ECLI:NL:RBAMS:2007:BE9781

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
DX 06-40
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en ontbinding van effectenleaseovereenkomst

In deze zaak vorderde eiser, [eiser], dat de leaseovereenkomst met Dexia Bank Nederland N.V. nietig zou worden verklaard, dan wel vernietigd of ontbonden. Eiser stelde dat hij door toedoen van Dexia had gedwaald en dat Dexia tekort was geschoten in haar zorgplicht. De kantonrechter oordeelde dat Dexia aansprakelijk was voor de schade die eiser had geleden als gevolg van het aangaan van de leaseovereenkomst. De kantonrechter veroordeelde Dexia om aan eiser een bedrag van € 10.950,62 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente over 75% van de betaalde termijnen. Daarnaast werd Dexia veroordeeld om binnen tien dagen na betekening van het vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te informeren dat eiser geen verplichtingen meer had uit de leaseovereenkomst. De kantonrechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer en anders gevorderde af. De uitspraak vond plaats op 17 oktober 2007.

Uitspraak

Trefwoorden: effectenlease/ zorgplicht/ categoriemodel
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: DX 06-40
Vonnis van: 17 oktober 2007 (bij vervroeging uitgesproken)
F.no.: 580
Vonnis van de kantonrechter
i n z a k e
[eiser],
nader te noemen [eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. I.J.M. Willems,
t e g e n:
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: mr. D.J.F.F.M. Duynstee.
Procedure
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 12 april 2006, met producties.
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 25 april 2006 is vastgesteld dat de procedure is geschorst.
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft [eiser] een afschrift overgelegd van de opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin hij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
Vervolgens is ingediend:
- de conclusie van antwoord van Dexia, met producties.
Bij tussenvonnis van 18 juli 2007 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 26 september 2007. Voorafgaand aan de comparitie hebben beide partijen een akte genomen met daarin de in het tussenvonnis opgevraagde gegevens.
Van hetgeen besproken is ter comparitie is proces-verbaal gemaakt.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de beslissing
Indeling van het vonnis
1. Feiten
2. Vorderingen [eiser]
3. Standpunten [eiser]
4. Standpunten Dexia
5. Beoordeling van de vorderingen.
1. Feiten
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen.
1.2. Op of omstreeks 27 februari 2001 heeft [eiser] een effectenleaseovereenkomst ondertekend met de naam Capital Effect Maandbetaling 20 jaar waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere (hierna: de leaseovereenkomst). Deze overeenkomst, die tot stand is gekomen via [medewerker Pensioen Platform] van Pensioen Platvorm te Amstelveen, is aangegaan onder nummer 22400953 voor een periode van 240 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [eiser] in totaal voor een aankoopsom van € 17.118,50 aandelen leaset en dat [eiser] maandelijkse termijnen van telkens € 182,55 verschuldigd was. Na 90 maanden kon de leaseovereenkomst door [eiser] met onmiddellijke ingang en zonder annuleringskosten worden beëindigd tegen een korting van 50 % op de resterende maandtermijnen en onder betaling of verrekening van de restant hoofdsom op dat moment. De totale leasesom beliep € 43.812,00 waarin begrepen € 26.693,50 aan rente. De leaseovereenkomst is nog niet beëindigd.
1.3. [eiser] was 30 jaar ten tijde van het aangaan van de leaseovereenkomst. Hij heeft de Bio-Mytylschool gevolgd. Dit is een school voor lichamelijk gehandicapten. Daarnaast heeft [eiser] een aantal Mavo-deelcertificaten behaald. Ook heeft hij diploma’s via stichting IVIO behaald. [eiser] is taxichauffeur van beroep. Hij is deels arbeidsongeschikt en ontving gedeeltelijk een Wajonguitkering. Zijn netto inkomen bedroeg € 929,29 ten tijde van het aangaan van de overeenkomst.
1.4. Tot 1 september 2007 zijn door [eiser] ter zake van deze leaseovereenkomst aan Dexia betaald 80 maandelijkse termijnen van € 182,55 tot een totaalbedrag van € 14.604,00. De maandelijkse termijnen werden door Dexia op of omstreeks de 28ste van de maand door middel van een automatische incasso geïncasseerd.
1.5. [eiser] heeft uit hoofde van de leaseovereenkomst van Dexia € 2.573,76 aan dividenden ontvangen.
2. Vorderingen [eiser]
2.1. [eiser] vordert dat de leaseovereenkomst nietig wordt verklaard dan wel wordt vernietigd, dan wel wordt ontbonden en Dexia te veroordelen tot betaling van € 9.127,50 vermeerderd met € 182,55 voor elke maand die verloopt vanaf 1 mei 2006 tot de dag van de einduitspraak, wegens hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de verschillende betaaldata tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Dexia in de kosten van het geding.
