ECLI:NL:RBAMS:2007:BG2291

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
371800 / KG ZA 07-1092 OdC/PvV
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R. Orobio de Castro
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van vorderingen van derden door uitgeverij in kort geding

In deze zaak vordert de Stichting Ons Amsterdam, eiseres, dat de gedaagde, Uitgeverij De Rode Beuk B.V., wordt veroordeeld om vorderingen van derden die samenhangen met de exploitatie van het maandblad Ons Amsterdam binnen dertig dagen na factuurdatum te voldoen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat De Rode Beuk door late betalingen de continuïteit van het tijdschrift in gevaar brengt. De Stichting heeft in haar vordering aangevoerd dat het betalingsgedrag van De Rode Beuk de relatie met toeleveranciers schaadt en de kwaliteit van het tijdschrift bedreigt. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat De Rode Beuk niet heeft aangetoond dat het geschil onder het arbitragebeding valt en dat er geen vertrouwelijke bedrijfsgegevens in het geding zijn. De rechter heeft de vordering van de Stichting toegewezen en De Rode Beuk veroordeeld tot betaling van de vorderingen binnen de gestelde termijn, met een dwangsom voor elke dag dat zij in gebreke blijft. De proceskosten zijn aan de zijde van de Stichting begroot op EUR 1.148,85. Het vonnis is uitgesproken op 26 juli 2007.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter,
zaaknummer / rolnummer: 371800 / KG ZA 07-1092 OdC/PvV
Vonnis in kort geding van 26 juli 2007
in de zaak van
de stichting
STICHTING ONS AMSTERDAM,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 18 juni 2007,
procureur mr. G.J. Kemper,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UITGEVERIJ DE RODE BEUK B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
procureur mr. F. Kemp.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 11 juli 2007 heeft eiseres, verder te noemen de Stichting gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagde, verder te noemen De Rode Beuk, heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
2. De feiten
2.1. Bij brief van 27 april 2001 heeft [bedrijf 2], zijnde de toenmalige uitgeefster van het tijdschrift Ons Amsterdam, aan de Stichting Ons Amsterdam i.o., voor zover hier van belang, het volgende meegedeeld:
“Wij verklaren ons jegens de Stichting bereid de identiteit en onafhankelijkheid van Ons Amsterdam te waarborgen, in overeenstemming met de hierna omschreven missie van Ons Amsterdam:
(...).
In overleg met de redactie van Ons Amsterdam zal een redactiestatuut worden opgesteld en zijn afspraken gemaakt over de toekomstige exploitatie van Ons Amsterdam, zoals vastgelegd in de brief van 20 april 2001. Wij verklaren jegens de Stichting dit redactiestatuut en voornoemde afspraken te zullen naleven.
(...).
Voorts erkennen wij dat de Stichting een voorkeursrecht toekomt indien en zodra wij voornemens zijn om (onderdelen van ) Ons Amsterdam over dragen aan derden en/of te staken. (...)
(...).
Voor zover geschillen ontstaan omtrent de naleving van deze of hieruit voortvloeiende afspraken, zullen deze in eerste instantie worden voorgelegd aan een mediator, verbonden aan een onafhankelijk mediation instituut, benoemd op verzoek van de meest gerede partij. Wanneer dit mediation traject niet binnen drie maanden (...) tot een oplossing heeft geleid, kan het geschil op verzoek van ieder van ons uitsluitend worden voorgelegd aan één arbiter, benoemd en handelend overeenkomstig het Reglement van het Nederlands Arbitrage Instituut.”
2.2. Bij akte van 25 september 2001 is de Stichting opgericht. Artikel 2 van de statuten van de Stichting bepaalt het volgende:
“De stichting heeft ten doel het waarborgen van de identiteit en continuiteit van het tijdschrift “Ons Amsterdam”, door het zelf uitgeven van het blad of het adviseren en controleren van een externe uitgever; volgens regels vastgelegd in een overeenkomst, alsmede het (doen) uitgeven van het tijdschrift “Ons Amsterdam” alsmede een of meer andere periodieke uitgaven over de stad Amsterdam in verleden, heden en toekomst.”
