ECLI:NL:RBAMS:2008:BC9759

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/528296-06 & 13/067056-04 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van ontvoering van een minderjarige en vrijheidsberoving

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 april 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de ontvoering van een minderjarige en het wederrechtelijk van de vrijheid beroven van dat kind. De verdachte, die als snorder fungeerde, heeft zijn medeverdachte met zijn auto naar een woning vervoerd waar een kind met zijn moeder verbleef. De medeverdachte had het plan om het kind mee te nemen om haar vriend te tonen, waarbij zij zich had vermomd. De verdachte was niet op de hoogte van dit plan, maar heeft wel actief meegewerkt door zich voor te doen als de echtgenoot van de medeverdachte en door de medeverdachte te helpen bij het uitvoeren van haar plan. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn medewerking aan de ontvoering, ook verantwoordelijk was voor de gedragingen van zijn medeverdachte. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen en oordeelde dat de verdachte strafbaar was. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 42 maanden geëist, maar de rechtbank besloot tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder de moeder van het ontvoerde kind. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op het kind en de moeder, en oordeelde dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummers: 13/528296-06; 13/067056-04 (tul)
Datum uitspraak: 10 april 2008
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 maart 2008.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals deze ter terechtzitting tot tweemaal toe is gewijzigd.
De laatst gewijzigde telastelegging luidt als volgt:
Aan verdachte wordt telastegelegd dat
primair
hij op of omstreeks 24 augustus 2006 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk een minderjarige, te weten [baby] (geboren [geboorte[geboortedatum] 2005), heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende, immers heeft verdachte daar toen tezamen en in vereniging met anderen of een
ander, althans alleen,
- onder valse voorwendselen via chatgesprekken contact gezocht en/of een afspraak met de moeder van die [baby] ([de moeder]) gemaakt, teneinde de woning van die moeder en/of die [baby] binnen te gaan en/of
- (vervolgens) in die woning, die [baby] op enig moment uit de woning weggenomen, terwijl hij op dat moment wist dat die [baby] niet het kind was van verdachte [medeverdachte 1] en/of
- die [baby] meegenomen naar andere woning(en) en/of
- die [baby] achtergelaten bij de woning van bekenden van verdachte (waarbij verdachte [medeverdachte 1] heeft gedaan alsof die [baby] haar eigen kind was);
art. 279 lid 2 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 24 augustus 2006 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (een baby genaamd) [baby] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij, verdachte, en/of (een of meer) van zijn mededader(s)
- onder valse voorwendselen via chatgesprekken contact gezocht en/of een afspraak met de moeder van die [baby] ([de moeder]) gemaakt, teneinde de woning van die moeder en/of die [baby] binnen te gaan en/of
- (vervolgens) in die woning, die [baby] op enig moment uit de woning weggenomen, terwijl hij wist dat die [baby] niet het kind was van verdachte [medeverdachte 1] en/of
- die [baby] meegenomen naar andere woning(en) en/of
- die [baby] achtergelaten bij de woning van bekenden van verdachte (waarbij verdachte [medeverdachte 1] heeft gedaan alsof die [baby] haar eigen kind was);
art. 282 Wetboek van Strafrecht
subsidiair
[medeverdachte 1] op of omstreeks 24 augustus 2006 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk een minderjarige, te weten [baby] (geboren [geboortedatum] 2005), heeft onttrokken aan het wettig over die minderjarige gestelde gezag of aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende, immers heeft verdachte daar toen tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
- onder valse voorwendselen via chatgesprekken contact heeft gezocht en/of een afspraak met de moeder van die [baby] ([de moeder]) heeft gemaakt, teneinde de woning van die moeder en/of die [baby] binnen te gaan en/of
- (vervolgens) in die woning, die [baby] op enig moment uit de woning weggenomen en/of
- die [baby] meegenomen naar andere woning(en) en/of
- die [baby] achtergelaten bij de woning van bekenden van verdachte (waarbij verdachte [medeverdachte 1] heeft gedaan alsof die [baby] haar eigen kind was);
tot/bij en/of na het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks de periode van 01 augustus 2006 tot en met 24 augustus 2006 te Amsterdam opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest immers:
