ECLI:NL:RBAMS:2008:BD1670

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07-820 AKW
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid bezwaarschrift inzake kinderbijslag en bekendmakingseisen

Op 5 maart 2008 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) over de terugvordering van uitbetaalde kinderbijslag. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 19 januari 2007, maar de Svb verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het na de bezwaartermijn was ingediend. Eiseres stelde echter dat zij het primair besluit medio oktober 2006 had ontvangen en dat haar bezwaarschrift tijdig was ingediend. De rechtbank oordeelde dat het primair besluit niet op de voorgeschreven wijze was bekendgemaakt, aangezien het niet per aangetekende zending met ontvangstbevestiging was verzonden. Hierdoor was de bezwaartermijn niet aangevangen op de dag van verzending, maar op de dag van daadwerkelijke ontvangst door eiseres. De rechtbank concludeerde dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard en vernietigde het bestreden besluit. Tevens werd de Svb opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Eiseres werd in de proceskosten veroordeeld, die op € 322,- werden begroot, en het door haar betaalde griffierecht van € 38,- moest door de Svb worden vergoed. De uitspraak werd bekendgemaakt aan de partijen en er werd een mogelijkheid tot hoger beroep geboden binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht Algemeen
enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
in het geding met reg.nr. AWB 07/820 AKW
van:
[eiseres], wonende te [woonplaats],
eiseres,
vertegenwoordigd door mr. H.C. Scheltema,
tegen:
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb), zetelend te Amstelveen,
verweerder.
1. PROCESVERLOOP
De rechtbank heeft op 23 februari 2007 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 19 januari 2007.
Het onderzoek is gesloten ter zitting van 25 februari 2008.
2. OVERWEGINGEN
Bij primair besluit van 18 augustus 2006 heeft verweerder aan eiseres uitbetaalde kinderbijslag teruggevorderd en daarbij de wijze van invordering vastgesteld.
Op 24 oktober 2006 heeft de Svb het door eiseres ingediende bezwaarschrift ontvangen.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft daartoe overwogen dat het bezwaarschrift na het einde van de bezwaartermijn is ingediend en dat er – kort gezegd – geen aanleiding is om het bezwaar desondanks ontvankelijk te achten.
Eiseres heeft gesteld dat zij het primair besluit medio oktober 2006 heeft ontvangen en een paar dagen daarna haar bezwaarschrift heeft ingediend.
De rechtbank overweegt het volgende.
Artikel 3, derde lid, van de Verordening (EEG) nr. 574/72 (Vo 574/72) luidt:
“Beslissingen en andere documenten afkomstig van een orgaan van een Lidstaat en bestemd voor personen die op het grondgebied van een andere Lidstaat wonen of verblijven, mogen rechtstreeks per aangetekende zending met ontvangstbevestiging aan hen worden medegedeeld.”.
Artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) luidt:
“De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.”.
Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb luidt:
“De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.”.
Het primair besluit is niet per aangetekende zending met ontvangstbevestiging aan eiseres medegedeeld. Het besluit is zodoende niet op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt, als gevolg waarvan de bezwaartermijn niet na de dag van verzending is aangevangen.
Als startdatum van de termijn die in dit geval geldt om bezwaar te maken, neemt de rechtbank de datum waarop eiseres het besluit daadwerkelijk heeft ontvangen (zie bijvoorbeeld Centrale Raad van Beroep 22 augustus 2001 (LJN: AD5019) en 31 januari 2003 (LJN: AF5753), beide gepubliceerd op rechtspraak.nl). De rechtbank ziet geen aanleiding om eiseres niet te volgen in haar door verweerder niet weersproken stelling dat zij het besluit medio oktober 2006 heeft ontvangen. Uitgaande van ontvangst van het besluit medio oktober 2006, is het op 24 oktober 2006 door de Svb ontvangen bezwaarschrift tijdig ingediend.
De rechtbank concludeert vervolgens dat verweerder het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. Het bestreden besluit zal worden vernietigd en verweerder zal worden opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen.
Het beroep zal gegrond worden verklaard. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten, die onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden begroot op € 322,- (1 punt voor het aanvullend beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting x € 322,- x wegingsfactor 0,5). Voorts dient het door eiseres betaalde griffierecht ad € 38,- aan haar te worden vergoed.
Beslist wordt als volgt.
3. BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten, begroot op € 322,-, te vergoeden door de Svb aan de griffier van de rechtbank;
- bepaalt dat de Svb aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ad € 38,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 5 maart 2008 door mr. H.J. Tijselink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. B. van Bremen, griffier,
en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De rechter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
DOC: B