2.3. Op 12 november 2004 zijn [bedrijf 1]., zijnde de rechtsopvolgster van [bedrijf 2], en de hoofdredacteur van het tijdschrift Ons Amsterdam een “Redactiestatuut voor het maandblad Ons Amsterdam” (hierna: het redactiestatuut) overeengekomen. In het redactiestatuut is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
“1.2 (...). Krachtens de wet berust de leiding van de uitgeverij bij de directie. Zij is aansprakelijk en verantwoordelijk voor en heeft beslissingsbevoegdheid over de gang van zaken in de onderneming en de exploitatie van het door haar uitgegeven maandblad Ons Amsterdam.
De directie heeft de redactie, onder leiding en verantwoordelijkheid van de hoofdredacteur, belast met de redactionele inhoud en verzorging van Ons Amsterdam, zoals vastgelegd in dit statuut.
Slechts door nauwe samenwerking, voortdurende wederzijdse informatie en blijvend goed overleg zijn uitgever en hoofdredacteur
- belast met de dagelijkse leiding van Ons Amsterdam - alsmede redactie in staat de specifieke facetten van het blad optimaal tot hun recht te laten komen. Daarbij zullen zij – met behoud van hun specifieke verantwoordelijkheden – zowel de redactionele als de financiële, commerciële, sociale, technische en administratieve factoren ter harte dienen te nemen.
(...).
3.9 Er is een Stichting Ons Amsterdam, die zich tot taak stelt het voortbestaan en de identiteit van het maandblad te garanderen en ten aanzien daarvan een afzonderlijk contract met de Montet Informatie Groep heeft gesloten.
3.10 In alle gevallen waarin de uitgever weet of kan vermoeden dat zijn beslissingen ten aanzien van de algemene bedrijfsvoering rechtstreeks of zijdelings invloed van belang kunnen hebben op het redactionele beleid, pleegt hij vooraf overleg met de hoofdredacteur en met de voorzitter van de Stichting.
3.11 Over aangelegenheden waarbij de naam die Ons Amsterdam in redactioneel opzicht heeft, kan zijn betrokken, zal de uitgever vooraf overleg plegen met de hoofdredacteur en zo mogelijk de voorzitter van de Stichting.
(...).
3.18 De hoofdredacteur wordt door de uitgever geregeld vertrouwelijk op de hoogte gesteld van de financieel-economische positie van Ons Amsterdam en van de gehele onderneming op basis van de exploitatierekening en de begroting dan wel de meerjarenplanning. (...).
Het bestuur van de Stichting krijgt tweemaal per jaar een toelichting op de financiële positie van Ons Amsterdam.
2.4. Bij brief van 23 april 2007 heeft de Stichting onder meer aan De Rode Beuk meegedeeld dat zij haar bij herhaling er op heeft aangesproken dat, door het niet op tijd betalen door De Rode Beuk van de aan de exploitatie van Ons Amsterdam verbonden facturen, de bedrijfsvoering van Ons Amsterdam ernstig wordt belemmerd en de reputatie van het tijdschrift bij toeleveranciers in gevaar wordt gebracht. Aangekondigd is dat indien De Rode Beuk enige betalingstermijn opnieuw laat overschrijden zonder nadere waarschuwing een kort geding zal worden gestart.
3. Het geschil
3.1. De Stichting vordert samengevat - De Rode Beuk, op straffe van verbeurte van een dwangsom, te veroordelen om vorderingen van derden, samenhangend met de exploitatie van het maandblad Ons Amsterdam, binnen dertig dagen na factuurdatum te voldoen, althans zoveel eerder of later als met de desbetreffende crediteur is overeengekomen, met veroordeling van De Rode Beuk in de kosten van dit geding.
