ECLI:NL:RBAMS:2008:BC3566

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08-387 WET
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopige voorziening in het kader van de Flora- en faunawet door Stichting Greenpeace Nederland

Op 30 januari 2008 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin de Stichting Greenpeace Nederland een verzoek tot voorlopige voorziening heeft ingediend. Dit verzoek was gericht op het stilleggen van bepaalde (bouw)werkzaamheden die volgens Greenpeace in strijd zijn met de Flora- en faunawet. De voorzieningenrechter heeft het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening gedeeltelijk toegewezen, maar het gedeelte dat betrekking had op de stillegging van de werkzaamheden is afgewezen. De rechter oordeelde dat er geen besluit was waartegen bezwaar of beroep kon worden ingesteld, waardoor de bestuursrechter onbevoegd was om te oordelen over de stillegging. Het verzoek diende in plaats daarvan behandeld te worden in een civiele kortgedingprocedure.

De zaak kwam voort uit een verzoek van Greenpeace aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om handhavend op te treden tegen E.ON Benelux N.V. voor werkzaamheden die zonder de vereiste ontheffing waren gestart. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de Minister vóór 1 februari 2008 om 17.00 uur moest beslissen op het verzoek tot handhaving van Greenpeace. De rechter heeft daarbij overwogen dat er onvoldoende aanleiding was om het bezwaar van Greenpeace als prematuur te beschouwen en dat er geen spoedeisendheid was om de werkzaamheden stil te leggen.

De uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. V.M. Behrens, griffier. Tegen deze uitspraak staan geen rechtsmiddelen open. De uitspraak is gepubliceerd op 5 april 2013 en is te vinden op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:RBAMS:2008:BC3566.

Uitspraak

Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht
voorlopige voorzieningen
UITSPRAAK
in het geding met reg.nr. AWB 08/387 WET
tussen:
de Stichting Greenpeace Nederland, gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
vertegenwoordigd door mr. B.N. Kloostra,
en
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, zetelend te ’s-Gravenhage,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. G.J.L. Veth.
1. PROCESVERLOOP
De voorzieningenrechter (hierna ook: de rechter) heeft op 29 januari 2008 een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ontvangen tegen het niet handhavend optreden tegen werkzaamheden zonder de vereiste ontheffing ingevolge de Flora- en faunawet. Dit verzoek hangt samen met het bezwaarschrift van verzoekster van 29 januari 2008, gericht tegen het uitblijven van een besluit op het verzoek om handhaving van 28 januari 2008.
Het onderzoek is met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gesloten.
2. OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Bij de vereiste belan¬genafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van de verzoeker dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang.
Voor zover de toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en is dit niet bindend voor de beslissing in de bodemprocedure.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb kan de rechter, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is, de uitspraak doen zonder als bedoeld in het eerste lid van dat artikel.
Bij brief van 28 januari 2008 heeft verzoekster verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen de door E.ON Benelux N.V., zonder de daartoe vereiste ontheffing in de zin van de Flora- en faunawet, aangevangen (bouw)werkzaamheden op het perceel aan de Coloradoweg 10 te Rotterdam.
Verzoekster op 29 januari 2008 bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van een besluit op voornoemd verzoek tot handhaving. Voorts heeft verzoekster verzocht een voorlopige voorziening te treffen inhoudende een schorsing van de weigering om niet tijdig te beslissen op het verzoek om handhaving. In dit verband heeft verzoekster gewezen op de uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 september 2007 (LJN: BB3856). Daarnaast is verzocht verweerder te gelasten alle werkzaamheden stil te leggen tot zes weken nadat op het bezwaar van verzoekster is beslist, dan wel verweerder te gelasten om binnen één uur na de uitspraak van de rechter alsnog op het verzoek om handhaving te beslissen.
De rechter overweegt als volgt.
Naar voorlopig oordeel van de rechter bestaat er onvoldoende aanleiding om het bezwaar als prematuur ingediend niet-ontvankelijk te achten. Evenmin is er aanleiding om het ontbreken van spoedeisendheid aan te nemen.
De rechter ziet aanleiding om te bepalen dat verweerder vóór vrijdag 1 februari 2008 om 17.00 uur beslist moet hebben op het verzoek tot handhaving zoals ingediend door verzoekster. Uit de door verzoekster ingediende stukken valt niet concreet af te leiden dat zich voordien een irreversibele schade zal realiseren. Met een termijn als gesteld moet verweerder in staat worden geacht op voldoende verantwoorde wijze een besluit te nemen.
Het verzoek om stillegging wordt afgewezen omdat de bestuursrechter onbevoegd is nu er geen daadwerkelijk besluit is waartegen bezwaar dan wel beroep kan worden ingesteld. Voor deze voorziening is de procedure in kort geding aangewezen te achten.
De rechter ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht.
Beslist wordt als volgt.
3. BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe in die zin dat verweerder vóór vrijdag 1 februari 2008 om 17.00 uur beslist moet hebben op het verzoek tot handhaving zoals ingediend door verzoekster;
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening voor het overige af.
Deze uitspraak is gedaan op 30 januari 2008 door mr. H.J. Tijselink, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.M. Behrens, griffier,
en bekend gemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De voorzieningenrechter,
Tegen deze uitspraak staan geen rechtsmiddelen open.
Afschrift verzonden op:
DOC: A