Parketnummers: 13/523027-07
Datum uitspraak: 12 februari 2008
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres] en aldaar feitelijk verblijvende.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 28 en 29 januari 2008.
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht. De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
3. Waardering van het bewijs
De raadsman heeft aangevoerd dat bij verdachte ter zake van het onder 5 telastegelegde het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbrak, waardoor vrijspraak zou dienen te volgen. Immers, verdachte heeft verklaard dat hij in de veronderstelling verkeerde dat de verlenging van de huur zou zijn geregeld.
De rechtbank overweegt het volgende.
Verdachte heeft op eigen naam een auto gehuurd voor een bepaalde periode. Uit het dossier blijkt dat, op het moment dat de auto niet op de afgesproken datum werd geretourneerd, door het verhuurbedrijf is geprobeerd contact op te nemen met verdachte, waarbij zelfs diens vader is gebeld door het bedrijf. Uit een verklaring van een medewerker blijkt voorts dat deze telefonisch met verdachte heeft gesproken, waarbij verdachte zou hebben aangegeven niet van plan te zijn geweest de auto te retourneren. Verder blijkt uit de verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd dat hij zelf werkzaam is geweest bij een autoverhuurbedrijf en dus goed op de hoogte was van de regels met betrekking tot de huur en het retourneren van auto’s. De verklaring dat verdachte in de veronderstelling was dat anderen de verlenging voor hem zouden regelen vindt geen steun in het dossier. Verdachte heeft zich in telastelegde periode als heer en meester over de auto gedragen, reden waarom de rechtbank het verweer van de raadsman verwerpt.
3.2 De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 telastegelegde feit:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de periode van 11 januari 2007 tot en met 12 januari 2007 tezamen en in vereniging, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening hebben weggenomen bronzen beelden, toebehorende aan de gemeente Huizen, waarbij die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking, door voornoemde beelden van de sokkel waaraan de beelden vast zaten, af te breken, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 11 januari 2007 te Huizen opzettelijk inlichtingen heeft verschaft door tezamen en in vereniging met een ander door de gemeente Huizen te rijden en vervolgens telefonisch bij het gemeentehuis van de gemeente Huizen informatie in de winnen omtrent de in de gemeente staande bronzen beelden en de beeldenroute en vervolgens bij voornoemd gemeentehuis een routebeschrijving van de beeldenroute op te halen en vervolgens voornoemde beelden te bekijken en daar foto’s van te nemen en telefonisch informatie in te winnen bij het gemeentehuis over welke beelden van brons zijn;
ten aanzien van het onder 2 telastegelegde feit:
in de periode van 27 december 2006 tot en met 8 januari 2007 te [woonplaats], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een brievenbus behorende bij perceel [adres] heeft weggenomen dvd’s en poststukken en creditcards van American Express, toebehorende aan [persoon 1] en/of haar echtgenoot;
ten aanzien van het onder 3 telastegelegde feit:
op 8 januari 2007 te Ede, tezamen en in vereniging met een ander, telkens met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen telkens door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid de Score en/of Aktiesport en/of Douglas heeft bewogen tot de afgifte van een t-shirt en/of flesjes parfum waarde circa 500 euro en/of kledingstukken en/of schoenen, hebbende verdachte en/of zijn mededader toen aldaar met vorenomschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en in strijd met de waarheid zich voorgedaan als zijnde de rechtmatige eigenaar van de creditcards waarmee bovengenoemde goederen zijn afgerekend, waardoor voornoemde Score en/of Aktiesport en/of Douglas werden bewogen tot bovenomschreven afgifte;
ten aanzien van het onder 4 telastegelegde feit:
in de periode van 26 januari 2007 tot en met 27 januari 2007 te Naarden, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van werderrechtelijke toe-eigening uit een woning perceel [adres] heeft weggenomen een computer en een printer, toebehorende aan [persoon 2], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van een valse sleutel;
ten aanzien van het onder 5 telastegelegde feit:
in de periode van 8 januari 2007 tot en met 24 januari 2007 te Amsterdam en/of Naarden opzettelijk een personenauto merk Fiat, type Panda, kenteken [kentekennummer], toebehorende aan [autoverhuurbedrijf 1], welk goed verdachte anders dan door misdrijf , te weten huurder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
ten aanzien van het onder 6 telastegelegde feit:
op 20 januari 2007 te Bussum en/of Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een grastrimmer en een heggenschaar en een golfset en een zilveren tafelbestek en een tafelklok en schaaltjes en flessen frank en een verrekijker en geldkistjes voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen wisten dat het door diefstal verkregen goederen betrof;
ten aanzien van het onder 7 telastegelegde feit:
op 8 mei 2007 te Huizen aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dat feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen aldaar ten overstaan van [hoofdagent 1], hoofdagent van politie, opzettelijk in strijd met de waarheid aangifte gedaan van bedreiging.
Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straf en maatregel
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd bij dit voorwaardelijk op te leggen deel als bijzondere voorwaarde op te leggen toezicht door Reclassering Nederland, ook als dit inhoudt een behandeling bij De Waag of Groot Batelaar of een andere, door Reclassering Nederland aan te wijzen instelling.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft in een korte periode een groot aantal misdrijven gepleegd, een aantal hiervan in vereniging met anderen. Hoewel verdachte op een gegeven moment openheid van zaken heeft gegeven, welke openheid een bijdrage heeft geleverd aan een aantal onopgeloste misdrijven in de regio, neemt dit niet weg dat verdachte puur uit financieel gewin en om zijn toentertijd bestaande verslaving te bekostigen heeft bijgedragen aan het toebrengen van veel schade aan diverse personen en bedrijven.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte d.d. 29 januari 2007.
De forensisch psychiater [forensisch pschychiater] heeft, blijkens het daarvan opgemaakte rapport van 3 april 2007, de verdachte onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat, op basis van de verkregen informatie en de observaties kan worden vastgesteld dat verdachte lijdend is aan een ziekelijke stoornis in de vorm van middelenmisbruik (XTC, cocaïne en cannabis) en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met borderline, anti-sociale en narcistische trekken. De voornoemde persoonlijkheidsstoornis heeft de gedragingen van verdachte ten tijde van het telastegelegde beïnvloed, in die zin dat betrokkene zelf weliswaar deels uit vrije wil heeft gehandeld en daardoor deels verantwoordelijk kan worden gehouden voor het plegen van de telastegelegde feiten indien bewezen, maar zich ook in een periode waarin hij zelf instabiel was zich teveel heeft laten meeslepen zich heeft ingelaten met een aantal criminelen. Hierin speelde de persoonlijkheidsstoornis een rol.
De psycholoog adviseert de rechtbank dan ook de verdachte met betrekking tot het telastegelegde in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten. De rechtbank neemt deze conclusie over en volgt dit advies op.
Voorts heeft de rechtbank in haar overweging betrokken het door [medewerker Reclassering Nederland] van Reclassering Nederland betreffende verdachte opgestelde rapport d.d. 27 maart 2007. De rapporteur adviseert de rechtbank om verdachte, bij bewezenverklaring, een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen met reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt een (dag) behandeling door het Centrum voor Ambulante Forensische Psychiatrie De Waag en/of een soortgelijke instelling en een behandeling door de Verslavingszorg te Hilversum of Amsterdam.
Gelet op het vorengaande acht de rechtbank de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Een deel van deze gevangenisstraf zal in voorwaardelijke vorm worden opgelegd, dit om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst op dergelijke wijze te handelen.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij [autoverhuurbedrijf 1], van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 5 bewezengeachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1127,36 (elfhonderdenzevenentwintig euro en zesendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [autoverhuurbedrijf 1], naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 5 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 1127,36 (elfhonderdenzevenentwintig euro en zesendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts gebleken dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] te [woonplaats] niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 47, 28, 57, 188, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde feit:
medeplichtigheid aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
medeplegen van oplichting
ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel
ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde:
ten aanzien van het onder 6 bewezenverklaarde:
ten aanzien van het onder 7 bewezenverklaarde:
aangifte doen dat een strafbaar feit gepleegd is, wetende dat het niet gepleegd is
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 4 maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Tevens kan de tenuitvoerlegging worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat veroordeelde zich (onverwijld) stelt en dat hij gedurende de proeftijd blijft onder toezicht en leiding van Reclassering Nederland en zich gedurende die proeftijd gedraagt naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen, zolang deze instelling dat noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt het volgen van een behandeling bij De Waag, Groot Batelaar of een andere, door Reclassering Nederland aan te wijzen instelling.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [autoverhuurbedrijf 1], gevestigd op het adres [adres] toe tot een bedrag van € 1127,36 (elfhonderdenzevenentwintig euro en zesendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [autoverhuurbedrijf 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [autoverhuurbedrijf 1], te betalen de som van € 1127,36 (elfhonderdenzevenentwintig euro en zesendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van tweeëntwintig dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van de voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. C. Klomp en B. van Berge Henegouwen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Weber, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 februari 2008.