3.2. De Stichting stelt daartoe dat de wijze waarop De Rode Beuk omgaat met crediteuren, waarvan de vorderingen samenhangen met de inhoud en de verschijning van Ons Amsterdam, het goed functioneren van de redactie onmogelijk maakt. De redactie hecht immers belang aan een goede relatie met haar toeleveranciers, zoals het Gemeentearchief, drukker en freelancers, die thans afkerig worden om een bijdrage te leveren. Daarmee ontstaat ook een dreigende aanslag op de kwaliteit van Ons Amsterdam. Door het consequente wangedrag van De Rode Beuk, waarbij telkens met kunst- en vliegwerk en niet dan na heftige druk van de crediteuren wordt betaald, wordt bovendien de reputatie van Ons Amsterdam aangetast. Mede van belang is dat de toeleveranciers, uit sympathie voor Ons Amsterdam en haar onderwerpen, vaak onder de marktprijs wilden meewerken of iets extra’s wilden doen en dat die bereidheid thans logischerwijs verdwijnt. Aldus worden ook de belangen van de Stichting onrechtmatig geschaad, die tot taak heeft de continuïteit van de uitgave te bewaken, en die deze continuïteit thans bedreigd ziet worden. Daarnaast speelt dat De Rode Beuk enige tijd de bereidheid heeft geuit om de uitgaverechten van Ons Amsterdam over te dragen aan een derde en dat zij daarover ook met de Stichting onderhandelingen heeft gevoerd. De kansen op het vinden van een andere uitgever nemen echter aanzienlijk af wanneer de exploitatie in gevaar komt doordat de toeleveranciers niet meer aan het blad willen meewerken. De Stichting heeft er mitsdien recht op en belang bij dat De Rode Beuk haar betalingsverplichtingen die verband houden met de exploitatie van Ons Amsterdam stipt nakomt.
3.3. De Rode Beuk heeft als eerste verweer aangevoerd dat de rechtbank niet bevoegd zou zijn om van dit geschil kennis te nemen, omdat in de brief van 27 april 2001 is opgenomen dat partijen geschillen aan een arbiter zouden voorleggen. Door de behandeling van dit geschil in een openbaar kort geding, waarbij vertrouwelijke bedrijfsgegevens aan de orde zijn, zou zij op onevenredige wijze in haar belangen worden geschaad. Daarnaast heeft De Rode Beuk als verweer aangevoerd dat, nadat het blad Ons Amsterdam in 2004 door haar moederbedrijf [bedrijf 1]. was gekocht, zij een onderzoek heeft laten uitvoeren waaruit bleek dat het blad Ons Amsterdam onder meer te kampen heeft met een uitstervend abonneebestand en dat het elke aansluiting met jonge Amsterdammers mist. Tevens is toen geconstateerd dat door Ons Amsterdam een achterhaald financieel economisch beleid werd gevoerd. Om te voorkomen dat het tijdschrift verliesgevend zou worden, is er daarom bezuinigd. Daarbij zijn betalingstermijnen van twee a drie weken teruggebracht naar een in de markt veelal niet ongebruikelijke termijn van twee maanden. Dat heeft in 2004 en 2005 aanleiding gegeven tot onrust. Voor zover er crediteuren te laat zijn betaald, heeft dat er echter niet toe geleid dat een crediteur of leverancier zijn relatie met De Rode Beuk heeft beëindigd. De continuïteit van het tijdschrift wordt dan ook niet bedreigd door de late betalingen. De door de Stichting gestelde schade doet zich dan ook niet voor. Evenmin is er sprake van dat de waarde van het voorkeursrecht in waarde is verminderd. De rentabiliteit van het tijdschrift is door de bezuinigigen van de afgelopen jaren namelijk sterk verbeterd. Daarnaast strekt de vordering van de Stichting tot bescherming van de belangen van derden, de crediteurs. De Stichting komt dan ook niet op voor een eigen belang, zodat de Stichting ook om die reden niet ontvankelijk is in haar vorderingen.
4. De beoordeling
4.1. Vastgesteld wordt dat tussen partijen niet in geschil is dat hetgeen in de brief van 27 april 2001 en het redactiestatuut van 12 november 2004 is overeengekomen ook van toepassing is op de rechtsverhouding tussen de Stichting en De Rode Beuk. De voorzieningenrechter begrijpt de vordering van de Stichting aldus, dat De Rode Beuk door de late betalingen van haar crediteurs de in de brief van 27 april 2001 en het redactiestatuut neergelegde afspraken schendt en zo de continuïteit en het voortbestaan van het tijdschrift Ons Amsterdam in gevaar brengt. Anders dan door De Rode Beuk aangevoerd, ziet de voorzieningenrechter, alle omstandigheden in aanmerking nemende, geen aanleiding om zich onbevoegd te verklaren vanwege het in de brief van 27 april 2001 opgenomen arbitragebeding. Daarbij is van belang dat De Rode Beuk niet heeft aangetoond of aannemelijk heeft gemaakt dat met dit kort geding vertrouwelijke bedrijfsgegevens in de openbaarheid zullen geraken. Daarnaast is evenmin aangetoond dat dit geschil de behandeling door een arbiter met een speciale expertise vereist.
