ECLI:NL:RBAMS:2008:BC3483
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.J. Tijselink
- J.F.A.M. Graafland
- C.G. Meeder
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheidsverdeling tussen Sociale verzekeringsbank en College voor zorgverzekeringen in de Zorgverzekeringswet
In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 31 januari 2008, is een oordeel gegeven over de bevoegdheidsverdeling tussen de Sociale verzekeringsbank (SVB) en het College voor zorgverzekeringen (CVZ) in het kader van de Zorgverzekeringswet (Zvw). De zaak betreft drie eisers, wonende in Frankrijk en Spanje, die bezwaar maakten tegen de inhouding van buitenlandbijdragen op hun ouderdomspensioen door de SVB, op verzoek van het CVZ. De rechtbank heeft vastgesteld dat de SVB slechts een beperkte beoordelingsbevoegdheid heeft, zoals vastgelegd in artikel 69 van de Zvw en de Regeling zorgverzekering. De rechtbank verwijst naar een wetswijziging in voorbereiding die de bevoegdheid van het CVZ ten opzichte van de SVB zou verduidelijken.
De rechtbank heeft de beroepen van de eisers ongegrond verklaard, omdat de SVB verplicht was om de bijdragen in te houden op basis van de informatie van het CVZ. De eisers voerden aan dat de regelgeving hen onterecht verplichtte zich aan te melden bij het CVZ en dat de woonlandfactor onjuist was berekend. De rechtbank oordeelde echter dat de SVB gebonden was aan de vaststelling van het CVZ en dat de regelgeving geen ruimte bood voor een autonome beoordeling door de SVB.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een duidelijke bevoegdheidsverdeling tussen de SVB en het CVZ, en de rechtbank concludeert dat de huidige regelgeving geen aanleiding geeft voor een andere interpretatie. De rechtbank heeft de grieven van de eisers verworpen en de beroepen ongegrond verklaard, zonder veroordeling in proceskosten of griffierecht.