Parketnummer: 13/ 525296-07
Datum uitspraak: 4 maart 2008
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum] 1978,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], gedetineerd in het Huis van Bewaring “locatie Nieuwegein” te Nieuwegein.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 februari 2008.
Aan verdachte is tenlastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding. De tenlastelegging is als bijlage aan het vonnis toegevoegd.
3. Waardering van het bewijs
3.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten:
De nieuwe Centrale Bibliotheek aan de Oosterdokskade 143 in Amsterdam wordt voorafgaand aan en tijdens de onderhavige overval beveiligd door de firma Master Security. Eén van de beveiligers in de bibliotheek is [betrokkene 1]. In een park vlakbij zijn huis in Zaandam wordt [betrokkene 1] benaderd door [verdachte] en [betrokken[betrokkene 3]. Zij spreken over de mogelijkheid de Centrale Bibliotheek en het zich in hetzelfde pand als de Centrale Bibliotheek op de 7e verdieping bevindende restaurant La Place, te overvallen. Enkele dagen later vindt een tweede ontmoeting plaats tussen de drie mannen. Hierbij wordt druk op [betrokkene 1] uitgeoefend om aan de overval mee te werken. Bij een volgende ontmoeting maakt [betrokkene 1] kennis met een vierde man, “de Lange”, die later wordt geïdentificeerd als [betrokke[betrokkene 2]. Tijdens een bijeenkomst enkele dagen voor de overval bespreken de verdachten de volgende rolverdeling: [betrokkene 2] neemt het wapen mee, [betrokkene 3] een hamer en [verdachte] bindt de medewerkers vast. [betrokkene 1] geeft aan dat de op handen zijnde Uitmarkt voor drukte en hoge inkomsten bij de Centrale Bibliotheek zal zorgen en voorziet de anderen van informatie over de plaats en indeling van de loge van de beveiliging.3
Op zondagmiddag 26 augustus, de middag voorafgaand aan de overval, huurt [betrokkene 3] een busje bij Ouke Baas. Zondagavond, vlak voor middernacht, rijden de vier mannen ([betrokkene 1], [betrokkene 2], [verd[verdachte] en [betrokkene 3]) met het busje van Zaandam naar Amsterdam. Zij hebben allen zwarte kleding aangetrokken. Op Java-eiland, niet ver van de te overvallen bibliotheek, deelt [verd[verdachte] donkere bivakmutsen en witte handschoenen uit. Vervolgens rijdt [verd[verdachte] het busje naar de Centrale Bibliotheek en parkeert dit met gedoofde lichten op de bouwplaats aan de linkerzijde van de Centrale Bibliotheek aan de kant van het Stedelijk museum. [betrokkene 1] blijft aanvankelijk buiten bij het busje wachten, terwijl de drie andere mannen via de zijdeur de beveiligingsloge binnen gaan.3
Inmiddels is het 27 augustus geworden, ongeveer 1:45 uur. In de loge bevinden zich de beveiligers [beveiliger 1], [beveilige[beveiliger 2] en [beveilig[beveiliger 3]. Zij zien drie mannen met bivakmutsen over hun hoofd binnenkomen. De eerste persoon heeft een pistool in zijn hand; de tweede persoon een hamer. Eén van de overvallers zegt: “Ik wil geld”.7 De overvallers beginnen te schreeuwen en zeggen tegen de bewakers dat zij op de grond moeten gaan liggen en niet mogen kijken. De bewakers moeten vervolgens de sleutels van het gebouw afgeven. De handen van de bewakers worden met tape vastgebonden, vervolgens worden de bewakers gedwongen naar het magazijn te lopen. Zij moeten op hun buik gaan liggen, waarna zij helemaal worden vast getaped: de bewakers krijgen tape om hun armen en benen, over hun ogen, oren en mond, alleen via hun neus krijgen zij nog lucht. Tijdens het tapen worden de zakken van de bewakers leeg gehaald. Hierbij worden huissleutels, autosleutels en rijbewijs weggenomen.8 De overvallers zeggen tegen de bewakers dat zij hen weten te vinden en dat zij hen dood zullen schieten als zij (de bewakers) aangifte doen. [beveiliger 1] voelt vervolgens een voet in zijn nek en een voet in zijn rug. Ook zegt een van de overvallers dat de bewakers rustig moeten blijven en dat, als zij iets proberen, zij door hun kop geschoten worden.7 Vervolgens wordt de deur van het magazijn dicht getrokken en op slot gedaan .