- heeft verdachte kennis genomen van het voornemen van die [medeverdachte 1] om een baby bij de ouder(s) en/of een pleeggezin weg te nemen en/of
- heeft verdachte die [medeverdachte 1] in zijn, verdachtes auto vervoerd naar het huis van die [de moeder] en/of
- heeft verdachte zich in de auto vermomd en/of
- is verdachte met die [medeverdachte 1] de woning van die [de moeder] ingegaan en/of
- heeft verdachte zich bediend van een valse identiteit en/of
- heeft verdachte zich samen met die [medeverdachte 1] voorgedaan als echtpaar dat een oppas zocht en/of
- heeft verdachte die [baby], waarvan hij wist dat hij niet het kind van medeverdachte [medeverdachte 1] was, uit de woning meegenomen en/of
- heeft verdachte die [baby] vervoerd naar en/of afgeleverd bij een andere woning;
art. 279 jo 48 Wetboek van Strafrecht
en/of
[medeverdachte 1] op of omstreeks 24 augustus 2006 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (een baby genaamd) [baby] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) zij, verdachte, en/of (een of meer) van haar mededader(s)
- onder valse voorwendselen via chatgesprekken contact gezocht en/of een afspraak met de moeder van die [baby] ([de moeder]) gemaakt, teneinde de woning van die moeder en/of die [baby] binnen te gaan en/of
- (vervolgens) in die woning, die [baby] op enig moment uit de woning weggenomen en/of
- die [baby] meegenomen naar andere woning(en) en/of
- die [baby] achtergelaten bij de woning van bekenden van verdachte (waarbij verdachte [medeverdachte 1] heeft gedaan alsof die [baby] haar eigen kind was);
tot/bij/na het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks de periode van 01 augustus 2006 tot en met 24 augustus 2006 te Amsterdam opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest immers:
- heeft verdachte kennis genomen van het voornemen van die [medeverdachte 1] om een baby bij de ouder(s) en/of een pleeggezin weg te nemen en/of
- heeft verdachte die [medeverdachte 1] in zijn, verdachtes auto vervoerd naar het huis van die [de moeder] en/of
- heeft verdachte zich in de auto vermomd en/of
- is verdachte met die [medeverdachte 1] de woning van die [de moeder] ingegaan en/of
- heeft verdachte zich bediend van een valse identiteit en/of
- heeft verdachte zich samen met die [medeverdachte 1] voorgedaan als echtpaar dat een oppas zocht en/of
- heeft verdachte die [baby] uit de woning meegenomen, terwijl hij wist dat [baby] niet het kind van verdachte [medeverdachte 1] was en/of
- heeft verdachte die [baby] vervoerd naar en/of afgeleverd bij een andere woning.
art. 282 jo 48 Wetboek van Strafrecht
2. Voorvragen
3. Waardering van het bewijs
3.1 De officier van justitie acht primair het medeplegen van de ontvoering en subsidiair de medeplichtigheid aan de ontvoering bewezen.
De raadsvrouw van verdachte bepleit vrijspraak. Zij voert daartoe aan dat het opzet op het meenemen van het kind uit de woning waar het met zijn moeder verbleef, ontbrak en de daarop volgende autorit te kort van duur was om van vrijheidsberoving te mogen spreken. Hooguit zou bewezen kunnen worden verklaard, aldus de raadsvrouw, dat verdachte medeplichtig is geweest aan het onttrekken van het kind aan het wettig over hem gesteld gezag of aan het desbevoegd over het kind uitgeoefend opzicht, toen verdachte in zijn auto met zijn medeverdachte en het kind is weggereden.
3.2 De rechtbank overweegt daarover het volgende. Verdachte was snorder. Hij heeft zijn medeverdachte met zijn auto tegen betaling vervoerd naar een woning waar een kind met zijn moeder verbleef. Zijn medeverdachte wilde dat kind meenemen om aan haar vriend te tonen teneinde tegenover hem haar bedrog te kunnen volhouden dat hij de vader was van haar tweeling. Verdachte wist niet van dit bedrog en kende ook het plan van zijn medeverdachte niet. Wel heeft hij gezien dat zij zich in de auto vermomde. Hij is met haar de woning ingegaan en heeft zich op haar instigatie voorgedaan als haar echtgenoot en daarbij een andere naam dan de zijne aangenomen. Aan haar verzoek de computer van de moeder mee te nemen en de moeder vast te binden heeft hij niet voldaan. Eerst na zijn vertrek uit de woning ontdekte hij dat zij het kind had meegenomen. Zij had het kind in zijn auto gelegd.
3.3 Zou het daarbij zijn gebleven, dan zou verdachte niet mogen worden verweten dat hij de ontvoering heeft meegepleegd of daaraan medeplichtig was.
Verdachte heeft echter, hoewel hij dat in zijn macht had, het kind niet naar de moeder teruggebracht. Hij heeft evenmin zijn verdere medewerking aan de wensen van zijn medeverdachte geweigerd of anderszins iets gedaan om aan de ontvoering een einde te maken. Integendeel, hij heeft haar met het kind naar haar vriend vervoerd en hen daar afgezet. De volgende ochtend heeft hij haar en het kind opnieuw met zijn auto vervoerd. Ook toen had hij het in zijn macht de ontvoering terstond te beëindigen.
