van toepassing zouden zijn op de werknemers van H & M die lid zijn van FNV Bondgenoten. H & M, vertegenwoordigd door mr. S.A. Durve, voerde aan dat deze werknemers gebonden waren aan de CAO 2006-2008, die met een andere vakbond was gesloten.
De rechtbank oordeelde dat de werknemers van H & M niet gebonden waren aan de CAO 2006-2008, omdat deze was afgesloten met een niet-representatieve vakbond. De rechtbank legde uit dat het incorporatiebeding in de arbeidsovereenkomsten niet leidde tot bindendheid aan de nieuwe CAO, omdat de werknemers redelijkerwijs mochten verwachten dat zij gebonden zouden zijn aan een CAO die was gesloten met een representatieve vakbond. De rechtbank concludeerde dat de bepalingen van de CAO 2003-2005, die gunstiger waren, van toepassing bleven op de werknemers van H & M, met uitzondering van een specifieke periode waarin de CAO 2006-2008 algemeen verbindend was verklaard.
De rechtbank heeft H & M bevolen om de betreffende artikelen van de CAO 2003-2005 na te leven ten aanzien van de werknemers van FNV Bondgenoten, op straffe van een dwangsom. Tevens werd H & M veroordeeld in de proceskosten. Deze uitspraak benadrukt het belang van representativiteit van vakbonden bij het sluiten van CAO's en de rechten van werknemers in relatie tot hun vakbondslidmaatschap.