ECLI:NL:RBAMS:2007:BE9684

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
776738 DX 06-815
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en ontbinding van effectenleaseovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 21 november 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres 1, verweerster 2] en Dexia Bank Nederland N.V. De zaak betreft een effectenleaseovereenkomst die door [eiseres 1, verweerster 2] was aangegaan met Dexia, de rechtsopvolgster van Bank Labouchere N.V. De eiseres vorderde onder andere de nietigheid van de lease-overeenkomst, terugbetaling van betaalde bedragen en doorhaling van een BKR-registratie. De kantonrechter oordeelde dat Dexia haar zorgplicht had geschonden en dat de lease-overeenkomst als huurkoop moest worden aangemerkt, waardoor de kantonrechter bevoegd was. Dexia werd veroordeeld om aan [eiseres 1, verweerster 2] een bedrag van € 7.060,81 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werd Dexia verplicht om binnen tien dagen na betekening van het vonnis het Bureau Kredietregistratie te informeren dat [eiseres 1, verweerster 2] geen verplichtingen meer had uit de overeenkomst. De vordering van Dexia in reconventie werd afgewezen, en Dexia werd veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [eiseres 1, verweerster 2].

Uitspraak

vonnis effectenlease, zorgplicht, categoriemodel
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 776738 DX 06-815
Vonnis van: 21 november 2007
F.no.: 584
Vonnis van de kantonrechter
i n z a k e
[eiseres 1, verweerster 2],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
nader te noemen [eiseres 1, verweerster 2],
gemachtigde: mr. I.J.M. Willems,
t e g e n:
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: dw. P. Swier.
De procedure
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 28 april 2006, met producties.
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 16 mei 2006 is vastgesteld dat de procedure is geschorst.
Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft [eiseres 1, verweerster 2] een afschrift overgelegd van de opt-outverklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin zij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
Vervolgens is ingediend:
- de conclusie van antwoord van Dexia, met producties.
Bij tussenvonnis van 18 juli 2007 is bepaald dat een comparitie zal worden gehouden, welke heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2007.
Voorafgaand aan deze comparitie zijn door [eiseres 1, verweerster 2] en Dexia nog aanvullende stukken ingediend.
Van de comparitie is een proces-verbaal opgemaakt.
Daarna is vonnis bepaald op heden.
Gronden van de beslissing
1. Feiten
In conventie
Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt (worden) haar rechtsvoorgangster(s) daaronder mede begrepen.
1.2. Na tussenkomst van [medewerker NAS financieel adviseurs] van NAS financieel adviseurs te Arnhem heeft [eiseres 1, verweerster 2] een lease-overeenkomst ondertekend met de naam Capital Effect Maandbetaling, waarop [eiseres 1, verweerster 2] als lessee stond vermeld met als wederpartij Labouchere. Deze overeenkomst, gedateerd 18 mei 2000, is aangegaan voor 240 maanden onder nummer 21686568 en bepaalt onder meer dat [eiseres 1, verweerster 2] in totaal voor een aankoopsom (hoofdsom) van € 32.038,56 aandelen least en € 341,66 per maand verschuldigd was. De totale leasesom beliep € 81.998,40 waarin begrepen € 49.959,84 rente. Per 13 mei 2005 heeft Dexia de lease-overeenkomst wegens betalingsachterstanden beëindigd. Uit hoofde van de eindafrekening diende [eiseres 1, verweerster 2] € 8.842,77 aan Dexia te betalen.
1.3. [eiseres 1, verweerster 2] was ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomst 36 jaar oud. Haar partner, [echtgenoot eiseres 1, verweerster 2], was 60 jaar oud. Het opleidingsniveau van [eiseres 1, verweerster 2] was MAVO. Het netto gezinsinkomen bedroeg € 1.919,93 per maand.
1.4. [eiseres 1, verweerster 2] heeft op grond van de lease-overeenkomst 54 maandtermijnen aan Dexia betaald, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 18.449,64. De eindafrekening heeft [eiseres 1, verweerster 2] niet voldaan.
