ECLI:NL:RBAMS:2008:BC2737

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/4746 WWB en 07/4748 WWB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Y.A.A.G. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging bijstandsuitkering en terugvordering bijstand wegens verzwijging van onroerend goed in Turkije

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 januari 2008 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekers, die hun bijstandsuitkering zagen beëindigd vanwege het verzwijgen van een woning in Turkije. Verzoekers, die op 29 november 2007 65 jaar zijn geworden, hebben recht op AOW en aanvullende bijstandsuitkering. De rechter oordeelt dat verzoekers spoedeisend belang hebben bij hun verzoek om voorlopige voorziening, omdat zij afhankelijk zijn van financiële ondersteuning.

De rechtbank stelt vast dat de beëindiging van de bijstandsuitkering met ingang van 4 september 1989 niet deugdelijk is gemotiveerd. Er wordt niet duidelijk gemaakt waarom het recht op bijstand al vanaf deze datum is beëindigd en of de waarde van de verzwegen woning en huurinkomsten in verhouding staan tot de kosten van de woning. Dit gebrek kan in bezwaar worden hersteld. De rechter concludeert dat verzoekers geen belang hebben bij schorsing van de besluiten, omdat hen voorschotten moeten worden verstrekt tot de beslagvrije voet.

Daarnaast oordeelt de rechtbank dat het terugvorderingsbesluit van verweerder, dat een bedrag van € 148.148,08 betreft, eveneens niet voldoende gemotiveerd is. De rechter wijst erop dat de belangenafweging die nodig is voor de terugvordering ontbreekt, en dat verweerder niet kan verwijzen naar de Beleidsregels werk en bijstand zonder een deugdelijke motivering. De rechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe, draagt verweerder op om voorschotten te verstrekken en veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers.

Uitspraak

Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht
voorlopige voorzieningen
UITSPRAAK
in het geding met reg.nrs. AWB 07/4746 WWB en 07/4748 WWB
tussen:
[verzoeker1] en [verzoeker2], wonende te [woonplaats]
verzoekers,
vertegenwoordigd door mr. C.R. Hettema,
en:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. S.S. Kisoentewari.
1. PROCESVERLOOP
De voorzieningenrechter (hierna ook: de rechter) heeft op 4 december 2007 een tweetal verzoekschriften ontvangen tot het treffen van een voorlopige voorziening. Deze verzoeken hangen samen met de bezwaarschriften van 17 en 23 oktober 2007 gericht tegen respectievelijk de besluiten van verweerder van 14 september 2007 (hierna: bestreden besluit I) en 18 oktober 2007 (hierna: bestreden besluit II).
Het onderzoek is gesloten ter zitting van 11 januari 2008.
2. OVERWEGINGEN
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist.
Bij bestreden besluit I heeft verweerder de bijstandsuitkering van verzoekers met ingang van 4 september 1989 ingetrokken, omdat verzoekers hebben nagelaten om verweerder op de hoogte te stellen van het feit dat zij in het bezit zijn van onroerend goed in het buitenland.
Bij bestreden besluit II heeft verweerder de bijstandsuitkering van verzoekers over de periode 1 juli 1997 tot en met 31 juli 2007 herzien en de ten onrechte over deze periode aan verzoekers betaalde bijstand, vermeerderd met loonheffing, van hen beiden teruggevorderd tot een bedrag van € 148.148,08.
De rechter overweegt voorts als volgt.
Ter zitting is gebleken dat verzoeker op 29 november 2007 65 jaar is geworden en mitsdien recht heeft op AOW. Omdat verzoeker eerst in 1974 in Nederland is komen wonen heeft hij aanspraak op een niet volledige AOW-uitkering van, naar verluidt, € 881. Dit betekent dat verzoeker en zijn echtgenote recht hebben op een aanvullende bijstandsuitkering. De rechter gaat er daarom van uit dat verzoekers spoedeisend belang hebben zodat hun verzoek om voorlopige voorziening ontvankelijk is.
Terzake van besluit I overweegt de rechter als volgt.
In besluit I wordt het recht op uitkering beëindigd met ingang van 4 september 1989 omdat de inlichtingenplicht is geschonden door het verzwijgen van de woning in Turkije.
Ter zitting hebben verzoekers niet kunnen aangeven dat en wanneer zij verweerder op de hoogte hebben gesteld van de woning in Turkije. De rechter gaat er voorlopig van uit dat verzoekers verzuimd hebben verweerder op de hoogte te stellen van hun eigendom in Turkije en mitsdien de inlichtingenplicht hebben geschonden.
In dit besluit wordt evenwel niet aangegeven waarom het recht op bijstand als gevolg daarvan reeds met ingang van 4 september 1989 (dan wel per 1 juli 1997) wordt beëindigd. Evenmin wordt aangegeven of de waarde van de verzwegen woning en de verzwegen huurinkomsten van de woning in verhouding tot de kosten van de woning, beëindiging van het gehele recht op bijstand vanaf 1989 rechtvaardigen. Dit besluit is mitsdien niet deugdelijk gemotiveerd. Dit gebrek kan in bezwaar worden hersteld. Gelet op het feit dat de beëindiging betrekking heeft op een periode waarin reeds is uitgekeerd en verzoeker inmiddels 65 jaar is geworden, zodat een andere situatie is ontstaan, hebben verzoekers geen belang bij schorsing van dit besluit. Nu zij niet over voldoende inkomsten beschikken zal de rechter bepalen dat thans voorschotten dienen te worden verstrekt ter aanvulling van de AOW tot de beslagvrije voet.
Ten aanzien van besluit II overweegt de rechter het volgende.
Verweerder vordert in bestreden besluit II een bedrag van in totaal € 148.148,08 terug, zijnde de bijstand verleend in de periode van 1 juli 1997 tot en met 31 december 2006.
Partijen twisten over de waarde van het huis in Turkije. Ter zitting heeft verweerder gewezen op een taxatierapport van 24 april 2007 van Onder Emlak waaruit blijkt dat de woning
€ 17.000 waard zou zijn en heeft verzoeker gewezen op stukken uit het kadaster waaruit blijkt dat de woning € 6.900 waard is en een taxatie waaruit blijkt dat de woning niet meer waard is dan €10.100, en mitsdien onder de grens van het vrij te laten vermogen blijft.De woning zou verhuurd zijn voor ongeveer € 143 per maand, hetgeen volgens verzoekers slechts bedoeld zou zijn om de vaste kosten van de woning te dekken.
Verzoekers hebben in het bezwaarschrift van 16 november 2007 gesteld dat het niet aangaat om de gehele genoten bijstand over tien jaar van verzoekers terug te vorderen. De rechter stelt vast dat besluit II geen motivering bevat van de belangenafweging die ertoe heeft geleid de gehele bijstand gedurende de laatste tien jaar terug te vorderen. Ter zitting heeft verweerder verwezen naar de Beleidsregels werk en bijstand, waarin sedert 2006 de beleidsregels omtrent terugvordering en verhaal zijn vervat. De rechter stelt vast dat ook de Beleidsregels werk en bijstand geen afweging van de belangen als bedoeld in artikel 1:3, vierde lid, van de Awb bevatten zodat daar niet conform het bepaalde in 4:82 van de Awb ter motivering van het bestreden besluit naar kan worden verwezen.
Het primaire besluit is mitsdien naar het oordeel van de rechter niet deugdelijk gemotiveerd. De belangenafweging als bedoeld in 3:4, eerste lid, van de Awb is niet inzichtelijk en het primaire besluit voldoet naar voorlopig oordeel van de rechter niet aan de evenredigheid neergelegd in artikel 3:4, tweede lid, van de Awb. Deze gebreken kunnen in bezwaar worden hersteld. Nu reeds wordt bepaald dat verweerder verzoekers voorschotten zal dienen te verstrekken tot de beslagvrije voet hebben verzoekers evenmin belang bij schorsing van besluit II.
Nu de voorlopige voorziening wordt toegewezen, acht de rechter termen aanwezig om te bepalen dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht dient te vergoeden. Voorts bestaat aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van verzoeker.
3. BESLISSING
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe;
- draagt verweerder op aan verzoekers voorschotten te verstrekken in aanvulling op de AOW-uitkering tot de beslagvrije voet met ingang van 4 december 2007 tot zes weken na de datum van de beslissing op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten gemaakt door verzoekers, begroot op € 944 (zegge: negenhonderd vierenveertig euro), te betalen door de gemeente Amsterdam aan de griffier van de rechtbank;
- bepaalt dat de gemeente Amsterdam aan verzoeker het griffierecht ad € 78 (zegge: achtenzeventig euro) voldoet.
Deze uitspraak is gedaan op 21 januari 2008 door mr. Y.A.A.G. de Vries, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van J.C. Tency, griffier,
en bekend gemaakt door toezending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De voorzieningenrechter,
Tegen deze uitspraak staan geen rechtsmiddelen open.
Afschrift verzonden op:
DOC: B