2.2. Voorts vordert [eiser] dat Dexia zijn registratie bij het Bureau Kredietregistratie te Tiel ongedaan maakt.
3. Standpunten [eiser]
3.1. [eiser] stelt dat de leaseovereenkomst moet worden aangemerkt als
huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A:1576. [eiser] legt aan zijn vorderingen hoofdzakelijk ten grondslag dat hij door toedoen van Dexia heeft gedwaald, althans dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en). Daarnaast heeft [eiser] zich er op beroepen dat Dexia gehandeld heeft in strijd met een aantal andere door hem genoemde wettelijke regelingen en/of met een aantal voor Dexia geldende normen en criteria en dat de leaseovereenkomst als gevolg daarvan nietig zou zijn, danwel dat Dexia daardoor onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld.
3.2. Volgens [eiser] is Dexia aansprakelijk voor de door hem geleden schade. De
schade bestaat volgens [eiser] uit alle financiële gevolgen van het aangaan van de leaseovereenkomst althans uit de reeds door hem betaalde bedragen.
4. Standpunten Dexia
4.1. Dexia betwist de vorderingen van [eiser] en voert - kort gezegd - aan dat de leaseovereenkomst niet kan worden aangemerkt als huurkoop.
4.2. Dexia betwist dat de leaseovereenkomst door dwaling tot stand is gekomen, dat zij
tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplichten of dat zij onrechtmatig zou hebben gehandeld. Volgens Dexia beschikte [eiser] bij het aangaan van de leaseovereenkomst over alle relevante informatie. Dexia betwist dat zij de bepalingen – voor zover van toepassing – van de door [eiser] genoemde wetten en regelingen niet in acht zou hebben genomen.
4.3 Tenslotte betwist Dexia de schade, althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn.
5. Beoordeling van de vorderingen
5.1 In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA 3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn:
huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1);
strijd met de WCK en/of andere wetten en regelingen (rov 8.3)
dwaling (rov 8.5);
toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR), (rov 8.8);
nakoming zorgplicht (rov 8.9);
verdeling van het nadeel (rov 9);
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt afgeweken.
Huurkoop en bevoegdheid
5.2. Een leaseovereenkomst als de onderhavige wordt aangemerkt als huurkoop. De
kantonrechter is derhalve bevoegd.
Strijd met WCK en andere wetten en regelingen
5.3. Dexia beschikte niet over een vergunning krachtens de WCK, op welke grond de (ver)nietig(baar)heid van de overeenkomst is bepleit. Daarnaast wordt aangevoerd dat er sprake is van nietigheid van de overeenkomst, dan wel van een tekortkoming of onrechtmatig handelen jegens [eiser], wegens strijd met andere wetten en regelingen.
5.4. De toepasselijkheid van de WCK en de andere hier bedoelde wetten en regelingen kan in het midden blijven. Ook indien [eiser] zich terecht op die regelingen zou beroepen, zouden de gevolgen daarvan eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de betreffende overeenkomst, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.
Dwaling
5.5. Uit de inhoud van de leaseovereenkomst en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease had [eiser] kunnen en moeten afleiden dat sprake was van een lening met renteverplichtingen voor de financiering van ten behoeve van hem gekochte effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van het aankoopbedrag. De leaseovereenkomst geeft bovendien aan welke rente in rekening wordt gebracht en wat de totale leasesom is. Bij vragen daaromtrent had (ook) van [eiser] enig nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor zover [eiser] onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken een overeenkomst is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling leiden. Ook dit laat de zorgplicht die Dexia overigens had onverlet.
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR)
5.6. Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
Nakoming zorgplicht en toerekening van het nadeel
5.7. [eiser] heeft Dexia verweten dat Dexia te zijnen opzichte de op haar rustende
zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico’s van het onderhavige product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers op niet mis te verstane wijze op die risico’s dienen te wijzen. De brochures en folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
5.8. Op gronden als vermeld in het vonnis van 27 april 2007 is het onaanvaardbaar om
Dexia onverkort alle nadeel te laten dragen en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan [eiser] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van [eiser] die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomst tot stand zou zijn gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van [eiser] (bepalend voor de vraag of deze financiële risico's wenste te lopen en in hoeverre dat verantwoord was), de beleggingsdoelstellingen en de kennis en ervaring waarover [eiser] beschikte (zowel ten aanzien van beleggingen als daarbuiten), één en ander ten tijde van het aangaan van de leaseovereenkomst. Ook andere omstandigheden kunnen een rol spelen, voor zover aangenomen kan worden dat die omstandigheden van wezenlijke invloed zijn geweest op de beslissing van [eiser] om de overeenkomst aan te gaan.
Daarbij is in het onderhavige geval van belang dat [eiser] een lichamelijke handicap heeft waardoor zijn motoriek verstoord is, hetgeen zich onder meer uit in een verstoorde coördinatie en langzamer praten. Na veertien jaar en met veel inspanningen heeft [eiser] een aantal MAVO-certificaten behaald. Zijn netto inkomen bedroeg € 929,29 ten tijde van het aangaan van de overeenkomst. Op grond van genoemde omstandigheden brengen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid in het onderhavige geval mee dat 90 % van het nadeel voor rekening van Dexia dient te komen en het resterend percentage voor rekening van [eiser] dient te blijven.
