Effectenlease, artikel 1:88 BW, verjaring, zorgplicht, categoriemodel
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Rolnummer: 864943 DX EXPL 07-1207
Vonnis van: 14 november 2007
F.no.: 438
Vonnis van de kantonrechter
[eiser in conventie, verweerder in reconventie]
wonende te [woonplaats]
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
hierna te noemen [eiser in conventie, verweerder in reconventie],
gemachtigde: mr. J.L.M. van Gastel,
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: dw. P. Swier
De procedure
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 25 april 2007, met producties, waaronder de verklaring als bedoeld in art. 7:908 lid 2 BW (opt-out-verklaring),
- de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie van Dexia, met producties.
Bij tussenvonnis van 15 augustus 2007 is bepaald dat er een comparitie zal worden gehouden, die is gehouden op 5 oktober 2007. Voorafgaand aan deze comparitie zijn door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en Dexia nog aanvullende stukken ingediend. Van de comparitie is een proces-verbaal opgemaakt.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Het vonnis heeft de volgende onderdelen:
1. Feiten
2. Vorderingen [eiser] in conventie
3. Standpunten [eiser in conventie, verweerder in reconventie]
4. Standpunten Dexia
5. Vorderingen Dexia in reconventie
6. Verweer in reconventie
7. Beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie.
in conventie en in reconventie
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorganger(s) daaronder mede begrepen.
1.2. Op of omstreeks 8 oktober 1996 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie], een lease-overeenkomst ondertekend met de naam Spaarleasen (hierna ook te noemen: overeenkomst 1) waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Legio-Lease B.V. Labouchere heeft de rechten en verplichtingen uit deze overeenkomst van Legio-Lease overgenomen. Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 33002271 voor een periode van 15 jaar met het recht van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] om -kort gezegd- de lease-overeenkomst na verloop van 60 maanden met onmiddellijke ingang en zonder annuleringskosten te beëindigen onder verrekening van de restant hoofdsom. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 8.604,84 (f.18.962,58) effecten leaset en dat de totale leasesom € 20.522,21 (f.45.225,00) bedroeg waarin begrepen € 11.917,37 (f.26.262,42) rente. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] diende maandelijks € 114,01 (f.251,25) te voldoen.
1.3. Op of omstreeks 9 juni 1999 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie], een lease-overeenkomst ondertekend met de naam Feestplan II (hierna ook te noemen: overeenkomst 2) waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Legio-Lease B.V. Labouchere heeft de rechten en verplichtingen uit deze overeenkomst van Legio-Lease overgenomen. Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 59008750 voor een periode van 10 jaar met het recht van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] om -kort gezegd- de lease-overeenkomst na verloop van 36 maanden dagelijks te beëindigen, in welk geval een korting van 50% op de resterende maandtermijnen wordt verleend. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 18.456,38 (f.40.672,50) effecten leaset en dat de totale leasesom € 45.770,86 (f.100.865,70) bedroeg waarin begrepen € 27.314,48 (f.60.193,20) rente. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] diende maandelijks € 227,62 (f.501,61) te voldoen.
1.4. Op of omstreeks 26 maart 2002 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] een lease-overeenkomst ondertekend met de naam Extra Bonus (hierna ook te noemen: overeenkomst 3) waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia, handelend onder de naam Legio. Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 28941070 voor een periode van 6 jaar met het recht van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] om -kort gezegd- de lease-overeenkomst na verloop van 36 maanden dagelijks te beëindigen, onder betaling of verrekening van de restant hoofdsom. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 12.767,04 effecten leaset en dat de totale leasesom € 19.949,76 bedroeg waarin begrepen € 7.182,72 rente. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] diende maandelijks € 99,76 te voldoen.
1.5. Op of omstreeks 26 maart 2002 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] onder nummer 29040718 een gelijke lease-overeenkomst als hiervoor bedoeld ondertekend, met dien verstande dat de [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 12.830,85 effecten leaset en dat de totale leasesom € 20.049,57 bedroeg waarin begrepen € 7.218,72 rente, en dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] maandelijks € 100,26 diende te voldoen.
1.6. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft ter zake van voornoemde lease-overeenkomsten in totaal aan Dexia € 30.571,62 voldaan. Hij heeft in totaal € 6.143,37 aan dividenden ontvangen.
