ECLI:NL:RBAMS:2007:BG2379

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
372254 / KG ZA 07-1129 SR/TF
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • Sj.A. Rullmann
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van conservatoir beslag in kort geding tussen M&E en [bedrijf 1]

In deze zaak, die voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam diende, ging het om de vraag of het leggen van een conservatoir beslag door [bedrijf 1] op de derdenrekening van M&E als misbruik van recht moest worden aangemerkt. De procedure vond plaats in het kader van een geschil dat voortvloeide uit een zakelijke relatie tussen M&E en [bedrijf 1], waarbij M&E motoronderdelen voor [bedrijf 1] reconditioneerde. De voorzieningenrechter weigerde de gevraagde voorziening van M&E om het beslag op te heffen, en oordeelde dat de beoordeling van de rechtmatigheid van het beslag afhankelijk was van de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging. Hierbij werd gekeken naar de hoogte van de te verhalen vordering, de waarde van de beslagen goederen en de impact van het beslag op de belangen van M&E.

De voorzieningenrechter stelde vast dat [bedrijf 1] een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis had, dat M&E verplichtte tot afgifte van goederen. M&E had betoogd dat [bedrijf 1] misbruik maakte van het beslagrecht, maar de rechter oordeelde dat er geen sprake was van een verkapt beslag onder de schuldeiser, omdat het bedrag op de derdenrekening was overgemaakt op voorstel van M&E zelf. De rechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat M&E volledig aan haar leveringsverplichting kon voldoen, en dat er geen aanleiding was om het beslag op te heffen. M&E werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [bedrijf 1] op EUR 1.067,00 werden begroot.

De uitspraak benadrukt het belang van de concrete omstandigheden bij de beoordeling van de rechtmatigheid van conservatoir beslag en de rol van uitvoerbare titels in dergelijke geschillen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 372254 / KG ZA 07-1129 SR/TF
Vonnis in kort geding van 26 juli 2007
in de zaak van
de vennootschap naar Duits recht MOTOREN UND ENERGIETECHNIK BETRIEBSGESELLSCHAFT mbH,
gevestigd te Meppen/Ems te Duitsland,
eiseres bij dagvaarding van 26 juni 2007,
procureur mr. C.C.A. van Rest,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf 1],
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. F.B. Falkena,
advocaat mr. H.F.N. Tiddens te Rotterdam.
Partijen zullen hierna M&E en [bedrijf 1] worden genoemd.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 16 juli 2007 heeft M&E gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. [bedrijf 1] heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
2. De feiten
2.1. Tussen M&E en [bedrijf 1] bestond sinds 1997 een zakelijke relatie waarbij [bedrijf 1] motoronderdelen door M&E liet reconditioneren. Tussen partijen is een zakelijk geschil ontstaan.
2.2. In een vonnis van de rechtbank Dordrecht van 16 mei 2007 (hierna het vonnis) over het onder 2.1. vermelde geschil staat voor zover van belang het volgende:
"(...)
De rechtbank
in conventie
5.1. veroordeelt [bedrijf 1] tot betaling aan M&E van € 80.533,20 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
(...)
in reconventie
5.3. veroordeelt M&E om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis alle zaken
van [bedrijf 1] aanwezig op het terrein van M&E af te geven, zoals deze zijn gedefinieerd op de lijst overgelegd als productie 1 bij conclusie van antwoord tevens eis in reconventie, met uitzondering van de daarop genoemde items 5a, 5b en 12,
(...)
in conventie en in reconventie
5.5. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
(...)"
2.3. [bedrijf 1] heeft op vrijdag 1 juni 2007 een bedrag van EUR 96.041,81 ten behoeve van M&E op de derdenrekening van de [stichting 1] overgemaakt.