1.5. [eiseres 1, verweerster 2] heeft uit hoofde van de lease-overeenkomst van Dexia € 3.125,22 aan dividenden ontvangen, terwijl een bedrag van € 518,70 aan dividenden is verrekend. Dexia heeft een bedrag van € 1.022,58 aan dividendbelasting afgedragen. [eiseres 1, verweerster 2] heeft een bedrag aan dividendbelasting teruggevorderd. Daarnaast is fiscaal voordeel genoten.
2. Vorderingen [eiseres 1, verweerster 2]
2.1. [eiseres 1, verweerster 2] vordert bij vonnis, voorzover rechtens uitvoerbaar bij voorraad:
- a) dat de overeenkomst met nummer 21686568 wordt nietig verklaard, dan wel wordt vernietigd, dan wel wordt ontbonden;
- b)gedaagde te veroordelen om aan eiseres terug te betalen alle aan haar betaalde gelden terzake van de onder a) genoemde overeenkomst, zijnde € 18.449,64, vermeerderd met de wettelijke rente over de individuele deelbetalingen vanaf het moment van betaling door eiseres tot de dag der algehele voldoening;
- c) indien en voorzover er een BKR-registratie is ten nadele van eiseres als gevolg van de onder a genoemde overeenkomst, gedaagde te veroordelen tot doorhaling daarvan bij het Bureau Krediet Registratie te Tiel binnen vijf dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,-- aan eiseres te betalen voor elke dag dat gedaagde in gebreke blijft na voornoemd tijdstip voor doorhaling zorg te dragen.”
3. Standpunt [eiseres 1, verweerster 2]
3.1. [eiseres 1, verweerster 2] stelt dat de lease-overeenkomst dient te worden aangemerkt als huurkoop en dat om die reden de kantonrechter bevoegd is.
3.2. [eiseres 1, verweerster 2] legt voorts aan haar vorderingen ten grondslag dat Dexia haar zorgplicht heeft geschonden. Dexia is aansprakelijk voor de gedragingen van de tussenpersoon [medewerker NAS financieel adviseurs] van NAS financieel adviseurs, door wiens tussenkomst de lease-overeenkomst is aangegaan. [eiseres 1, verweerster 2] stelt verder dat Dexia onder meer niet heeft voldaan aan haar onderzoeksplicht van artikel 28 Nadere Regelgeving (NR), haar saldibewakingsplicht en de verplichting informatie te verstrekken aan [eiseres 1, verweerster 2] op grond van artikel 33 NR. Dexia beschikte volgens [eiseres 1, verweerster 2] niet over een vergunning als bedoeld in de Wet op het consumentenkrediet (WCK) met het gevolg dat de lease-overeenkomst nietig is wegens strijd met een dwingende wetsbepaling. Tot slot stelt [eiseres 1, verweerster 2] dat zij heeft gedwaald ten aanzien van onder meer de aard en werking van de lease-overeenkomst.
3.3. Volgens [eiseres 1, verweerster 2] is Dexia aansprakelijk voor de door haar geleden schade. De
schade bestaat volgens [eiseres 1, verweerster 2] uit de door haar betaalde bedragen.
3.4. Als gevolg van het aangaan van de lease-overeenkomst is een melding gedaan bij het Bureau Krediet Registratie (BKR), zodat [eiseres 1, verweerster 2] er naar haar mening recht en belang bij heeft bij Dexia doorhaling te vorderen van die melding.
4. Standpunt Dexia
4.1. Dexia betwist de vorderingen van [eiseres 1, verweerster 2] en voert - kort gezegd – aan dat de lease-overeenkomst niet onder het bereik van de WCK valt nu de met [eiseres 1, verweerster 2] overeengekomen kredietsom het in artikel 3 WCK genoemde grensbedrag overschrijdt.
4.2. Dexia betwist dat de lease-overeenkomst door dwaling tot stand is gekomen of dat zij tekort zou zijn geschoten in de nakoming van haar zorgplichten. De NR is volgens Dexia niet van toepassing. Dexia meent dat een verplichting tot bevoogding geen deel uit maakt van het Nederlandse recht. Mocht wel een verplichting tot bevoogding worden aangenomen dan betwist Dexia het causaal verband met de door [eiseres 1, verweerster 2] gestelde schade. Dexia doet voorts een beroep op artikel 6:101 BW met betrekking tot eigen schuld van [eiseres 1, verweerster 2]. Dexia voert aan dat zij niet toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming en dat zij niet onrechtmatig heeft gehandeld. Dexia betwist de schade en meent dat ook voordelen die [eiseres 1, verweerster 2] uit hoofde van de lease-overeenkomst heeft genoten, in de schadeberekening moeten worden betrokken. Dexia wijst er verder op dat zij verplicht was een melding bij het BKR te doen en dat zij, voorzover [eiseres 1, verweerster 2] daar nog geregistreerd is, niet zelf deze registratie kan schrappen. Ten aanzien van de wettelijke rente voert Dexia aan dat deze pas verschuldigd kan zijn vanaf het moment dat zij in verzuim zou verkeren. Tot slot meent Dexia dat er geen reden is haar in de kosten van het geding te veroordelen.
5. Vordering Dexia in reconventie
5.1. In reconventie vordert Dexia [eiseres 1, verweerster 2] te veroordelen tot betaling van € 8.646,69, zijnde het resterende saldo van de door Dexia opgestelde eindafrekening, te vermeerderen met rente, stellende dat [eiseres 1, verweerster 2] in verzuim is met de nakoming van haar verplichtingen uit de lease-overeenkomst.
6. Standpunt [eiseres 1, verweerster 2] in reconventie
6.1. Onder verwijzing naar het debat in conventie voert [eiseres 1, verweerster 2] naar aanleiding van de
onvoorwaardelijk ingestelde tegenvordering van Dexia aan dat zij niet in verzuim is nu de lease-overeenkomst op goede gronden buitengerechtelijk is vernietigd, dan wel vernietigd dient te worden.
7. Beoordeling van de vorderingen
7.1 In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN nummer BA 3914, zijn in een soortgelijk geschil een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, waarvan voor dit geding met name van belang zijn:
huurkoop en bevoegdheid (rov 8.1);
aansprakelijkheid voor tussenpersonen (rov 8.7);
strijd met de WCK en/of andere wetten en regelingen (rov 8.3);
dwaling (rov 8.5);
toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR), (rov 8.8);
nakoming zorgplicht (rov 8.9);
verdeling van het nadeel (rov 9);
De kantonrechter neemt de overwegingen uit het vonnis van 27 april 2007 op deze onderdelen over, voor zover daarvan niet hierna wordt afgeweken.
Huurkoop; bevoegdheid
7.2. Een lease-overeenkomst als de onderhavige wordt aangemerkt als huurkoop. De
kantonrechter is derhalve bevoegd.
Aansprakelijkheid voor tussenpersonen
7.3. Een effecteninstelling is aansprakelijk voor gedragingen van een tussenpersoon, door wiens toedoen één of meer overeenkomsten als de onderhavige tot stand zijn gekomen. Het verweer van Dexia dat dit anders is, wordt derhalve verworpen.
Strijd met WCK en andere wetten en regelingen
7.4. Dexia beschikte niet over een vergunning krachtens de WCK, op welke grond de (ver)nietig(baar)heid van de overeenkomst is bepleit. Daarnaast wordt aangevoerd dat er sprake is van nietigheid van de overeenkomst, dan wel van een tekortkoming of onrechtmatig handelen jegens [eiseres 1, verweerster 2], wegens strijd met andere wetten en regelingen.
7.5. De toepasselijkheid van de WCK en de andere hier bedoelde wetten en regelingen kan in het midden blijven. Ook indien [eiseres 1, verweerster 2] zich terecht op die regelingen zou beroepen, zouden de gevolgen daarvan eveneens beoordeeld moeten worden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid en zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de betreffende overeenkomst, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep.
Dwaling
7.6. [eiseres 1, verweerster 2] heeft gesteld dat zij de lease-overeenkomst onder invloed van een onjuiste voorstelling van zake is aangegaan. Uit de inhoud van de lease-overeenkomst en de bijbehorende Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease had [eiseres 1, verweerster 2] echter kunnen en moeten afleiden dat sprake was van een lening met renteverlichtingen voor de financiering van ten behoeve van haar gekochte effecten, en van een verplichting tot het op enig moment voldoen van het aankoopbedrag. De lease-overeenkomst geeft bovendien aan welke rente in rekening wordt gebracht en wat de totale leasesom is. Bij vragen daaromtrent had (ook) van [eiseres 1, verweerster 2] nader onderzoek mogen worden verwacht. Voor zover [eiseres 1, verweerster 2] onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken een overeenkomst is aangegaan, kan die onjuiste voorstelling derhalve niet tot vernietiging van de overeenkomst wegens dwaling leiden. Ook dit laat de zorgplicht die Dexia overigens had onverlet.
Toepasselijkheid Nadere Regeling Toezicht Effectenverkeer (NR)
7.7. Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplicht. Het verweer van Dexia dat de NR onverbindend is treft geen doel.
Nakoming zorgplicht en toerekening van het nadeel
7.8. [eiseres 1, verweerster 2] heeft Dexia verweten dat Dexia te haren opzichte de op haar rustende
zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat Dexia niet of onvoldoende gewezen heeft op de risico’s van het onderhavige product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had haar afnemers op niet mis te verstane wijze op die risico’s dienen te wijzen. De brochures en folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen.
7.9. Op gronden als vermeld in het vonnis van 27 april 2007 is het onaanvaardbaar om
Dexia onverkort alle nadeel te laten dragen en dient het voor rekening van Dexia komende nadeel te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan [eiseres 1, verweerster 2] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006, 328 (LJN: AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van [eiseres 1, verweerster 2] die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomst tot stand zou zijn gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van [eiseres 1, verweerster 2] (bepalend voor de vraag of deze financiële risico's wenste te lopen en in hoeverre dat verantwoord was), de beleggingsdoelstellingen en de kennis en ervaring waarover [eiseres 1, verweerster 2] beschikte (zowel ten aanzien van beleggingen als daarbuiten), één en ander ten tijde van het aangaan van de overeenkomst(en). Ook andere omstandigheden kunnen een rol spelen, voor zover aangenomen kan worden dat die omstandigheden van wezenlijke invloed zijn geweest op de beslissing van [eiseres 1, verweerster 2] om de overeenkomst aan te gaan.
7.10. Zoals nader is toegelicht in het vonnis van 27 april 2007 onderscheidt de
kantonrechter voor de toerekening van het nadeel aan ieder van partijen in het hiervoor genoemde kader een aantal categorieën van afnemers. Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder 1.3. bij de feiten zijn vermeld, is op [eiseres 1, verweerster 2] categorie 2 van toepassing. [eiseres 1, verweerster 2] heeft naar voren gebracht dat zowel zij als haar partner te maken had met diverse psychische en lichamelijke klachten op het moment dat zij werden benaderd door [medewerker NAS financieel adviseurs]. [eiseres 1, verweerster 2] had een zware hernia-operatie ondergaan in juni 1998, waarna zij langdurig heeft moeten revalideren. [echtgenoot eiseres 1, verweerster 2] was destijds aan het revalideren na een herseninfarct. Zij verkeerden op dat moment beiden in een kwetsbare situatie, aldus [eiseres 1, verweerster 2]. Dit is door Dexia ook niet betwist. Rekening houdend met deze situatie dient naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid 65% van het nadeel voor rekening van Dexia en het resterend percentage voor rekening van [eiseres 1, verweerster 2] te komen.Bij de vaststelling van dit percentage is tevens rekening gehouden met de fiscale gevolgen van de lease-overeenkomst voor de afnemer.
