ECLI:NL:RBAMS:2008:BC8137

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06-5832 WW44
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing welstandsadvies voor standbeeld Anton de Kom

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 maart 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. G.L.D. Thomas, en het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Zuidoost, vertegenwoordigd door mr. drs. E. Tessensohn en mr. E.J. Hetebrij. De zaak betreft een beroepschrift tegen het besluit van verweerder van 24 oktober 2006, waarbij een reguliere bouwvergunning voor het plaatsen van een standbeeld van Anton de Kom op het Anton de Komplein was verleend. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, met als argument dat het welstandsadvies dat aan het besluit ten grondslag lag gebrekkig was en niet voldeed aan de eisen van de Woningwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de welstandscommissie het standbeeld niet correct heeft getoetst aan de welstandscriteria zoals neergelegd in de gemeentelijke welstandsnota. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich niet zonder meer op het advies van de welstandscommissie had mogen baseren, omdat dit advies niet voldeed aan de vereisten van een deugdelijke motivering. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en verplicht verweerder om een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 644,- en dient de gemeente Amsterdam het door eiseres betaalde griffierecht van € 141,- te vergoeden.

Uitspraak

Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht Algemeen
meervoudige kamer
UITSPRAAK
in het geding met reg.nr. AWB 06/5832 WW44
tussen:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
vertegenwoordigd door mr. G.L.D. Thomas,
en:
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Zuidoost,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. drs. E. Tessensohn en mr. E.J. Hetebrij.
1. PROCESVERLOOP
De rechtbank heeft op 4 december 2006 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 24 oktober 2006 (hierna: het bestreden besluit).
Het onderzoek is gesloten ter zitting van 19 februari 2008.
2. OVERWEGINGEN
Feiten
Bij besluit van 21 maart 2006 heeft verweerder aan het Stadsdeel Zuidoost, Sector Maatschappelijke Ontwikkeling een reguliere bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een standbeeld op de trap aan het Anton de Komplein. Eiseres heeft tegen dit besluit tijdig bezwaar gemaakt.
De Commissie bezwaarschriften heeft op 3 augustus 2006 onder meer geadviseerd het bestreden besluit op grond van artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te herroepen en in de plaats daarvan een beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van een deugdelijk gemotiveerd welstandsadvies.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder zich verenigd met het advies van de Commissie bezwaarschriften en zich aangesloten bij een nader advies van de welstandscommissie van 4 september 2006, waarin de welstandscommissie zich onthoudt van een oordeel over het uiterlijk van het beeld zelf en in relatie tot de omgeving. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres vervolgens ongegrond verklaard.
Beroepsgronden
Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat het gebrek aan het welstandsadvies dat door de Commissie bezwaarschriften is geconstateerd in het bestreden besluit niet is hersteld, zodat dit welstandsadvies niet onverkort aan het besluit ten grondslag had mogen worden gelegd. Verder heeft eiseres aangevoerd dat de keuze voor dit standbeeld gebaseerd is op een stemming die niet juist is verlopen en dat het standbeeld niet voldoet aan de opdrachtformulering voor een gedenkteken voor Anton de Kom. Tot slot heeft eiseres aangevoerd dat de belangen van de Afro-Nederlandse gemeenschap niet zijn afgewogen en voor een alternatief had moeten worden gekozen.
De rechtbank oordeelt over deze beroepsgronden als volgt.
Artikel 44 van de Woningwet
In artikel 44 van de Woningwet (hierna ook: Ww) is dwingend voorgeschreven waaraan een bouwvergunningaanvraag moet worden getoetst. Verweerder heeft geen vrije bevoegdheid om over bouwaanvragen te besluiten. Verweerder dient het bouwplan te toetsen aan het ter plaatse geldende bestemmingsplan, het Bouwbesluit, de bouwverordening, redelijke eisen van welstand en eventueel toepasselijke monumentenwetgeving. Indien het bouwplan voldoet aan de daarin gestelde eisen, dan is verweerder gehouden de bouwvergunning te verlenen. Voor zover eiseres beroepsgronden heeft aangevoerd die betrekking hebben op de procedures die geleid hebben tot de keuze van dit standbeeld zien deze niet op de toetsingsgronden zoals in artikel 44 van de Ww vermeld. Voorts kan de door eiseres beoogde belangenafweging niet aan de orde zijn, omdat het bouwplan – naar niet in geschil is- niet in strijd is met het bestemmingsplan. Deze beroepsgronden kunnen daarom niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden.
Welstand
In de Woningwet, zoals deze gold ten tijde van het bestreden besluit, is in artikel 12, eerste lid bepaald dat het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, niet in strijd mag zijn met de redelijke eisen van welstand. Dit moet worden beoordeeld naar de criteria, zoals neergelegd in de gemeentelijke welstandsnota. Een welstandscommissie dient zijn advies over bouwwerken slechts te baseren op deze criteria. Dit is opgenomen in artikel 12b, eerste lid van de Ww.
Niet in geschil is dat het standbeeld van Anton de Kom een bouwwerk is. Evenmin is in geschil dat de Welstandsnota Zuidoost, vastgesteld op 29 juni 2004, (hierna ook: de welstandsnota) van toepassing is.
Het standpunt van verweerder is dat het algemene welstandscriterium van de welstandsnota “relatie tussen bouwwerk en omgeving” blijkens de uitleg daarvan slechts betrekking heeft op gevels en volumes van gebouwen die zowel de externe begrenzing van de gebouwen als ook de wanden van de openbare ruimte gezamenlijk bepalen en dus niet ziet op bouwwerken als dit. Het bouwwerk is daarom overeenkomstig het eerdere advies van de welstandscommissie van 7 februari 2006 niet in strijd met redelijke eisen van welstand, aldus verweerder.
