ECLI:NL:RBAMS:2008:BC3812

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-437606-07
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak verdachte in strafzaak pijltjesschieten te Amsterdam

In de strafzaak tegen de verdachte, die betrokken was bij een incident van pijltjesschieten, heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 februari 2008 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van alle telastegelegde feiten, waaronder poging tot zware mishandeling en het voorhanden hebben van wapens en drugs. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 15 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank volgde de conclusies van de officier van justitie niet en achtte de bewijsvoering niet wettig en overtuigend. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet betrokken was bij de feiten die hem werden verweten, ondanks de verklaringen van medeverdachten en getuigen. De rechtbank verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en op een openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/437606-07
Datum uitspraak: 7 februari 2008
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Groot-Brittannië) op [geboortedatum] 1985,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
24 januari 2008.
1. Telastelegging
Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals deze ter terechtzitting is gewijzigd. Van de dagvaarding en de vordering wijziging telastelegging zijn kopieën als bijlagen 1 en 2 aan dit vonnis gehecht. De gewijzigde telastelegging geldt als hier ingevoegd.
2. Voorvragen
3. Waardering van het bewijs
3.1. De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte met betrekking tot de door hem onder feit 1, primair, feit 2, tweede en vierde alinea, en feit 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest. Voor de onder 2, eerste en derde alinea en feit 4 telastegelegde feiten heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
3.2. Concluderend is de officier van justitie derhalve van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte met de twee andere medeverdachten door middel van het schieten van pijltjes op vier willekeurige slachtoffers een poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade heeft medegepleegd. Tevens is de officier van oordeel dat verdachte tezamen en in vereniging met de twee medeverdachten twee kapmessen, pijltjes, een blaaspijp en 3 dozen weed voorhanden heeft gehad.
3.3. De officier van justitie heeft hiertoe betoogd dat verdachte naar zijn mening de spil in het geheel is, ondanks de omstandigheid dat de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verdachte consequent vrijpleiten. De officier van justitie is van mening dat er desondanks voldoende aanvullend bewijs tegen verdachte voorhanden is.
Met betrekking tot feit 1, primair, heeft de officier van justitie gewezen op het feit dat verdachte op 20 juli 2007 in het bewuste bestelbusje heeft gereden en toen door de politie is aangehouden waarbij hij een valse naam heeft opgegeven. Voorts heeft de getuige [getuige 1] verdachte in het witte bestelbusje zien stappen en wegrijden, is er een verpakking van de blaaspijp in de woning van de verdachten aangetroffen, is er een pijltje in de achterbak van het busje gevonden en heeft verdachte zich later op de dag na de aanhouding van verdachte [medeverdachte 2] samen met verdachte [medeverdachte 1] op het politiebureau gemeld. Mede gelet op de bekentenissen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] over hun betrokkenheid bij het pijltjesschieten, de omstandigheid dat de drie incidenten op 25 juli 2007 binnen het korte tijdsbestek van een half uur zijn gebeurd, de aangever [aangever 1] drie personen in het busje heeft zien zitten en het DNA van verdachte is aangetroffen op het pijltje dat aangever [aangever 2] heeft geraakt, is de officier van oordeel dat ook verdachte als medepleger van het pijltjesschieten kan worden aangemerkt.
Met betrekking tot het voorhanden hebben van voornoemde goederen heeft de officier van justitie gesteld dat verdachte evenals de medeverdachten als bewoner van de woning aan de [adres] beschouwd moet worden en dat hij onder de naam van [medeverdachte 1] deze woning heeft gehuurd en betaald.
Verdachte heeft zich volgens de officier van justitie ook schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van de in de bestelbus aangetroffen kapmessen, omdat verdachte op 20 juli 2007 met het busje heeft gereden en ook getuige [getuige 2] verdachte ermee heeft zien rijden. Met betrekking tot het voorhanden hebben van de pijltjes en de blaaspijp, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat ook dit feit, gelet op de bewezenverklaring van feit 1 primair, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Nu verdachte gedurende een week in de woning heeft verbleven en de dozen weed midden in de kamer stonden, naast een kastje waarop het paspoort van verdachte is aangetroffen, kan het volgens de officier van justitie niet anders dan dat verdachte op de hoogte moet zijn geweest van de aanwezigheid van de weed en is derhalve ook ten aanzien van verdachte het aanwezig hebben de weed wettig en overtuigend bewezen.