3.4 De rechtbank merkt dit handelen aan als medeplegen van de ontvoering, omdat verdachte daaraan, vanaf het moment dat hij het kind in zijn auto aantrof, zijn volle medewerking heeft verleend en hij, zolang het kind in zijn buurt was, op ieder door hem gewenst moment aan de ontvoering een einde had kunnen maken. Uit haar waarneming ter terechtzitting van verdachte en zijn medeverdachte ontleent de rechtbank de vaststelling dat verdachte daartoe fysiek zonder meer in staat zou zijn geweest.
3.5 Nu verdachte willens en wetens aan de ontvoering heeft meegewerkt vanaf het moment waarop hij het kind in zijn auto zag, moeten hem ook de gedragingen van zijn medeverdachte worden toegerekend die aan dit moment voorafgingen en die als uitvoering moeten worden gezien van haar tot dan toe voor verdachte nog onbekende plan het kind te ontvoeren.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, is ook van vrijheidsberoving sprake, want verdachte heeft het kind tegen de wil van diens moeder in zijn macht gehad.
3.6 De rechtbank acht derhalve de primair telastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen in die zin dat verdachte:
op 24 augustus 2006 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een minderjarige, te weten [baby] (geboren [geboortedatum] 2005), heeft onttrokken aan het opzicht van degene die dat gezag desbevoegd over die minderjarige uitoefende, immers heeft verdachte daar toen tezamen en in vereniging met een ander,
- onder valse voorwendselen via chatgesprekken contact gezocht en een afspraak met de moeder van die [baby] ([de moeder]) gemaakt teneinde de woning van die moeder en die [baby] binnen te gaan en
- vervolgens in die woning die [baby] op enig moment uit de woning weggenomen terwijl hij op dat moment wist dat die [baby] niet het kind was van verdachte [medeverdachte 1] en
- die [baby] meegenomen naar andere woningen en
- die [baby] achtergelaten bij de woning van bekenden van verdachte [medeverdachte 1] waarbij [medeverdachte 1] heeft gedaan alsof die [baby] haar eigen kind was;
en
op 24 augustus 2006 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een baby genaamd [baby] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben verdachte en/of zijn mededader
- onder valse voorwendselen via chatgesprekken contact gezocht en een afspraak met de moeder van die [baby] ([de moeder]) gemaakt teneinde de woning van die moeder en die [baby] binnen te gaan en
- vervolgens in die woning die [baby] op enig moment uit de woning weggenomen, terwijl verdachte wist dat die [baby] niet het kind was van verdachte [medeverdachte 1] en
- die [baby] meegenomen naar andere woningen en
- die [baby] achtergelaten bij de woning van bekenden van verdachte waarbij verdachte [medeverdachte 1] heeft gedaan alsof die [baby] haar eigen kind was.
Voor zover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor de door haar onder de primair bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 (tweeënveertig) maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
De officier van justitie heeft tevens de gevangenneming van verdachte bij eindvonnis gevorderd.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij, [baby], gevorderd dat een schadevergoeding van een bedrag groot € 3.500,00 (drie duizend en vijfhonderd euro) toewijsbaar is, waarbij tevens de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte dient te worden opgelegd.
Voorts heeft de officier van justitie dit gevorderd met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [de moeder] van € 70,00 (zeventig euro) voor het verlies van haar telefoon.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan, en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft meegewerkt aan de ontvoering van een klein kind.
Hij heeft – op dat moment nog onkundig van de plannen van zijn medeverdachte een kind te ontvoeren teneinde dit aan haar vriend te tonen om haar bedrog vol te houden dat haar vriend de vader van haar tweeling was – zijn medeverdachte vergezeld bij haar bezoek aan de woning waar het kind met zijn moeder verbleef, in de wetenschap dat zijn medeverdachte zich had vermomd. Voorts heeft hij zich in de woning gedragen, alsof hij de echtgenoot van zijn medeverdachte was, en zich onder een andere naam dan de zijne laten voorstellen aan de moeder van het kind.
In de woning is hem duidelijk geworden dat het verhaal dat zijn medeverdachte hem had verteld om haar bezoek aan het kind, haar vermomming en zijn voorgewende rol en andere naam te verklaren, niet waar was. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat dit het moment was waarop hij zijn verdere medewerking aan zijn medeverdachte voor het eerst had moeten weigeren. Verdachte is echter in de woning gebleven en is ook niet vertrokken, toen zijn medeverdachte hem vroeg de computer van de moeder van het kind mee te nemen. Evenmin is hij vertrokken, toen zijn medeverdachte hem vroeg de moeder van het kind vast te binden.