In de welstandsnota is bepaald dat de daarin opgenomen algemene welstandscriteria ten grondslag liggen aan elke planbeoordeling. Het algemene criterium “relatie tussen bouwwerk en omgeving” luidt als volgt: “Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht, dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is”. In de welstandsnota zijn voorts passages gewijd aan de kracht en kwaliteit van een bouwwerk die voortkomen uit verwijzingen en associaties, waarbij wordt onderstreept dat daar zorgvuldig gebruik van moet worden gemaakt.
De rechtbank acht verweerders standpunt dat de algemene welstandscriteria blijkens de uitleg beperkt zijn tot gevels en volumes van gebouwen, niet juist. Dit zou betekenen dat met de Welstandsnota Zuidoost impliciet is bedoeld (bepaalde) bouwwerken die geen gebouw zijn van de welstandstoets uit te sluiten. De tekst van het hierboven aangehaalde criterium uit de welstandsnota zelf geeft hier geen aanleiding toe. Ook andere in de welstandsnota opgenomen algemene criteria geven geen aanleiding om een onderscheid tussen gebouwen en andere bouwwerken aan te nemen. Voorts strookt de interpretatie van verweerder niet met de strekking van artikel 12 van de Ww (oud en huidig). Die strekking is dat in beginsel alle bouwwerken aan de criteria uit de welstandsnota getoetst worden. Voor het uitsluiten van gebieden of categorieën van bouwwerken van de in de welstandsnota neergelegde toets, is ingevolge artikel 12, tweede lid van de Ww (oud) een (expliciet) besluit van de gemeenteraad (lees: het stadsdeelbestuur) vereist. Uit de Welstandsnota Zuidoost noch uit enig ander besluit blijkt dat het gebied waarin het Anton de Komplein is gelegen of de categorie “kunstobjecten” van de welstandstoets is uitgesloten.
De rechtbank is daarom van oordeel dat de welstandscommissie het standbeeld van Anton de Kom, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving, had moeten toetsen aan het geldende welstandsbeleid. Nu de welstandscommissie dit heeft nagelaten, vertoont het welstandsadvies reeds om deze reden zodanige gebreken dat verweerder dit niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel over de welstand ten grondslag had mogen leggen.
Hiermee is het besluit in strijd met het vereiste van een deugdelijke motivering, zodat het moet worden vernietigd.
De rechtbank constateert echter nog het volgende.
Uit het aanvullende welstandsadvies van 4 september 2006 blijkt dat de welstandscommissie meer inzicht had willen krijgen in de manier waarop het beeld op de trap zou komen te staan en wat de overwegingen waren om voor de betreffende plek te kiezen. De welstandscommissie heeft hiertoe een toelichting van de architect en van een stedenbouwkundige gevraagd, maar heeft deze niet gekregen. De welstandscommissie heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat zij wel de moeite heeft genomen om geïnformeerd te worden door de architect en een stedenbouwkundige en dat zij van mening is dat het advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De welstandscommissie doet het oordeel over de plek van het beeld in feite af zonder de door haar gewenste architectonische en stedenbouwkundige verantwoording. Hiermee is het welstandsadvies op het punt van de plaatsing van het bouwwerk niet concludent.
Advies Commissie bezwaarschriften
Tot slot constateert de rechtbank dat verweerder zich in het bestreden besluit eerst op het standpunt heeft gesteld dat hij zich met het advies van de Commissie bezwaarschriften verenigt, maar dat hij vervolgens feitelijk van het advies van de Commissie bezwaarschriften afwijkt. Verweerder meent namelijk dat het uiterlijk van het standbeeld in relatie tot de omgeving niet aan het algemene welstandscriterium uit de welstandsnota hoeft te worden getoetst, terwijl de Commissie bezwaarschriften een dergelijke toets juist wel adviseert. De motivering van het bestreden besluit is om deze reden innerlijk tegenstrijdig, wat eveneens in strijd is met het vereiste van een deugdelijke motivering.
Gezien bovenstaande overwegingen zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid van de Awb. Verweerder zal een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Ter informatie aan eiseres benadrukt de rechtbank dat met dit oordeel nog niet vaststaat dat de bouwvergunning geweigerd moet worden.
Nu het beroep gegrond wordt verklaard dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.
De rechtbank ziet aanleiding om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb en verweerder in de proceskosten van eiseres te veroordelen. Deze kosten worden onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair begroot op een bedrag van
€ 644,- (een punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting x factor 1 x € 322,-).
Beslist wordt als volgt.
3. BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de gemeente Amsterdam (Stadsdeel Zuidoost) aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 141,- (zegge: eenhonderd en eenenveertig euro) vergoedt.
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 644,- (zegge: zeshonderd en vierenveertig euro) en wijst de gemeente Amsterdam (stadsdeel Zuidoost) aan als de rechtspersoon die deze kosten aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 25 maart 2008 door mr. Th.P.J. de Graaf, voorzitter,
en mrs. J.J. Bade en N.J. Koene, leden,
in tegenwoordigheid van mr. F.Y. van Arnhem-Chau, griffier,
en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De voorzitter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te 's-Gravenhage.
Let op: Ook als u in deze uitspraak (gedeeltelijk) in het gelijk bent gesteld, kan het van belang zijn om hoger beroep in te stellen voor zover de rechtbank gronden uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft verworpen en u daarin niet wilt berusten.
Afschrift verzonden op:
Doc: B