3.4. De rechtbank volgt voorgaande conclusies van de officier van justitie niet en zij is van oordeel dat verdachte met betrekking tot alle telastegelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot feit 1
De omstandigheid dat verdachte enkele dagen voor het pijltjesschieten heeft gereden in de bestelbus van medeverdachte [medeverdachte 2] en verdachte ook door getuigen al rijdend en bij het bestelbusje is gesignaleerd, levert op zichzelf genomen geen bewijs op dat verdachte óók op 25 juli 2007 en 28 juli 2007 in de bestelbus heeft gezeten. De enkele omstandigheid dat de getuige [getuige 1] drie personen in de bestelbus meent te hebben gezien, maakt dit niet anders. Immers, de overige aangevers hebben slechts twee personen gezien en de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben consequent verklaard dat verdachte tijdens het pijltjesschieten niet in de bestelbus aanwezig was. Ook het aantreffen van verdachtes DNA op de pijltjes is onvoldoende om wettig en overtuigend bewezen te kunnen achten dat verdachte betrokken is geweest bij het pijltjesschieten op 25 en 28 juli 2007. Immers, er is ook geen DNA van verdachte [medeverdachte 1] op de pijltjes aangetroffen, terwijl [medeverdachte 1] juist heeft verklaard dat hij op die dagen als enige met de blaaspijp heeft geschoten. De rechtbank acht het dan ook met de raadsvrouw van verdachte aannemelijk dat het DNA van verdachte op een ander moment op de pijltjes is terecht gekomen.
Nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van feit 1 primair én het alternatief telastegelegde, acht zij evenmin wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de blaaspijp en de pijltjes voorhanden heeft gehad.
Met betrekking tot feit 2
Evenmin acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de twee kapmessen voorhanden heeft gehad. Deze zijn in de zijportieren van de bestelauto van verdachte [medeverdachte 2] aangetroffen en [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de messen van hem zijn. De omstandigheid dat verdachte ook in de bestelbus heeft gereden, rechtvaardigt zonder nader bewijs niet de conclusie dat verdachte zich bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van de messen in de auto.
De rechtbank is voorts van oordeel dat dit ook geldt voor het voorhanden hebben van het in de slaapkamer van [medeverdachte 2] aangetroffen wapen en patronen. Ook hier heeft verdachte [medeverdachte 2] bekend dat dit wapen en de patronen van hem alleen waren en dat de overige verdachten hier niets mee te maken hebben. Het wapen is bovendien aangetroffen in de slaapkamer van [medeverdachte 2] terwijl uit geen enkele verklaring is gebleken dat verdachte ook in die slaapkamer heeft geslapen of aanwezig is geweest.
Met betrekking tot feit 3
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in vereniging drie dozen weed aanwezig heeft gehad. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat de gevonden weed van hem was. De enkele omstandigheid dat verdachte ook in de woning verbleef waar medeverdachte [medeverdachte 1] de weed bewaarde, vormt onvoldoende bewijs voor de conclusie dat óók verdachte op de hoogte was voor de aanwezigheid van de weed. De foto op pagina 267 van het dossier maakt dit niet anders nu deze slechts laat zien dat er drie afgesloten dozen in de woonkamer stonden en niet dat er weed in zat.
3.5. De rechtbank acht derhalve het onder feit 1 primair en alternatief telastegelegde, feit 2, eerste tot en met vierde alinea, feit 3 en 4 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
Verklaart het onder feiten 1 primair en alternatief telastegelegde, feit 2, eerste tot en met de vierde alinea, feit 3 en feit 4 telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Ten aanzien van de benadeelde partijen
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - geen straf of maatregel is opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partijen
[benadeelde partij] en [aangever 2] in de vordering niet-ontvankelijk zijn. De benadeelde partijen kunnen die slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] en [aangever 2] niet-ontvankelijk in de vorderingen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.J.L.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. A.D. Reiling en S.E. Sijsma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 februari 2008.