4.2. Voorts wordt overwogen dat De Rode Beuk, op grond van de brief van
27 april 2001, jegens de Stichting gehouden is tot nakoming van de in het redactiestatuut opgenomen afspraken. Geoordeeld wordt dat dit voorshands betekent dat De Rode Beuk op grond van onder meer de artikelen 1.2 en 3.11 van het redactiestatuut ook jegens de Stichting gehouden is de financiële, commerciële en administratieve factoren van het blad ter harte te nemen. Nu niet in geschil is dat door De Rode Beuk vorderingen van derden, die samenhangen met de exploitatie van het tijdschrift Ons Amsterdam, te laat zijn betaald en dat zij daarnaast eenzijdig de betalingtermijn van haar crediteuren heeft verschoven naar twee maanden, is voorshands aannemelijk dat De Rode Beuk daarmee in strijd met het redactiestatuut handelt en de continuïteit van Ons Amsterdam in gevaar brengt. Daarbij is onder meer van belang dat voorshands een betalingstermijn van langer dan dertig dagen als onredelijk en ongebruikelijk wordt aangemerkt en dat uit de overgelegde gedingstukken niet blijkt dat de toeleveranciers van Ons Amsterdam met het eenzijdige besluit tot verlenging van de betalingstermijn hebben ingestemd. Daarbij wordt in aanmerking genomen het uitgangspunt van “gelijk oversteken” bij prestaties gebaseerd op wederkerige overeenkomsten, waarbij een uitstel van betaling in wezen een gunst is. Daarnaast heeft De Rode Beuk niet betwist, zoals door de Stichting ter zitting gesteld, dat een aantal freelancers inmiddels vanwege het betalingsgedrag van De Rode Beuk heeft aangekondigd de medewerking aan het blad Ons Amsterdam te beëindigen. Voldoende aannemelijk is dan ook dat De Rode Beuk met haar betalingsgedrag de continuïteit van het blad Ons Amsterdam in gevaar brengt. Anders dan door De Rode Beuk aangevoerd, betreft haar betalingsgedrag niet slechts het belang van de crediteuren, maar ook dat van de Stichting, nu de Stichting blijkens haar statuten tot doel heeft de continuïteit van het tijdschrift Ons Amsterdam te waarborgen en dit door het betalingsgedrag van De Rode Beuk in gevaar komt.
4.3. Uit het voorgaande volgt dat De Rode Beuk met haar betalingsgedrag ook onrechtmatig jegens de Stichting handelt. De vordering van de Stichting zal daarom worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd per te laat betaalde factuur.
4.4. De Rode Beuk zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Stichting worden begroot op: - dagvaarding EUR 81,85
- vast recht 251,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.148,85
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt De Rode Beuk om na de betekening van dit vonnis de vorderingen van derden, die samenhangen met de exploitatie van het maandblad ‘Ons Amsterdam’, te betalen binnen 30 dagen na de factuurdatum, althans zoveel eerder of later als met de desbetreffende crediteur is overeengekomen, behoudens voorzover De Rode Beuk binnen die termijn schriftelijk aan de crediteur en aan de Stichting heeft kenbaar gemaakt een specifieke betalingstermijn te betwisten,
5.2. bepaalt dat De Rode Beuk voor iedere dag dat zij in strijd handelt met het hiervoor onder 5.1. bepaalde, aan de Stichting een dwangsom verbeurt van EUR 100,00 per dag, tot een maximum van EUR 1.000,00 per te laat betaalde factuur,
5.3. veroordeelt De Rode Beuk in de proceskosten, aan de zijde van Stichting tot op heden begroot op EUR 1.148,85,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Orobio de Castro, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. P.J. van Vliet, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2007.?