ECLI:NL:RBAMS:2008:BC2279

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/5282 AW
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.B. Kleiss
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ziekmelding brandweermannen Amsterdam en de gevolgen voor bezoldiging en plichtsverzuim

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 januari 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen een brandweerman en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De eiser, werkzaam binnen de A-ploeg van de Brandweer Amsterdam, had zich op 5 november 2005 ziek gemeld, samen met vrijwel alle andere leden van zijn ploeg. De Commandant van de Brandweer had daarop een brief gestuurd waarin hij aangaf dat de massale ziekmelding mogelijk verband hield met onderhandelingen over het Functioneel Leeftijdsontslag (FLO). De eiser werd verweten dat hij zonder geldige reden niet op het spreekuur van de bedrijfsarts was verschenen, wat leidde tot de conclusie dat hij zijn ziekmelding als stakingsmiddel had gebruikt. Het college van burgemeester en wethouders handhaafde dit besluit, ondanks de bezwaren van de eiser.

De rechtbank oordeelde dat de eiser niet verwijtbaar had gehandeld. Volgens artikel 511 van het Ambtenaren Reglement Amsterdam (ARA) gaat arbeidsongeschiktheid in op de dag van de ziekmelding en eindigt pas wanneer de ambtenaar medisch geschikt is verklaard. De rechtbank stelde vast dat er geen verklaring van een bedrijfsarts was waarin de eiser arbeidsgeschikt werd verklaard. Het standpunt van verweerder dat de eiser actief had moeten zorgen voor een onderzoek door de bedrijfsarts, werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank concludeerde dat het wettelijk vermoeden van arbeidsongeschiktheid niet kon worden weerlegd door de omstandigheden van de massale ziekmelding.

De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift van de eiser. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eiser, begroot op € 644,00. De uitspraak werd gedaan door mr. R.B. Kleiss, rechter, en bekendgemaakt op 16 januari 2008.

