ECLI:NL:RBAMS:2008:BD4563
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Indirect onderscheid op grond van geslacht bij ziektekostenvergoeding door werkgever
In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, stond de vraag centraal of Kantorenhuis N.V. indirect onderscheid had gemaakt op grond van geslacht door alleen een tegemoetkoming in de ziektekosten te verstrekken aan werknemers die vóór 1 januari 2006 particulier verzekerd waren. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. S.N. Ketting, stelde dat dit onderscheid vrouwen benadeelde, aangezien in de groep van voormalig particulier verzekerden mannen oververtegenwoordigd waren. De kantonrechter oordeelde dat het oordeel van de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) niet bindend was en dat er een volledige toetsing moest plaatsvinden aan de hand van de gelijke behandelingswetgeving, met name artikel 7:646 van het Burgerlijk Wetboek.
De kantonrechter concludeerde dat de tegemoetkoming in de ziektekosten een arbeidsvoorwaarde was die niet objectief gerechtvaardigd kon worden. Kantorenhuis had onvoldoende aangetoond dat er een legitiem doel was voor het onderscheid, vooral omdat de salderingsregeling niet was toegepast. De rechter oordeelde dat de werkgever niet had voldaan aan de verplichting om gelijke behandeling te waarborgen, en dat de eiseres recht had op een volledige tegemoetkoming in de ziektekosten vanaf 1 januari 2006. De vorderingen van de eiseres werden toegewezen, inclusief een bedrag van € 102,- netto per maand en buitengerechtelijke kosten.
De uitspraak benadrukt het belang van gelijke behandeling in arbeidsvoorwaarden en de noodzaak voor werkgevers om aan te tonen dat zij aan deze verplichtingen voldoen. De kantonrechter compenseerde de proceskosten en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, waarbij het meer gevorderde werd afgewezen.