1.7. Omdat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijn betalingsverplichtingen niet nakwam heeft Dexia de contracten beëindigd per 18 februari 2005 (de overeenkomsten 1, 2 en 4) en per 8 mei 2006 (overeenkomst 3). Zij heeft voor iedere overeenkomst een eindafrekening opgesteld en aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] toegezonden. Op grond van deze eindafrekeningen diende [eiser in conventie, verweerder in reconventie] voor overeenkomst 2 nog € 3.410,27, voor overeenkomsten 3 € 2.706,72 en voor overeenkomst 4 € 4.904,12 te voldoen. Laatstgenoemd bedrag is verrekend met de opbrengst van overeenkomst 1.
1.7. Op deze overeenkomsten zijn de Bijzondere Voorwaarden Effectenlease van toepassing (hierna ook te noemen: Bijzondere Voorwaarden).
1.8. Bij het aangaan van de lease-overeenkomsten was [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gehuwd met [echtgenote eiser in conventie, verweerder in rec[echtgenote eiser in conventie, verweerder in reconventie] (hierna: [echtgenote eiser in conventie, verweerder in reconventie]). [echtgenote eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft de overeenkomsten niet mee-ondertekend.
1.9. Bij brief van 1 maart 2005 heeft de raadsman van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan Dexia onder andere geschreven: “De echtgenote van cliënt heeft ervaren dat cliënt zonder haar toestemming de betreffende contracten heeft afgesloten en roept de nietigheid daarvan in.”
Voorts heeft de raadsman op grond van nietigheid restitutie gevorderd van al hetgeen op de contracten is voldaan.
1.10. De betalingen waartoe [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in het kader van deze overeenkomsten was verplicht zijn verricht vanaf een gezamenlijke bankrekening van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en zijn echtgenote.
2. Vorderingen [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in conventie
2.1. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I voor recht te verklaren dat de overeenkomsten tussen partijen nietig zijn;
II Dexia te veroordelen tot terugbetaling van al hetgeen krachtens de nietige overeenkomsten is voldaan, te weten per saldo een bedrag van € 26.418,17, vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de dag van sommatie tot terugbetaling, derhalve vanaf 1 maart 2005 tot aan de datum van algehele voldoening;
III Dexia te gebieden binnen een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis de medling bij het Bureau Krediet Registratie te Tiel terug te nemen onder verbeurte van een dwangsom van € 200,- per dag voor iedere dag, dat Dexia in gebreke blijft aan dit gebod te voldoen;
IV Dexia te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding.
3. Standpunten [eiser in conventie, verweerder in reconventie]
3.1. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] stelt zich op het standpunt dat de lease-overeenkomsten nietig zijn omdat de echtgenote van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geen toestemming voor het aangaan daarvan heeft verleend.
3.2. Daarnaast stelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zich op het standpunt dat de lease-overeenkomsten nietig zijn omdat Dexia niet beschikt over een vergunning in de zin van de Wet op het Consumenten Krediet.
3.3. Nu de lease-overeenkomsten nietig zijn vordert [eiser in conventie, verweerder in reconventie] restitutie van al hetgeen door hem is betaald.
4.1. Dexia voert aan dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vorderingen, nu de dagvaarding geen deugdelijke motivering van de vorderingen inhoudt en evenmin enig bewijsmiddel ter zake voordraagt. Bovendien wordt niet voldaan aan de substantiëringsverplichting.
4.2. Dexia voert aan dat de lease-overeenkomsten niet onder het bereik van de WCK vallen. Voor zover daarover anders geoordeeld wordt stelt Dexia met een beroep op 3:58 BW dat de overeenkomst door bekrachtiging niet meer aantastbaar is op deze grond, nu Dexia op 1 januari 2006, dus voordat het beroep op nietigheid werd gedaan, een vergunning in de zin van de Wet Financiële Dienstverlening had verkregen. In verband met eventueel vast te stellen restitutieverplichtingen beroept Dexia zich op art. 6:278 BW.