Uitspraak

Rechtbank Amsterdam
Sector Bestuursrecht Algemeen
enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
in het geding met reg.nr. AWB 06/5282 AW
tussen:
[eiser], wonende te Edam,
eiser,
vertegenwoordigd door H. Brederode.
en:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. M.H.G.T.E. de Wit, T. Kriek en D. Kransen.
1. PROCESVERLOOP
De rechtbank heeft op 31 oktober 2006 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het besluit van verweerder van 20 september 2006 (hierna: het bestreden besluit).
Het onderzoek is gesloten ter zitting van 23 oktober 2007.
2. OVERWEGINGEN
Eiser is werkzaam binnen de zogenaamde A-ploeg van de Brandweer Amsterdam. Deze ploeg bestaat uit ongeveer 125 brandweermedewerkers. Op 5 november 2005 heeft eiser zich ziek gemeld. Naast eiser hebben op die dag ook (vrijwel) alle andere medewerkers van de A-ploeg zich ziek gemeld.
De Commandant van de Brandweer heeft op diezelfde dag aan alle medewerkers die zich hebben ziek gemeld per koerier een brief gestuurd. In deze brief geeft hij aan dat de ziekmelding, gelet op de massaliteit daarvan, vooralsnog verband lijkt te houden met de lopende onderhandelingen omtrent het Functioneel Leeftijdsontslag (FLO). Indien de ziekmelding van de betrokkene onterecht blijkt te zijn, zal de bezoldiging over de ten onrechte niet gewerkte uren worden ingehouden.
Bij besluit van 10 november 2005 heeft verweerder medegedeeld dat eiser op de dag van de ziekmelding zonder geldige reden niet op het spreekuur van de bedrijfsarts is verschenen, zoals hem was opgedragen door de werkgever. Dit leidt tot de conclusie dat eiser zijn ziekmelding als een stakingsmiddel heeft gebruikt. De tijd die eiser niet op het werk is verschenen wordt dan ook beschouwd als arbeidsverzuim als gevolg van nalatig handelen. De bezoldiging over de op 5 november 2005 niet gewerkte uren zal dan ook worden ingehouden. Voorts heeft verweerder medegedeeld dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim. Wanneer eiser zich in de toekomst opnieuw schuldig maakt aan eenzelfde of soortgelijke handeling zal een disciplinaire maatregel worden opgelegd.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard en het besluit van 10 november 2005 gehandhaafd. Daartoe heeft verweerder overwogen dat het, gelet op de bijzondere omstandigheden op 5 november 2005, gelegen in de massale ziekmelding, voor rekening van eiser kan komen dat hij op die dag niet voor 17.00 uur is onderzocht door een arts van de arbodienst. Immers, van een brandweerman mogen onder bijzondere en zwaarwegende omstandigheden gedragingen worden verwacht, die uitstijgen boven de plichten die voor reguliere gevallen gelden. Van eiser had verwacht mogen worden dat hij, toen hij om 17.00 uur nog niet was onderzocht, dit had gemeld bij de kazernemanager. Nu eiser uitsluitend thuis de komst van de bedrijfsarts heeft afgewacht dient het voor rekening van eiser te komen dat niet op 5 november 2005 is onderzocht of hij daadwerkelijk arbeidsongeschikt was. Er dient derhalve vanuit gegaan te worden dat eiser op die dag arbeidsgeschikt was, ook in het (theoretische) geval dat hij niet heeft deelgenomen aan de wilde staking van die dag. Dit leidt tot de conclusie dat sprake is van arbeidsverzuim als gevolg van verwijtbaar of nalatig handelen, zodat de bezoldiging over acht niet gewerkte uren mocht worden ingehouden. Het vooromschreven handelen levert voorts plichtsverzuim op, zodat verweerder hem een waarschuwing kon geven, aldus verweerder.
In beroep heeft eiser – kort weergegeven – aangevoerd dat hij de kazernemanager telefonisch heeft medegedeeld niet reisvaardig te zijn en dus niet naar de bedrijfsarts te kunnen gaan. De kazernechef heeft eiser hierop medegedeeld dat de bedrijfsarts hem op het thuisadres zou bezoeken, hetgeen niet is gebeurd. Nu eiser niet is onderzocht door de bedrijfsarts rust de bewijslast ten aanzien van eisers arbeidsgeschiktheid bij verweerder en niet bij eiser. Eiser ziet niet wat hem verweten wordt, daar hij de aanwijzingen van zijn leidinggevende heeft opgevolgd en heeft gehandeld conform de geldende regelgeving. Er is sprake van vooringenomenheid bij de besluitvorming alsmede van strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur., in het bijzonder het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel, en met de eigen regelgeving van verweerder, aldus eiser.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 453, eerste lid, van het Ambtenaren Reglement Amsterdam (ARA) wordt over de tijd van arbeidsverzuim als gevolg van nalatigheid of verwijtbaar handelen van de ambtenaar hem geen bezoldiging betaald, onverminderd de elders in de rechtspositieregelingen gegeven regels met betrekking tot het niet vervullen van de betrekking.
Ingevolge artikel 511, eerste lid, van het ARA gaat arbeidsongeschiktheid in op de dag dat de ambtenaar zich volgens de procedure genoemd in artikel 502a, eerste lid, arbeidsongeschikt heeft gemeld. Ingevolge het tweede lid eindigt de arbeidsongeschiktheid op het moment dat de ambtenaar:
a op advies van de arbodeskundige medisch geschikt is verklaard voor het volledig vervullen van zijn functie, of
b zijn functie volledig is gaan vervullen, tenzij dit in strijd is met de voorschriften van de arbodeskundige of gemaakte afspraken.
Tussen partijen is niet in geschil dat op de datum van ziekmelding, 5 november 2005 eiser thuis het bezoek van de bedrijfsarts diende af te wachten en dat hij niet bezocht is door de bedrijfarts. Er is derhalve geen verklaring van een bedrijfsarts waarin eiser arbeidsgeschikt wordt verklaard.
De stelling van verweerder dat het, gelet op de bijzondere omstandigheden van de massale ziekmelding, voor rekening van eiser komt dat hij niet medisch is onderzocht, omdat eiser er niet zelf actief voor heeft gezorgd dat hij door de bedrijfsarts onderzocht zou worden en geen contact met de kazernemanager heeft opgenomen toen hij om 17.00 uur nog niet door de bedrijfsarts was bezocht, kan de rechtbank niet volgen. Gelet op artikel 511 van het ARA gaat arbeidsongeschiktheid in op de dag van de ziekmelding en eindigt op het moment dat de ambtenaar op advies van de arbodeskundige medisch geschikt is verklaard voor het vervullen van zijn functie. Dat betekent dat vanaf het moment van ziekmelding het wettelijk vermoeden van arbeidsongeschiktheid bestaat. Dit wettelijk vermoeden kan slechts wijken voor een verklaring van een arbodeskundige waarin eiser arbeidsgeschikt wordt verklaard. Het standpunt van verweerder dat inhoudt dat in deze bijzondere omstandigheden het bewijsrisico bij eiser wordt gelegd en dat tot gevolg heeft dat eiser bij ontbreken van een verklaring van de bedrijfsarts vanaf het moment van ziekmelding arbeidsgeschikt wordt geacht, is in strijd met artikel 511 van het ARA.
Het standpunt van verweerder dat eiser verwijtbaar heeft gehandeld, omdat hij verhindering wegens ziekte heeft voorgewend, kan dan ook geen stand houden. Het voorgaande leidt ertoe dat verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet op grond van artikel 453, eerste lid, van het ARA kon besluiten tot het inhouden van eisers bezoldiging over zes niet gewerkte uren.
Nu aan het plichtsverzuim, en de gegeven waarschuwing, door verweerder eveneens het vermeende voorwenden van verhindering wegens arbeidsongeschiktheid ten grondslag is gelegd, kan ook dit deel van het bestreden besluit, gelet op het bovenstaande, geen stand houden.
Het voorgaande leidt ertoe dat het beroep gegrond zal worden verklaard. Hetgeen eiser (overigens) heeft aangevoerd zal de rechtbank dan ook onbesproken laten.
Het bestreden besluit zal worden vernietigd en verweerder zal worden opgedragen een nieuw besluit te nemen op eisers bezwaar, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
De rechter ziet voorts aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten, welke kosten ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht zijn begroot op € 644,00 (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter terechtzitting x factor 1 x € 322,00).
De rechtbank ziet geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht, nu dat in deze zaak niet geheven is.
De rechtbank beslist als volgt.
3. BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt op eisers bezwaarschrift met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser, begroot op € 644,00 (zegge: zeshonderd en vierenveertig euro), te betalen door de gemeente Amsterdam aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan op 16 januari 2008 door mr. R.B. Kleiss, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E. Dutrieux, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier, De rechter,