2.4. Op maandag 4 juni 2007 heeft de deurwaarder op verzoek van [bedrijf 1] conservatoir derdenbeslag gelegd op de derdenrekening van de [stichting 1]. In het onderliggende verzoekschrift van 1 juni 2007 staat voor zover van belang het volgende:
"(...)
11. [bedrijf 1] heeft echter gegronde redenen te vermoeden dat zij niet alle onderdelen terug kan krijgen, omdat ze haar nimmer zijn getoond, en omdat onderdelen die haar wel werden getoond (cilinderkoppen) niet van haar waren. Ook het feit dat er geen deskundige bij de afgifte aanwezig mag zijn, zonder enige grond, voedt de vrees dat M&E ondanks het vonnis, niet aan het vonnis zal kunnen voldoen. (...) Het bedrag van de (vervangende) vordering kan (redelijkerwijze afgerond) inclusief rente en kosten op € 95.000 begroot worden.
Conservatoir derdenbeslag
12. Derhalve heeft [bedrijf 1] recht en belang haar vordering, bestaande uit de waarde van de zaken, door conservatoir beslag te verzekeren. (...)"
2.5. Op 7 juni 2007 heeft [bedrijf 1] onder begeleiding van een deskundige een gedeelte van de goederen, vermeld in de in het vonnis genoemde lijst, bij M&E opgehaald. Het beslag is vervolgens via een verklaring derdenbeslag beperkt tot een bedrag van EUR 40.170,00.
2.6. Op 18 juni 2007 heeft [bedrijf 1] hoger beroep ingesteld tegen het vonnis.
3. Het geschil
3.1. M&E vordert samengevat - de opheffing van het op 4 juni 2007 gelegde beslag.
3.2. M&E stelt hiertoe het volgende. [bedrijf 1] tracht te verhinderen dat feitelijke betaling van een op grond van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis verschuldigd bedrag kan plaatsvinden en handelt hiermee in strijd met de wettelijke regeling inzake uitvoerbaarheid bij voorraad van vonnissen.
M&E heeft [bedrijf 1] verzocht vrijwillig tot betaling over te gaan. M&E heeft vrijwillig meegewerkt aan de afgifte van de goederen. Op oneigenlijke wijze tracht [bedrijf 1] de kracht van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis te ontnemen.
In het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 31 augustus 2004 (NJF 2004/529) werd onder nagenoeg dezelfde omstandigheden de vordering tot opheffing van het beslag toegewezen.
[bedrijf 1] maakt misbruik van het beslagrecht. Dit kan worden vastgesteld aan de hand van de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging. [bedrijf 1] heeft slechts getracht zekerheid te verkrijgen voor de afgifte van de zaken waar zij op grond van het vonnis geen recht op had. [bedrijf 1] had een executiegeschil aanhangig kunnen maken om de executie van het vonnis te schorsen. [bedrijf 1] heeft dit nagelaten.
M&E stelt tot slot dat het haar onduidelijk is waarom er een restitutierisico zou bestaan. Ook is onduidelijk waarom [bedrijf 1] beslag legt en een procedure wil starten voor de afgifte van de goederen terwijl zij een executoriale titel heeft.
M&E heeft overigens aan haar leveringsverplichting voldaan. Dat [bedrijf 1] bepaalde goederen niet heeft meegenomen, komt voor haar rekening.
3.3. [bedrijf 1] voert verweer. Hierop wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Partijen hebben in deze procedure niet de vraag voorgelegd of de grondslag van de door [bedrijf 1] gepretendeerde vordering, alsmede de gestelde omvang van de vordering juist is. Noch is aan de voorzieningenrechter gesteld de vraag of (alle) goederen als bedoeld in punt 5.3. van het vonnis geleverd zijn en voorzover dat niet het geval is aan wie dit te wijten is. Desgevraagd heeft M&E op de zitting verklaard dat het haar gaat om de vraag of door de onderhavige beslaglegging op de derdenrekening van haar advocaat misbruik is gemaakt van recht.