5.9. In het voetspoor van het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007 gaat de kantonrechter met het oog op een gelijke behandeling van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van het nadeel uit van een fictieve looptijd van 60 maanden, nu - bijzondere omstandigheden daargelaten - een langere termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaard kan worden. Hieruit volgt dat termijnbetalingsverplichtingen, die eventueel na deze 60 maanden resteren, niet tot het nadeel zullen worden gerekend. Ter gelegenheid van de comparitie hebben partijen betoogd dat in casu bij de berekening van het nadeel (wellicht) dient te worden uitgegaan van de feitelijke looptijd van de lease-overeenkomst, zijnde 80 maanden, nu de aandelen op dat moment een hogere waarde vertegenwoordigden en de restschuld op dat moment dientengevolge lager was dan na 60 maanden. De kantonrechter zal partijen hierin evenwel niet volgen. Bij een berekening van het nadeel uit de lease-overeenkomst na 80 maanden dienen immers eveneens 80 verschuldigde maandtermijnen in de berekening te worden meegenomen. Dit leidt ertoe dat het voor [eiser] blijvende nadeel bij een berekening van het nadeel uit de lease-overeenkomst na 60 maanden lager is dan na 80 maanden.
5.10. Het totale nadeel na 60 maanden (de verschuldigde termijnen (€ 10.953,00) plus de restant hoofdsom (€ 15.699,31) minus de verkoopwaarde van de effecten (€ 13.282,35)) bedraagt € 10.796,20. Daarvan dient 10% zijnde een bedrag van € 1.079,62 voor rekening van [eiser] te blijven. [eiser] heeft uit hoofde van deze leaseovereenkomst een bedrag van € 14.604,00 aan Dexia betaald en heeft € 2.573,76 van Dexia aan uitgekeerde dividenden ontvangen. Dit betekent dat een bedrag van € 10.950,62 (€ 14.604,00 - € 2.573,76 - € 1.079,62) door Dexia nog aan [eiser] dient te worden betaald.
Wettelijke rente
5.11. Met betrekking tot de wettelijke rente heeft Dexia nog aangevoerd dat zij eerst in
verzuim heeft kunnen geraken na in gebreke te zijn gesteld. De kantonrechter kan Dexia hierin niet volgen. Immers, Dexia heeft de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de totstandkoming van de leaseovereenkomst, nadien niet meer deugdelijk kunnen nakomen. In die zin – en ook overigens – is voor het intreden van verzuim niet vereist dat Dexia in gebreke is gesteld. Aangezien voorts het als gevolg van de schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane betalingen, dient voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente telkens te worden uitgegaan van de data waarop [eiser] zijn betalingen aan Dexia heeft verricht (zie in deze zin hof te Amsterdam 24 mei 2007, LJN BA5684). Tevens dient in ogenschouw te worden genomen dat het in dit verband in aanmerking te nemen nadeel niet alleen bestaat uit door [eiser] betaalde termijnen, maar ook uit nog verschuldigde doch niet betaalde termijnen en restschuld. Dit brengt mee dat de betalingen van [eiser] voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel, maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat [eiser] dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat [eiser] ter zake van de leaseovereenkomst aan Dexia heeft betaald. De aldus voor de berekening van de wettelijke rente in aanmerking te nemen hoofdsom is te stellen op 75 %, van de termijnen, telkens vanaf hun betaaldata.
Ontbinding
5.12. De door [eiser] gevorderde ontbinding van de leaseovereenkomst wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase als een (voor)contractuele tekortkoming kan worden geduid, zullen de gevolgen van zodanige ontbinding eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te worden en zal de beslissing daaromtrent niet tot een ander resultaat leiden dan waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is beslist. [eiser] heeft derhalve bij deze vordering geen belang.
BKR-registratie
5.13. Nu [eiser] ingevolge dit vonnis geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer heeft, zal de vordering met betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en de termijn waarbinnen Dexia aan haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis.
5.14. De overige stellingen van partijen behoeven geen behandeling meer.
Proceskosten
5.15. Gelet op de uitslag van de procedure dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.16. Er is bij afweging van de belangen van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
5.17. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de leaseovereenkomst gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
Beslissing
De kantonrechter:
I. veroordeelt Dexia om aan [eiser] te betalen € 10.950,62, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend over 75 % van de betaalde termijnen vanaf de verschillende betaaldata tot aan de dag der algehele voldoening;
II. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiser]
gevallen, tot op heden begroot op:
aan [eiser] te voldoen:
voor verschuldigd griffierecht € 49,00
aan de griffier van de rechtbank te voldoen:
voor verschuldigd griffierecht € 147,00
voor het exploot van dagvaarding € 84,87
voor salaris van gemachtigde € 625,00
In totaal € 905,87
III. veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat [eiser] geen verplichtingen uit de lease-overeenkomst meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,- voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,-;
IV. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst af het meer en anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. A.H.E. van der Pol, kantonrechter, en uitgesproken door mr. M.S.F. Voskens ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter