Parketnummer: 13/457860-07
Datum uitspraak: 22 april 2008
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens en verblijvend op het [adres].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 april 2008.
Aan verdachte is telastegelegd dat
hij op of omstreeks 24 oktober 2007 te Amsterdam met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten Bijlmerdreef, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het -trappen/schoppen van die [slachtoffer] op/tegen het lichaam en/of -slaan/stompen op/tegen het hoofd en/of tegen (een) de schouder(s), althans op/tegen het lichaam en/of -meermalen, althans eenmaal, met een mes steken in de romp van die [slachtoffer];
hij op of omstreeks 24 oktober 2007 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [slachtoffer] heeft getrapt/geschopt op/tegen het lichaam en/of geslagen/gestompt op/tegen het hoofd en/of (een) de schouder(s), althans op/tegen het lichaam, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
3. Waardering van het bewijs
3.1. De rechtbank acht –anders dan de officier van justitie– niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder primair is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De aangever is op 24 oktober 2008 op twee achtereenvolgende momenten aangevallen. In de eerste plaats werd de aangever door verdachte, zoals hierna in rubriek 3.2. wordt aangegeven, geschopt en gestompt en vervolgens is hij door de medeverdachte van verdachte, [medeverdachte], meermalen gestoken met een mes. Verschillende getuigen hebben uiteenlopend verklaard over de vraag of verdachte voorafgaande en tijdens het steekincident samen heeft opgetrokken met zijn medeverdachte. Mede gezien hetgeen de aangever zelf hierover in zijn aanvullende aangifte (p. 58 e.v.) heeft verklaard, acht de rechtbank onvoldoende duidelijk dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair telastegelegde feit. De rechtbank acht niet voldoende zeker dat verdachte opzet had op het openlijk in vereniging plegen van geweld en dat verdachte daadwerkelijk een bijdrage heeft geleverd aan het geweld, gepleegd door medeverdachte [medeverdachte], anders dan dat hij zijn medeverdachte door zijn aanwezigheid getalsmatig versterkte.
De rechtbank acht op basis van de diverse getuigenverklaringen wel duidelijk dat toen de aangever met een mes werd aangevallen door medeverdachte [medeverdachte], verdachte nog (even) op de plaats delict was en daarna is weggerend.
3.2. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 24 oktober 2007 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [slachtoffer] heeft geschopt tegen het lichaam en gestompt tegen een schouder, waardoor voornoemde [slachtoffer] pijn heeft ondervonden.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem onder primair bewezengeachte feit zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, de leerstraf ITAB voor de duur van 25 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 5 maanden, met een proeftijd van 2 (twee) jaren, met de bijzondere voorwaarde van de Maatregel Hulp en Steun.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een medescholier. Beiden waren op dat moment pas vijftien jaren oud. Na afloop van schooltijd heeft verdachte het slachtoffer op straat aangevallen, naar aanleiding van een eerder onderling conflict tijdens de gymles. Door zijn handelen heeft verdachte pijn en angst veroorzaakt bij het slachtoffer en bovendien gevoelens van onrust en onveiligheid vergroot bij zowel het slachtoffer als de omstanders van het incident. Juist een school, inclusief de directe omgeving, moet een veilige leeromgeving zijn, vrij van geweld.
De rechtbank ziet aanleiding een deel van de straf, namelijk een jeugddetentie voor de duur van één maand, in voorwaardelijke zin op te leggen om verdachte ervan te doordringen dat hij zich niet (opnieuw) schuldig maakt aan enig strafbaar feit. Enerzijds ziet de rechtbank in dat verdachte vanwege het voorval door zijn omgeving in een kwaad daglicht is gesteld, vooral doordat de door hem gepleegde mishandeling werd gevolgd door het steekincident, waaraan verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt. Bij sommigen zal – ten onrechte – de indruk achterblijven dat verdachte medeschuldig is aan het steken, niet in de laatste plaats doordat de pers verdachte met de steekpartij in verband brengt en dat beeld nog niet is gecorrigeerd. Dit is voor de rechtbank reden om tot strafvermindering over te gaan.
Anderzijds is de rechtbank van oordeel dat verdachte zijn rol in het geheel kleiner heeft geprobeerd te houden, iets dat de rechtbank zorgelijk acht. Gezien verschillende getuigenverklaringen acht de rechtbank niet aannemelijk dat verdachte, zoals hij zelf zegt, niet meer op de plaats delict aanwezig was toen het slachtoffer werd gestoken en daarvan pas achteraf per telefoon op de hoogte is gesteld. Verdachte heeft niet volledig openheid van zaken gegeven en daardoor zijn rol in het geheel niet volledig erkend. Dit doet ook vragen rijzen ten aanzien van de mate van spijt van verdachte over wat er is gebeurd.
Voorts legt de rechtbank een leerstraf op, namelijk de Individuele Training Agressie Beheersing (ITAB). Het volgen van die training werd al als schorsingsvoorwaarde opgelegd. Blijkens de verklaring van de jeugdreclasseerder van verdachte volgt hij deze tot nu toe trouw en heeft hij deze reeds voor de helft voltooid.
Aangezien de rechtbank verdachte van het primaire feit vrijspreekt en tot het –minder zware– subsidiaire feit veroordeelt, matigt de rechtbank de geëiste 5 maanden voorwaardelijke jeugddetentie tot één maand en legt de rechtbank, naast de leerstraf ITAB, niet tevens een werkstraf op, zoals de officier van justitie heeft gevorderd.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Niet is gebleken dat aan de benadeelde partij [slachtoffer], te dezen wettelijk vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger slachtoffer], rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen geachte feit. Immers is de vordering gericht op vergoeding van materiële en immateriële schade ten gevolge van de steekpartij, waarvoor verdachte niet is veroordeeld. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan die slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder primair telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder subsidiair telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
? Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 1 maand.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Tevens kan de tenuitvoerlegging worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
dat veroordeelde zich onverwijld stelt en dat hij gedurende de proeftijd blijft onder toezicht en leiding van het Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam en zich gedurende die proeftijd gedraagt naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen, zolang deze instelling dat noodzakelijk oordeelt.
Geeft aan genoemde instelling opdracht veroordeelde bij de naleving van die voorwaarden hulp en steun te verlenen.
? Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een leerstraf Individuele Training Agressie Beheersing (ITAB) voor de duur van 25 uren. Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 12 dagen.
? Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer], te dezen wettelijk vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger slachtoffer], niet-ontvankelijk in zijn vordering.
? Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het moment dat dit vonnis onherroepelijk is geworden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.C.J. Robert, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. S. Ju en C.J. Petiet, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.F. Zaagsma, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 april 2008.