Eerst na zijn vertrek uit de woning heeft verdachte gezien dat zijn medeverdachte het kind had ontvoerd. Het kind lag in zijn auto. Verdachte had het toen in zijn macht onmiddellijk aan de ontvoering een einde te maken. Hij heeft dat niet gedaan, maar zijn medeverdachte met het kind naar haar vriend gereden. De volgende ochtend heeft verdachte zijn medeverdachte en het ontvoerde kind opnieuw in zijn auto vervoerd. Ook toen had hij onmiddellijk aan de ontvoering een einde kunnen maken, maar ook toen had hij dat niet gedaan.
Verdachte heeft geen moment stil gestaan bij de gevolgen die de ontvoering voor moeder en kind zou kunnen hebben. Hij heeft in het bijzonder geen moment stil gestaan bij de gevoelens van angst, ontzetting en wanhoop die de moeder van het kind, naar hij had moeten beseffen, moet hebben gevoeld als gevolg van de ontvoering. De moeder van het kind heeft daarover in haar aan de rechtbank overhandigde verklaring geschreven:
“Ik werd helemaal in beslag genomen door de gedachte dat mijn zoontje niet meer in leven was. Ik was ervan overtuigd dat hij ergens langs de kant van de snelweg zou liggen. Dat ze hem uit de auto hadden gegooid omdat zijn gehuil teveel was geworden, ze hadden immers zijn knuffeltje niet meegenomen. Ik zat maar te wachten op dat ene telefoontje: dat ze mijn kleine mannetje dood hadden aangetroffen…”
De effecten die deze ontvoering op de ontwikkeling van het ontvoerde kind hebben gehad of nog zullen hebben, zijn in verband met diens jonge leeftijd op dit moment moeilijk te meten, maar het is bepaald niet uit te sluiten dat het kind van de ontvoering en de daarmee verband houdende gevolgen voor zijn moeder ernstige psychische schade zal ondervinden.
De rechtsorde is door de ontvoering ernstig geschokt. In de maatschappij bestaande gevoelens van onveiligheid zijn hierdoor versterkt.
Verdachte heeft in vergelijking met de rol van zijn medeverdachte een cruciale, maar geringere rol gespeeld bij de ontvoering van het kind. De verdachte was immers niet bij het plan van de ontvoering betrokken. Hem valt echter aan te rekenen dat hij, nog voordat hij tot het besef kwam dat zijn medeverdachte een kind wilde ontvoeren, zich realiseerde dat hij had moeten terugtreden en dat toen niet heeft gedaan. Anderzijds heeft hij weerstand geboden aan het verlangen van zijn medeverdachte de computer van de moeder van het kind mee te nemen en de moeder vast te binden. Verdachte was dus niet een volkomen willoos instrument van zijn medeverdachte. Wel moet worden aangenomen dat hij door zijn medeverdachte is misbruikt.
Op grond van alle hiervoor genoemde omstandigheden bestaat aanleiding bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen de officier van justitie heeft gevorderd.
De rechtbank zal een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, omdat verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 31 augustus 2006 niet eerder voor soortgelijke zaken is veroordeeld, en met het doel verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feite te plegen.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting volgt dat de door [de moeder] ingestelde vordering ten belope van € 70,00 kan worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [de moeder] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [de moeder] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
De door haar namens haar zoon ingestelde vordering is echter niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor de behandeling in dit strafgeding, zodat haar zoon in die vordering niet kan worden ontvangen. De vordering dient bij de burgerlijke rechter te worden aangebracht.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 7 september 2006 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13/067056-04, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 5 november 2004 van de politierechter te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 (twee) jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De raadsvrouw heeft betoogd dat aan verdachte niet een vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling is betekend, maar dat eist de wet niet.
De rechtbank wijst de vordering echter af, omdat het delict waarvoor de voorwaardelijke straf was opgelegd, een geheel ander is dan het in de hoofdzaak telastegelegde en de rechtbank niet ziet welk strafdoel met het omzetten van de voorwaardelijke straf in een onvoorwaardelijke straf hier wordt gediend naast oplegging van de straf voor de in de hoofdzaak telastegelegde feiten.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 279 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
9. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent
en
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [de moeder], wonende op het adres [adres], toe tot een bedrag van € 70,00 (zeventig euro).
Veroordeelt verdachte aan [de moeder] het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door [de moeder] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van [de moeder] te betalen de som van € 70,00 (zeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 (een) dag, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat [baby] in de namens hem door zijn moeder ingestelde vordering niet ontvangen kan worden.
De rechtbank wijst bovenvermelde vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling af.
De rechtbank gelast de teruggave aan [verdachte] van de personenauto, een Volkswagen Polo met kenteken [kenteken].
Heft het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis op.
Wijst de vordering tot gevangenneming af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter,
mrs. D.J. Cohen Tervaert en J. Holleman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Ramautar, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 april 2008.