De drie overvallers lopen naar buiten waar [betrokkene 1] nog steeds bij het busje wacht. Het busje wordt achteruit ingeparkeerd bij de ingang van de expeditieruimte. De mannen, ditmaal vergezeld van [betrokkene 1], gaan weer naar binnen en laden de kluis van de Centrale Bibliotheek op de achtste etage (inhoudende ongeveer € 13.0001) op een karretje en zetten deze in het busje. Vervolgens laden de overvallers de kluis van restaurant La Place op de zevende etage (inhoudende € 41.573 ) met behulp van een steekwagen in het busje. Tijdens deze handelingen laat [verdachte] een schoenspoor achter tegenover de goederenlift op de 7e etage. Vervolgens rijden de vier daders terug naar Zaandam.3
De volgende dag, maandag 27 augustus 2007, rijdt [verdachte] met [betrokkene 3] in het bestelbusje naar [verdachte] neef [betrokkene 4] in Uitgeest. [verdachte] vraagt [betrokkene 4] of hij zijn garagebox mag gebruiken om spullen in op te slaan. Hierop geeft [betrokkene 4] zijn neef de sleutel van zijn garagebox. Later vraagt [verdachte], in aanwezigheid van [betrokkene 3] en [betrokkene 2], aan [betrokkene 4] om stroom voor in de garagebox. Na herhaaldelijk dienaangaande te zijn bevraagd door [betrokkene 4], vertelt [verdachte] hem dat de garagebox wordt gebruikt als opslagplaats voor buitgemaakte kluizen. 5
Op dinsdag 28 augustus wordt tenminste één kluis opengemaakt. De vier overvallers rijden tegen 10 uur ’s ochtends in de auto van [betrokkene 3] eerst naar het strand van Castricum, alwaar [betrokkene 1] en [betrokkene 3] uitstappen en enkele uren wachten op de terugkeer van de anderen. [verdachte] en [betrokkene 2] rijden verder naar de garagebox in Uitgeest.3 Omwonenden van de garagebox horen slijpgeluiden uit de garagebox en een van hen ziet een persoon, van wie hij later zegt dat [betrokkene 2] op deze persoon lijkt, uit de garagebox komen. De buit wordt na afloop in het huis van [betrokkene 3] verdeeld.3
3.2
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 27 augustus 2007 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen in de Centrale Bibliotheek (perceel Oosterdokskade 143) een kluis met daarin ongeveer 13.000 euro en in restaurant La Place (perceel Oosterdokskade 145-147) een kluis met daarin 41.573 euro, toebehorende
aan respectievelijk de Centrale Bibliotheek en Vroom & Dreesman, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen beveiligingsmedewerkers van de firma Master Security, te weten [beveiliger 1], [beveilig[beveiliger 3] en [beveiliger 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat verdachte en zijn mededaders opzettelijk geweldadig of dreigend, zulks terwijl verdachte en zijn mededaders bivakmutsen en donkere kleding droegen, teneinde herkenning te voorkomen of schrik aan te jagen
- een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hebben gericht op die [beveiliger 1], [beveiliger 3] en [beveiliger 2] en
- tegen die [beveiliger 1], [beveiliger 3] en [beveiliger 2] hebben gezegd: "Ik wil geld" en dat zij op de grond moesten gaan liggen en dat zij niet mochten kijken en
- vervolgens die [beveiliger 1], [beveiliger 3] en [beveiliger 2], onder dreiging van een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, hebben gedwongen mee te lopen naar een ander vertrek (magazijn), en
- vervolgens in genoemd vertrek tegen die [beveiliger 1], [beveiliger 3] en [beveiliger 2] hebben gezegd dat zij op hun buik moesten gaan liggen en dat zij zich rustig moesten houden en dat zij geen aangifte moesten doen, anders werden zij doodgeschoten en "Als jullie iets proberen schieten wij door jullie kop”, althans een of meer van dergelijke dreigende woorden en
- de ogen en oren en mond van die [beveiliger 1], [beveiliger 3] en [beveiliger 2] hebben dicht getaped en de handen en enkels van die [beveiliger 1], [beveiliger 3] en [beveiliger 2] met tape hebben vastgebonden en
- de zakken van die [beveiliger 1], [beveiliger 3] en [beveiliger 2] hebben doorzocht en leeggehaald en
- de toegangsdeur van dat vertrek op slot hebben gedaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
Verklaringen van [betrokkene 1]
De bewezenverklaring berust voor een belangrijk deel op de verklaringen van medeverdachte [betrokkene 1]. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen. Zij zijn consistent en vinden steun in ander bewijs, zoals de verklaringen van [betrokkene 4], de verklaring van [betrokkene 1]’s vrouw Ilka , de gegevens omtrent de huur van het bestelbusje door [betrokkene 3] en het aangetroffen schoenspoor van verdachte. Daar komt nog bij dat [betrokkene 1] met zijn verklaring zichzelf evenzeer belast als zijn medeverdachten: hij verklaart immers zowel bij de voorbereiding, de uitvoering als de afronding van het misdrijf betrokken te zijn geweest.
5. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot
- een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar, met aftrek van voorarrest;
- hoofdelijke toewijzing van de vorderingen van benadeelde partijen, te weten [beveili[beveiliger 1], [beveiliger 2], [beveiliger 3] en Vroom en Dreesmann Warenhuizen BV,
met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met anderen een roofoverval gepleegd op de Centrale Bibliotheek en restaurant La Place in Amsterdam. Daartoe hebben zij drie beveiligers overmeesterd met een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp, en hen met tape vastgebonden. Ook neus, oren en ogen van de beveiligers werden afgeplakt, waarbij een van de slachtoffers zo misselijk werd dat hij dreigde over te geven en bang was te stikken. De slachtoffers hebben voorts door de dreigende woorden van verdachte en/of zijn mededaders letterlijk doodsangsten uitgestaan. Na de overval hebben verdachte en zijn mededaders de slachtoffers liggend op de koude vloer in een afgesloten ruimte achtergelaten. De bewakers hebben zichzelf moeten bevrijden.
Verdachte heeft aan deze roofoverval deelgenomen uit louter winstbejag. Hij en zijn medeverdachten waren uit op geld en daar heeft alles voor moeten wijken. Daar komt bij dat de overval op de nieuwe bibliotheek, die door veel inwoners van Amsterdam tijdens de Uitmarkt voor het eerst werd bezocht, een grote maatschappelijke impact heeft gehad, die mede blijkt uit de media-aandacht.
Blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 september 2007 is verdachte eerder veroordeeld voor vermogensdelicten en mishandeling.
Hoe ernstig de onderhavige gedragingen overigens ook zijn, aan de bewakers is geen lichamelijk letsel toegebracht. De rechtbank ziet gelet hierop en gelet op de straffen die in vergelijkbare gevallen plegen te worden opgelegd, aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van de benadeelde partijen [beveili[beveiliger 1], [beveiliger 2] en [beveiliger 3]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vorderingen van de benadeelde partijen [beveili[beveiliger 1], [beveiliger 2] en [beveiliger 3], van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit, rechtstreeks schade hebben geleden. De rechtbank waardeert deze schade op een bedrag van:
€ 1.500,- (vijftienhonderd euro) voor [beveili[beveiliger 1];
€ 1.500,- (vijftienhonderd euro) voor [beveiliger 2];
€ 1.500,- (vijftienhonderd euro) voor [beveiliger 3].
De vorderingen kunnen dan ook tot die bedragen - hoofdelijk - worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken.
Het overige deel van de vorderingen van ieder van de benadeelde partijen is niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partijen in dat deel van hun vorderingen niet-ontvankelijk zijn. De benadeelde partijen kunnen dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [beveiliger 1], [beveiliger 2] en [beveiliger 3] wordt, als extra waarborg voor betaling aan voornoemden, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij Vroom en Dreesmann Warenhuizen BV
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van de vordering van de benadeelde partij Vroom en Dreesmann Warenhuizen BV, van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 41.573,- (eenenveertigduizendvijfhonderddrieënzeventig euro). De vordering kan dan ook tot dat bedrag – hoofdelijk – worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
Het overige deel van de vordering van de benadeelde partij is niet van zo eenvoudige aard dat dit zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 47 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, in vereniging gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en 6 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [beveiliger 1], wonende op het adres [adres] toe tot een bedrag van € 1.500,- (vijftienhonderd euro).
Veroordeelt verdachte aan [beveiliger 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [beveiliger 1], te betalen de som van € 1.500,- (vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [beveiliger 2], wonende op het adres [adres] toe tot een bedrag van € 1.500,- (vijftienhonderd euro).
Veroordeelt verdachte aan [beveiliger 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [beveiliger 2], te betalen de som van € 1.500,- (vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [beveiliger 3], wonende op het adres [adres] toe tot een bedrag van € 1.500,- (vijftienhonderd euro).
Veroordeelt verdachte aan [beveiliger 3] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [beveiliger 3], te betalen de som van € 1.500,- (vijftienhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij Vroom en Dreesmann Warenhuizen BV, Postbus 276, 1000 AG Amsterdam, toe tot een bedrag van € 41.573,- (eenenveertigduizendvijfhonderddrieënzeventig euro).
Veroordeelt verdachte aan Vroom en Dreesmann BV voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.M.J. Quaedvlieg, voorzitter,
mrs. J.H.M. van de Ven en E.A.W. Schippers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Loots, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 maart 2008.