ECLI:NL:RBAMS:2008:BC7401
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in huisvestingskwestie zonder spoedeisend belang
Op 14 maart 2008 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van huisvesting. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. A. Caddeo, had een verzoek ingediend om een voorrangsverklaring voor een grotere woning, omdat zij met vijf personen in een driekamerwoning van 56 m² woonde. De gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. M. van der Hijden, had dit verzoek afgewezen, stellende dat er geen sprake was van een noodsituatie die een voorlopige voorziening rechtvaardigde.
Verzoekster voerde aan dat haar dochter, die met haar kinderen bij haar was komen wonen, niet als een apart huishouden moest worden gezien en dat dit in strijd was met artikel 8 van het EVRM. De rechtbank oordeelde echter dat de huidige woonsituatie van verzoekster, hoewel niet ideaal, niet voldeed aan de criteria voor een noodsituatie volgens het beleid van de gemeente. De rechter benadrukte dat de gevolgen van het toelaten van familieleden in de woning geen voorrangspositie voor verzoekster konden creëren ten opzichte van andere woningzoekenden.
De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was bij het treffen van een voorlopige voorziening en wees het verzoek af. De uitspraak werd gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarbij de rechter oordeelde dat de brief van de gemeente als een appellabel besluit kon worden aangemerkt, maar dat er geen nieuwe feiten waren die de afwijzing konden rechtvaardigen. De rechter besloot dat er geen aanleiding was voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.