De vraag of het leggen van een conservatoir beslag als misbruik van recht en daarom als onrechtmatig moet worden aangemerkt, dient in beginsel te worden beantwoord aan de hand van de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging, waaronder de hoogte van de te verhalen vordering, de waarde van de beslagen goederen en de eventueel onevenredig zware wijze waarop de schuldenaar door het beslag op (een van) die goederen in zijn belangen wordt getroffen.
4.2. Uitgangspunt bij de beoordeling van een beslagverzoek is ondermeer dat in het algemeen geen verlof wordt verleend voor het leggen van beslag onder de schuldeiser zelf, indien de verzoeker met het beslag beoogt een jegens hem ten gunste van de gerekwestreerde gewezen uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis te frustreren.
In deze zaak heeft [bedrijf 1] op verzoek van M&E vrijwillig, nog vóór dat het vonnis was betekend, conform de betalingsveroordeling een bedrag overgemaakt op de door M&E opgegeven derdenrekening van haar advocaat. Voordat M&E dit bedrag tot haar beschikking kreeg, heeft [bedrijf 1] vervolgens beslag laten leggen op de derdenrekening. Formeel is er derhalve geen beslag gelegd onder de schuldeiser, M&E, zelf. In dit geval kan niet gesproken worden van een verkapt beslag onder de schuldeiser, zoals in het door M&E aangehaalde vonnis van de voorzieningenrechter te Amsterdam aan de orde was. Immers het bedrag is op voorstel van de schuldeiser zelf overgemaakt op een derdenrekening van haar advocaat.
In deze zaak is verder van belang dat [bedrijf 1] anders dan in het geval waarover de voorzieningenrechter in augustus 2004 oordeelde zelf ook een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vordering op M&E heeft. Krachtens het vonnis is M&E immers op haar beurt verplicht tot afgifte van goederen. Weliswaar heeft M&E gesteld dat zij aan haar leveringsverplichting heeft voldaan door [bedrijf 1] op haar terrein toe te laten en de goederen aan te bieden, maar [bedrijf 1] heeft dit betwist en de voorzieningenrechter kan in het kader van dit geding niet beoordelen wie van partijen in deze het gelijk aan zijn zijde heeft, al was het alleen maar omdat deze vraag niet aan de voorzieningenrechter is voorgelegd.
4.3. Vaststaat dat [bedrijf 1] niet alle op de lijst vermelde goederen heeft meegenomen. De vraag kan worden gesteld of M&E volledig aan haar leveringsverplichting kan voldoen. Vooralsnog kan niet geconcludeerd worden dat summierlijk blijkt dat de vordering (of: het recht) ter verzekering waarvan het beslag is gelegd ondeugdelijk is.
Nu er ook op het tijdstip van de beslaglegging twijfels waren of M&E aan haar leveringsverplichting kon voldoen, bestaat er derhalve geen aanleiding het beslag op te heffen. Daarbij is ook van belang de omstandigheid dat M&E de zekerheid heeft dat er zal worden betaald als de levering rond is. Andersom is het de vraag of [bedrijf 1] haar geld nog terugkrijgt als M&E niet volledig aan haar resterende leveringsverplichting kan voldoen.
Ook overigens is niet gebleken van feiten of omstandigheden die maken dat het beslag moet worden opgeheven. De vordering wordt afgewezen.
4.4. Partijen wordt in overweging gegeven thans eerst samen te zoeken naar een oplossing voor het geschil rond de te leveren goederen.
4.5. M&E zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [bedrijf 1] worden begroot op:
- vast recht EUR 251,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.067,00
5. De beslissing
BESLISSING IN KORT GEDING
De voorzieningenrechter:
5.1. Weigert de gevraagde voorziening.
5.2. Veroordeelt M&E in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van [bedrijf 1] begroot op EUR 1.067,00.
5.3. Verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sj.A. Rullmann, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G.H. Felix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2007.?