4.3. Volgens Dexia komt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geen beroep op 1:88 toe omdat lease-overeenkomsten als de onderhavige niet kunnen worden aangemerkt als huurkoop. Voor zover daarover anders geoordeeld wordt stelt Dexia dat de bedoelde toestemming van de echtgenote anders dan schriftelijk is gegeven. Voorts stelt Dexia dat de gestelde bevoegdheid tot vernietiging ten aanzien van de overeenkomsten 1 en 2 reeds was verjaard toen dat beroep voor het eerst werd gedaan.
4.4. Dexia voert aan dat de wettelijke rente eerst kan worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat Dexia niet in verzuim is geweest.
4.5. Dexia stelt dat de vordering van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betrekkelijk tot de BKR-registratie wegens het ontbreken van enige motivering dient te worden afgewezen. Voorts stelt zij dat zij [eiser in conventie, verweerder in reconventie] erop heeft gewezen dat de lease-overeenkomsten bij het BKR geregistreerd zou worden. Zij is daartoe verplicht op grond van het reglement BKR. Zij kan zelf niet tot wijziging van de codering overgaan, maar slechts verzoeken daartoe aan het BKR richten, wat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] volgens Dexia trouwens zelf ook kan doen. Voor een dwangsom is derhalve geen plaats.
5. Vorderingen Dexia in reconventie.
5.1. In reconventie vordert Dexia dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie], bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld tot betaling aan Dexia van € 6.029,05, zijnde de gezamenlijke restschuld van de overeenkomsten 2 en 3, te vermeerderen met de contractuele, althans de wettelijke rente, alsmede tot betaling van de proceskosten.
6. Verweer in reconventie
6.1. Onder verwijzing naar het debat in conventie voert [eiser in conventie, verweerder in reconventie] naar aanleiding van de ingestelde tegenvordering van Dexia aan dat hij niet in verzuim is nu de lease-overeenkomsten op goede gronden buitengerechtelijk zijn vernietigd, dan wel vernietigd dienen te worden.
7.1. De kantonrechter verwijst allereerst naar de vonnissen van deze rechtbank van 27 april 2007 (LJN-nummers: BA3914, BA3916 en BA3920) en neemt de daarin opgenomen overwegingen ten aanzien van de rechtsvragen en beoordelingsmaatstaven over, voor zover daarvan hierna niet wordt afgeweken. In het onderhavige geval komt dit neer op het volgende.
7.2. De lease-overeenkomsten als de onderhavige worden aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd.
7.3. Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is van toepassing op de lease-overeenkomsten als de onderhavige. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de lease-overeenkomst ook schriftelijk te worden geven (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721, rechtsoverweging 2.12.3). Nu deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [echtgenote eiser in conventie, verweerder in reconventie] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
7.4. De verjaringstermijn voor dit beroep is op grond van art. 3:52 lid 1 sub d BW 3 jaar. De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, RvdW 2007, 68 en LJN: AY8771). De stelplicht en bewijslast ten aanzien van de bekendheid van [echtgenote eiser in conventie, verweerder in reconventie] met het bestaan van de leaseovereenkomst ligt bij Dexia.
7.5. Ten aanzien van de overeenkomsten 1 en 2, gedateerd respectievelijk 8 oktober 1996 en 9 juni 1999, wordt overwogen als volgt. Door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [echtgenote eiser in conventie, verweerder in reconventie] is voor het eerst een beroep gedaan op de hier bedoelde vernietigbaarheid in de onder 1.9 bedoelde brief d.d. 1 maart 2005. Nu Dexia stelt dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW ten aanzien van deze overeenkomsten is verjaard, ligt de bewijslast daarvan bij Dexia. Dexia heeft daartoe gewezen op betalingen van op grond van de lease-overeenkomsten verschuldigde bedragen die hebben plaatsgevonden vanaf de en/of-bankrekening die op naam van beide echtgenoten stond. Nu zodanige betalingen hebben plaatsgevonden moet er van worden uitgegaan dat [echtgenote eiser in conventie, verweerder in reconventie] op de hoogte was van de lease-overeenkomsten, met ingang van de (oudste) ontvangstdatum van de bankafschriften waarop die betalingen staan vermeld. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en [echtgenote eiser in conventie, verweerder in reconventie] hebben hun verweer dat dit niet het geval was onvoldoende met nadere feiten toegelicht en onderbouwd, zodat dit verweer gepasseerd wordt. Daarmee staat vast dat het beroep op de hier bedoelde vernietigbaarheid niet binnen drie jaar na bovenbedoelde ontvangstdatum heeft plaatsgevonden, zodat het desbetreffende recht van [echtgenote eiser in conventie, verweerder in reconventie] ten aanzien van de overeenkomsten 1 en 2 is verjaard.
7.6. Ten aanzien van de overeenkomsten 3 en 4, beiden gedateerd 26 maart 2002, wordt overwogen als volgt. Uit de inhoud van de onder 1.9 bedoelde brief d.d. 1 maart 2005 blijkt dat de betreffende advocaat (ook) namens [echtgenote eiser in conventie, verweerder in reconventie] een beroep deed op de hier bedoelde vernietigbaarheid. Dat beroep is gedaan binnen de verjaringstermijn.
7.7. Gelet op het voorgaande heeft [echtgenote eiser in conventie, verweerder in reconventie] terecht de nietigheid van de lease-overeenkomsten 3 en 4 ingeroepen. Dientengevolge dient hetgeen [eiser in conventie, verweerder in reconventie] per saldo heeft betaald op grond van de overeenkomsten 3 en 4, zijnde in totaal € 7.009,52, verminderd met de daaruit daadwerkelijk ontvangen dividenden ad € 59,03, zijnde in totaal € 6.950,49, door Dexia te worden gerestitueerd. Gelet op de strekking van artikel 1:88 BW is voor toepassing van artikel 6:278 BW in dit geval geen plaats.
7.8. De gevorderde wettelijke rente over bovengenoemd bedrag is, gelet op de inhoud van de hiervoor onder 1.7 bedoelde brief, toewijsbaar vanaf 14 dagen na dagtekening van de bovenbedoelde brief, zijnde 15 maart 2005.
7.9. Tenslotte wordt het beroep op nietigheid wegens het ontbreken van een vergunning krachtens de Wet op het Consumentenkrediet afgewezen, reeds omdat dit beroep pas is gedaan nadat Dexia op 1 januari 2006 een vergunning in de zin van de Wet Financiële Dienstverlening had verkregen.
7.10. Uit het voorgaande volgt dat de overeenkomsten 1 en 2 niet zijn vernietigd. Dexia heeft deze wel beëindigd. Uit de door Dexia verstrekte overzichten blijkt dat het (voor [eiser in conventie, verweerder in reconventie]) nadelig saldo van de eindafrekening van overeenkomst 2 een lager bedrag betreft dan dat van het batig saldo van overeenkomst 1, en dus door verrekening daaruit geheel zal kunnen worden voldaan. Nu Dexia een dergelijke verrekening reeds heeft toegepast (zij het op betalingsverplichtingen uit overeenkomsten die vernietigd zijn) gaat de kantonrechter er van uit dat een dergelijke verrekening ook thans zal plaatsvinden. Dat betekent dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ingevolge dit vonnis geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer zal hebben. Daarom zal de vordering met betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd en de termijn waarbinnen Dexia aan haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis.
7.11. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn verricht anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van de zaak.
7.12. Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia ingestelde reconventionele vordering wordt afgewezen, nu er van uit kan worden gegaan dat de betalingsverplichtingen uit de overeenkomsten die niet zijn vernietigd worden verrekend met (een deel van) de opbrengsten van die overeenkomsten.
7.13. De overige stellingen van partijen behoeven geen behandeling meer.
7.14. Dexia zal, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie. De kosten van het geding in reconventie zullen worden gecompenseerd.
I. veroordeelt Dexia aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te voldoen:
- € 6.950,49 als hoofdsom;
- de wettelijke rente over € 6.950,49 vanaf 15 maart 2005 tot aan de dag der voldoening;
II. veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Krediet Registratie te Tiel te berichten dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] geen verplichtingen uit de lease- overeenkomst meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,- voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,-.
III. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gevallen, tot op heden begroot op:
- voor verschuldigd griffierecht € 199,00
- voor het exploot van dagvaarding € 84,31
- voor salaris van gemachtigde € 500,00
In totaal: € 783,31
één en ander, voorzover verschuldigd, inclusief BTW;
IV. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
VI. wijst de vordering af;
VII. compenseert de proceskosten tussen partijen met dien verstande dat elke partij de eigen kosten draagt.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 november 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter