Effectenlease, art. 1:88 BW
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Rolnummer: 817229 DX EXPL 06-3590
Vonnis van: 24 oktober 2007
F.no.: 582
Vonnis van de kantonrechter
[eiser 1, verweerder 2],
wonende te Capelle aan den IJssel,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
nader te noemen [eiser 1, verweerder 2],
gemachtigde: mr. M.A.C. Backs,
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
verweerster in conventie,
eiseres in reconventie,
nader te noemen Dexia,
gemachtigde: S.M.E. Hirdes.
Procedure
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 13 januari 2006, met producties.
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 24 januari 2006 is vastgesteld dat de procedure is geschorst.
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft [eiser 1, verweerder 2] een afschrift overgelegd van de opt-out verklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin hij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
- de conclusie van antwoord - met eis in reconventie - van Dexia, met producties.
Bij tussenvonnis van 27 juni 2007 is een comparitie van partijen bepaald, die op 25 september 2007 is gehouden. Partijen hebben bij deze gelegenheid inlichtingen verstrekt. Namens [eiser 1, verweerder 2] is verschenen zijn, door hem gevolmachtigde, dochter [dochter eiser 1, verweerder 2] en zijn gemachtigde. Namens Dexia is verschenen de heer D. Zori en haar gemachtigde.
Voorafgaand aan deze comparitie is door [eiser 1, verweerder 2] per brief van 7 september 2007 een conclusie van antwoord in reconventie met producties ingediend en door Dexia een brief van 17 september 2007 met financiële gegevens van de lease-overeenkomst.
Op de comparitie is door [eiser 1, verweerder 2] een akte overgelegd inhoudende twee GBA-uittreksels en een kopie van de huwelijksakte afgegeven op 1 oktober 2007.
Van hetgeen besproken is ter comparitie is proces-verbaal gemaakt.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de beslissing
1. Feiten
2. Vorderingen [eiser] in conventie
3. Standpunten [eiser] in conventie
4. Standpunten Dexia
5. Vorderingen Dexia in reconventie
6. Verweer in reconventie
7. Beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie.
1. Feiten
In conventie en in reconventie
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen. Legio-Lease B.V. is op haar beurt rechtsopvolgster van Labouchere.
1.2. Gelet op de door [eiser 1, verweerder 2] overgelegde huwelijksakte was [echtgenote eiser 1, verweerder 2] (hierna: [echtgenote eiser 1, verweerder 2]) bij het aangaan van de lease-overeenkomst gehuwd met [eiser 1, verweerder 2].
13. Op of omstreeks 28 december 2000 heeft [eiser 1, verweerder 2] een lease-overeenkomst ondertekend met de naam WinstVerDriedubbelaar waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Legio-Lease B.V. (hierna: de lease-overeenkomst). Deze overeenkomst is aangegaan onder nummer 29489377 voor een periode van 36 maanden. De overeenkomst bepaalt onder meer dat [eiser 1, verweerder 2] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 19.503,12 aandelen least en dat [eiser 1, verweerder 2] 36 maandelijkse termijnen van telkens € 113,67 verschuldigd was. De totale leasesom beliep € 23.595,24 waarin begrepen € 4.092,12 rente. Per 29 december 2003 is deze overeenkomst door tijdsverloop geëindigd.
1.4. [eiser 1, verweerder 2] heeft ter zake van deze lease-overeenkomst aan Dexia betaald:
? 35 maandelijkse termijnen van € 113,67 tot een totaalbedrag van € 3.978,45;
De maandtermijnen zijn verricht ten laste van een en/of rekening op naam van [eiser 1, verweerder 2] en [echtgenote eiser 1, verweerder 2].
1.5. Op 29 december 2003 heeft Dexia een eindafrekening opgesteld volgens welke [eiser 1, verweerder 2] uit hoofde van de lease-overeenkomst nog verschuldigd was € 13.088,77 waarvan
€ 113,67 aan achterstallige termijnen en € 19.457,74 aan restant hoofdsom.
1.6. [eiser 1, verweerder 2] heeft uit hoofde van de lease-overeenkomst van Dexia geen dividenden
ontvangen.
1.7. [echtgenote eiser 1, verweerder 2] heeft aan [eiser 1, verweerder 2] geen schriftelijke toestemming verleend voor het
aangaan van de lease-overeenkomst.
1.8. Bij dagvaarding heeft [echtgenote eiser 1, verweerder 2] door middel van een verklaring van 27 december 2005 met een beroep op artikel 1:89 BW de nietigheid ingeroepen van de lease-overeenkomst, althans vernietiging in rechte aangekondigd.
2. Vorderingen [eiser 1, verweerder 2] in conventie
[eiser 1, verweerder 2] vordert bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,:
a. een verklaring voor recht dat de lease-overeenkomst is vernietigd op grond van artikel 1:88 BW jo 1:89 BW, dan wel op grond van dwaling, dan wel op grond van misleiding, welke voortvloeit uit strijdigheid van de lease-overeenkomst met de voorwaarden van de Wet op het Consumentenkrediet (WCK), althans van rechtswege nietig is door de strijdigheid met artikel 9 WCK;
b. een verklaring voor recht dat Dexia hoofdelijk aansprakelijk is voor de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van haar verplichtingen jegens [eiser 1, verweerder 2] en/of onrechtmatig jegens [eiser 1, verweerder 2] heeft gehandeld;
c. Dexia hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de door [eiser 1, verweerder 2] geleden schade (onder 42 van de dagvaarding) en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat;
d. dat Dexia zal worden veroordeeld om binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis de BKR registraties ter zake van de lease-overeenkomst primair geheel te doen verwijderen, subsidiair te doen herstellen door middel van een herstelcode, zowel primair als subsidiair op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag, voor iedere dag dat Dexia niet voldoet aan dit gebod;
e. Dexia te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 1.757,16 deze te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2004, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
f. Dexia te veroordelen in de kosten van dit geding.
3. Standpunten [eiser 1, verweerder 2]
3.1. [eiser 1, verweerder 2] stelt dat de lease-overeenkomst moet worden aangemerkt als
huurkoop in de zin van artikel 7A:1576h BW en derhalve als koop op afbetaling in de zin van artikel 7A:1576 BW en dus de toestemming behoefde van [echtgenote eiser 1, verweerder 2] ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW. Omdat [echtgenote eiser 1, verweerder 2] deze (schriftelijke) toestemming niet verleend heeft, heeft [echtgenote eiser 1, verweerder 2] de overeenkomst rechtsgeldig kunnen vernietigen. Pas na een sommatiebrief van [incassobureau] van 9 december 2004 is [echtgenote eiser 1, verweerder 2] met de lease-overeenkomst bekend geworden. [eiser 1, verweerder 2] legt voorts aan zijn vorderingen hoofdzakelijk ten grondslag dat hij door toedoen van Dexia heeft gedwaald, althans dat Dexia tekort is geschoten in de nakoming van haar zorgplicht(en), en/of onrechtmatig heeft gehandeld. Daarnaast heeft [eiser 1, verweerder 2] zich er op beroepen dat Dexia gehandeld heeft in strijd met de Wet op het Consusmentenkrediet en dat de lease-overeenkomst als gevolg daarvan nietig zou zijn. Daarnaast doet [eiser 1, verweerder 2] een beroep op misleidende reclame.
3.2. Volgens [eiser 1, verweerder 2] is Dexia aansprakelijk voor de door hem geleden schade. De
schade bestaat volgens [eiser 1, verweerder 2] uit alle financiële gevolgen van het aangaan van de lease-overeenkomst althans uit de reeds door hem betaalde bedragen, waarbij [eiser 1, verweerder 2] tevens aanspraak maakt op buitengerechtelijke kosten. [eiser 1, verweerder 2] vordert een verwijzing naar de schadestaat-procedure.
3.3. Voor zover de vorderingen zijn ingesteld door [echtgenote eiser 1, verweerder 2] zijn deze gebaseerd op
artikel 1:89 lid 5 BW.
3.4. Volgens [eiser 1, verweerder 2] is Dexia wettelijke rente verschuldigd over de betaalde maandtermijnen ingaande de dag van betaling van de maandtermijnen.
4.1. Dexia betwist de vorderingen van [eiser 1, verweerder 2] en voert - kort gezegd – aan dat de lease-overeenkomst niet kan worden aangemerkt als huurkoop.
4.2. Voorts voert Dexia aan dat geen sprake is van vernietigbaarheid als bedoeld in artikel
1:89 BW omdat – kort gezegd – artikel 1:88 BW geen betrekking heeft op vermogensrechten als de onderhavige, er geen sprake is van huurkoop bij gebrek aan aflevering en omdat partijen niet hebben beoogd om de afnemer de effecten te doen verkrijgen. Dexia stelt verder dat de huwelijkspartner de in artikel 1:88 BW bedoelde toestemming ook op andere wijze dan schriftelijk kan verlenen en dat [echtgenote eiser 1, verweerder 2] dit ook gedaan heeft. Tenslotte is het recht om de lease-overeenkomst op deze grond te vernietigen volgens Dexia verjaard. Daarbij beroept Dexia zich er op dat het binnen Nederlandse gezinsverhoudingen gebruikelijk is dat beleggingsbeslissingen, zoals het aangaan van lease-overeenkomsten, met medeweten en instemming van beide partners worden genomen. Uitgaande van een normale gezinssituatie en van het feit dat de maandtermijnen zijn voldaan van een en/of rekening is niet vol te houden, dat [echtgenote eiser 1, verweerder 2] niet van het begin van de looptijd van de lease-overeenkomst heeft geweten. Het beroep op vernietiging, eerst gedaan bij dagvaarding is derhalve verjaard. Dexia doet hierbij tevens een beroep op artikel 6:278 BW.
4.3. Dexia betwist voorts dat de lease-overeenkomst door dwaling tot stand is gekomen, dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplichten of dat zij onrechtmatig zou hebben gehandeld. Volgens Dexia beschikte [eiser 1, verweerder 2] bij het aangaan van de lease-overeenkomst over alle relevante informatie en betwist zij dat die informatie misleidend was. Ook betwist Dexia dat de Wck van toepassing is.
4.4. Ten aanzien van de BKR-notering voert Dexia aan dat [eiser 1, verweerder 2] de vordering onvoldoende heeft onderbouwd en dat de vordering dient te worden afgewezen. Voorts voert zij aan dat zij niet in staat is de registratie door te halen en dat zij het BKR alleen kan verzoeken dit te doen.
4.5. Dexia bestrijdt dat een verwijzing naar de schadestaatprocedure kan plaatsvinden. Voorts betwist Dexia dat zij wettelijke rente is verschuldigd vanaf de data dat de maandtermijnen zijn afgeboekt. Dexia meent dat eerst wettelijke rente is verschuldigd vanaf het moment van verzuim. Tevens voert Dexia aan dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten niet nader zijn gespecificeerd en onderbouwd. De vordering dient derhalve te worden afgewezen. Voorts voert Dexia aan dat deze gevorderde kosten als proceskosten dienen te worden aangemerkt.
4.6. Tenslotte betwist Dexia de schade, althans betwist zij daarvoor aansprakelijk te zijn.
5. Vorderingen Dexia in reconventie
5.1. In reconventie vordert Dexia [eiser 1, verweerder 2] te veroordelen tot betaling van € 13.088,77, te vermeerderen met de contractuele rente van 0,96%, althans de wettelijke rente zijnde het resterende saldo van de door Dexia opgestelde eindafrekening, vermeerderd met de rente en kosten, stellende dat [eiser 1, verweerder 2] in verzuim is met de nakoming van zijn verplichtingen uit de lease-overeenkomst.
6. Verweer in reconventie
Onder verwijzing naar het debat in conventie voert [eiser 1, verweerder 2] naar aanleiding van de
ingestelde tegenvordering van Dexia aan dat zij niet in verzuim zijn nu de lease-overeenkomst op goede gronden buitengerechtelijk is vernietigd, dan wel vernietigd dient te worden. Voorts bestrijdt hij in reconventie dat artikel 6:278 BW van toepassing is.
7. Beoordeling van de vorderingen in conventie en reconventie
7.1. Dexia heeft niet kunnen reageren op hetgeen [eiser 1, verweerder 2] heeft gesteld in zijn conclusie van antwoord in reconventie. Nu [eiser 1, verweerder 2] in deze conclusie geen standpunten heeft aangevoerd die niet reeds in de dagvaarding naar voren zijn gebracht en die van belang zijn voor de beoordeling in deze zaak, zal Dexia niet meer in de gelegenheid worden gesteld alsnog op deze conclusie te reageren.
7.2. In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA 3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn:
- huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1);
- artikel 1:88/1:89 BW (rov 8.2).
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt afgeweken. De stellingen in conventie en in reconventie zullen zoveel mogelijk gezamenlijk behandeld worden. In het onderhavige geval komt dat neer op het volgende.
Huurkoop; bevoegdheid en artikel 1:88/1:89 BW.
7.3. Een lease-overeenkomst als de onderhavige wordt aangemerkt als huurkoop. De
kantonrechter is derhalve bevoegd.
7.4. Artikel 1:88 lid 1 onder d BW is op deze lease-overeenkomst van toepassing. Nu volgens artikel 7A:1576i BW huurkoop bij akte wordt aangegaan, diende de daar bedoelde toestemming voor de lease-overeenkomst ook schriftelijk te worden gegeven (vgl. het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007, LJN: AZ9721, rov 2.12.3). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [echtgenote eiser 1, verweerder 2] de bevoegdheid een beroep te doen op de hier bedoelde vernietigbaarheid.
7.5. De verjaringstermijn voor dit beroep is op grond van artikel 3:52 lid 1 sub d BW 3 jaar.
De termijn vangt aan op het moment dat degene aan wie de bevoegdheid tot vernietiging toekomt bekend wordt met de overeenkomst. Niet noodzakelijk is dat deze bekend is met de juridische kwalificatie van die overeenkomst (vgl. HR 5 januari 2007, RvdW 2007, 68 en LJN: AY8771). Nu Dexia stelt dat het vernietigingsrecht van artikel 1:89 BW verjaard is, ligt de bewijslast daarvan bij Dexia. De stelling van Dexia dat er in de Nederlandse gezinsverhoudingen van uitgegaan mag worden dat de echtgenoot er steeds van op de hoogte is wanneer de partner investeringen als de onderhavige doet, moge in veel gevallen juist zijn maar is onvoldoende om deze bekendheid ook aan te nemen in gevallen waarin die bekendheid gemotiveerd wordt betwist. Aan deze eis van gemotiveerde betwisting hebben [eiser 1, verweerder 2] en [echtgenote eiser 1, verweerder 2] voldaan. [eiser 1, verweerder 2] heeft aangevoerd dat hij, vanwege zijn verleden als KNIL-militair en het voor zijn generatie en cultuur kenmerkende huwelijkspatroon, altijd de financiële kant van het huishouden regelde. [echtgenote eiser 1, verweerder 2] kreeg van hem huishoudgeld en zij had geen zicht op de bankafschriften. Voorts heeft [eiser 1, verweerder 2] aangevoerd dat [echtgenote eiser 1, verweerder 2] nimmer heeft gewerkt en reeds sinds lange tijd, ongeveer 25 jaar, geestelijk en lichamelijk minder valide is. Zowel [eiser 1, verweerder 2] als hun dochter hebben nimmer met [echtgenote eiser 1, verweerder 2] gesproken over het bestaan van de lease-overeenkomst.
7.6. In dit licht heeft Dexia haar stelling dat [echtgenote eiser 1, verweerder 2] de overeenkomst na het verstrijken van de verjaringstermijn heeft vernietigd, onvoldoende met feiten onderbouwd, zodat die stelling gepasseerd dient te worden en er geen aanleiding is Dexia ter zake tot bewijs toe te laten. Er moet derhalve van worden uitgegaan dat [echtgenote eiser 1, verweerder 2] de overeenkomst tijdig heeft vernietigd. Dientengevolge dienen alle betalingen van [eiser 1, verweerder 2] aan Dexia ter zake van de lease-overeenkomst te worden gerestitueerd, verminderd met hetgeen [eiser 1, verweerder 2] ter zake van die overeenkomst van Dexia ontvangen heeft, zoals uitgekeerde dividenden.
7.7. Ter zake van de lease-overeenkomst heeft [eiser 1, verweerder 2] aan Dexia betaald:
35 * € 113,67 = € 3.978,45.
Uit hoofde van de lease-overeenkomst heeft [eiser 1, verweerder 2] geen dividenden ontvangen.
Uit het voorgaande volgt dat Dexia aan [eiser 1, verweerder 2] € 3.978,45 dient te betalen.
7.8. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar over het in 7.5 bedoelde saldo van de
door Dexia te restitueren betalingen vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was, zijnde het moment van de dag der dagvaarding.
Buitengerechtelijke kosten
7.9. Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke kosten overweegt de kantonrechter dat ten behoeve van [eiser 1, verweerder 2] buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en dat voldoende vast staat dat hij in verband daarmee buitengerechtelijke kosten heeft moeten maken. De gevorderde buitengerechtelijke kosten worden toegewezen berekend over
het toegewezen bedrag naar het bij deze sector kanton gebruikelijke tarief, neerkomende op € 714,=.
BKR registratie
7.10. Nu [eiser 1, verweerder 2] ingevolge dit vonnis geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer heeft, zal de vordering met betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en de termijn waarbinnen Dexia aan haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis.
Schadevergoeding
7.11. De door [eiser 1, verweerder 2] gevorderde schadevergoeding en kosten, althans verwijzing naar de schadestaatprocedure, wordt afgewezen. De in verband daarmee gestelde feiten en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor [eiser 1, verweerder 2] daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
7.12. De overige stellingen van partijen in conventie behoeven geen behandeling meer.
Vordering in reconventie
7.13. Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen. Gelet op de strekking van artikel 1:88 BW is voor toepassing van artikel 6:278 BW in dit geval geen plaats.
Proceskosten
7.14. Gelet op de uitslag van de procedure in conventie en in reconventie dient Dexia te
worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en reconventie. De kosten in reconventie zullen evenwel op nihil begroot worden, nu het debat in reconventie (vrijwel) geheel samenvalt met dat in conventie.
7.15. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de lease-overeenkomst gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
I. verklaart voor recht dat artikel 1:88 BW op de lease-overeenkomst van toepassing is en dat de lease-overeenkomst derhalve buitengerechtelijk vernietigd is;
II. veroordeelt Dexia aan [eiser 1, verweerder 2] te voldoen:
- € 3.978,45 als hoofdsom;
- € 714,00 als buitengerechtelijke incassokosten;
- de wettelijke rente over € 3.978,45 vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der voldoening;
III. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiser 1, verweerder 2] gevallen, tot op heden begroot op:
Te betalen aan [eiser 1, verweerder 2]
- voor verschuldigd griffierecht € 25,75
Te betalen aan de griffier van de Rechtbank
- voor verschuldigd griffierecht € 77,25
- voor het exploot van dagvaarding € 84,87
- voor salaris van gemachtigde € 500,00
In totaal: € 687,87
één en ander, voorzover verschuldigd, inclusief BTW;
IV. veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Krediet Registratie te Tiel te berichten dat [eiser 1, verweerder 2] geen verplichtingen uit de onderhavige overeenkomst meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,- voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van
€ 10.000,-;
V. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
VI. wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
VII. wijst de vordering af;
VIII. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiser 1, verweerder 2]
gevallen, tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 oktober 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter