Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Tenlastelegging
- bewerken (te weten: ontwateren en/of mengen) van bedrijfsafvalstoffen en/of
- het op of in de bodem brengen van bedrijfsafvalstoffen,
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 november 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, die werd gedagvaard door de officier van justitie. De tenlastelegging betrof het zonder vergunning in werking hebben van een inrichting voor het bewerken van bedrijfsafvalstoffen. Tijdens de regiezitting op 9 augustus 2007 werd door de rechtbank de vraag gesteld of de verdachte een besloten vennootschap was. De officier van justitie verklaarde dat de verdachte een eenmansbedrijf was en dat alleen het bedrijf was gedagvaard, niet de natuurlijke persoon die het bedrijf vertegenwoordigde.
De rechtbank heeft vervolgens ambtshalve de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging aan de orde gesteld. Het Openbaar Ministerie stelde dat de gedagvaarde verdachte gelijkgesteld kon worden met een rechtspersoon op basis van artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman van de verdachte gaf aan geen bezwaar te hebben tegen deze wijze van dagvaarden, omdat een veroordeling niet op de justitiële documentatie van de natuurlijke persoon zou komen te staan, maar op die van het aannemingsbedrijf.
De rechtbank oordeelde echter dat de dagvaarding niet correct was, omdat deze niet ten name van een natuurlijke persoon of een rechtspersoon luidde. Dit betekent dat de officier van justitie een niet-relevante entiteit had gedagvaard, waardoor de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaarde in de vervolging van de verdachte. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige economische strafkamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. W.F. Korthals Altes, en in aanwezigheid van de andere rechters en de griffier.