7.11. In het voetspoor van het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007 gaat de kantonrechter met het oog op een gelijke behandeling van gelijk(soortig)e zaken bij de berekening van het nadeel uit van een fictieve looptijd van 60 maanden, nu – bijzondere omstandigheden daargelaten – een langere termijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet kan worden aanvaard. Hieruit volgt dat termijnbetalingsverplichtingen, die eventueel na deze 60 maanden resteren, niet tot het nadeel zullen worden gerekend. In het onderhavige geval komt dit neer op een bedrag van € 20.499,60 aan in totaal verschuldigde maandtermijnen te vermeerderen met de restant hoofdsom, zijnde € 29.247,59 en te verminderen met de opbrengst van de geleaste effecten, zijnde € 22.492,96 en de dividenden ten bedrage van € 3.643,92 (zijnde zowel het door [eiseres 1, verweerster 2] ontvangen als door Dexia verrekende bedrag aan dividenden). Het totale nadeel uit de overeenkomst bedraagt derhalve € 23.610,31. Hiervan dient, gelet het in 7.10. genoemde percentage, een bedrag van € 8.263,61 voor rekening van [eiseres 1, verweerster 2] te blijven.
7.12. Door [eiseres 1, verweerster 2] is in het kader van de lease-overeenkomst een bedrag van € 18.449,64 betaald. Hierop dient in mindering te worden gebracht een bedrag van € 3.125,22 aan door [eiseres 1, verweerster 2] ontvangen dividenden, alsmede het hiervoor berekende bedrag dat voor rekening van [eiseres 1, verweerster 2] dient te blijven van € 8.263,61 zodat Dexia per saldo aan [eiseres 1, verweerster 2] dient te voldoen € 7.060,81.
Wettelijke rente
7.13. Met betrekking tot de wettelijke rente heeft Dexia nog aangevoerd dat zij eerst in
verzuim heeft kunnen geraken na in gebreke te zijn gesteld. De kantonrechter kan Dexia hierin niet volgen. Immers, Dexia heeft de op haar rustende zorgplicht, na schending daarvan vóór de totstandkoming van de lease-overeenkomst, nadien niet meer deugdelijk kunnen nakomen. In die zin – en ook overigens – is voor het intreden van verzuim niet vereist dat Dexia in gebreke is gesteld. Aangezien voorts het als gevolg van de schending van de zorgplicht geleden nadeel is ontstaan met de aan Dexia gedane betalingen, dient voor de bepaling van de ingangsdatum van de wettelijke rente te worden uitgegaan van de datum waarop [eiseres 1, verweerster 2] haar betalingen aan Dexia heeft verricht (zie in deze zin hof te Amsterdam 24 mei 2007, LJN BA 5684). Tevens dient in ogenschouw te worden genomen dat het in dit verband in aanmerking te nemen nadeel niet alleen bestaat uit door [eiseres 1, verweerster 2] betaalde termijnen, maar ook uit nog (een percentage van) verschuldigde doch niet betaalde termijnen en restschuld. Dit brengt mee dat de betalingen van [eiseres 1, verweerster 2] voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel, maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat [eiseres 1, verweerster 2] dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat [eiseres 1, verweerster 2] ter zake van de lease-overeenkomst aan Dexia heeft betaald. De aldus voor de berekening van de wettelijke rente in aanmerking te nemen hoofdsom is te stellen op 38% van de termijnen, telkens vanaf hun betaaldata.
Ontbinding
7.14. De door [eiseres 1, verweerster 2] gevorderde ontbinding van de lease-overeenkomst wordt afgewezen. Nog daargelaten of het schenden van de zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase als een (voor)contractuele tekortkoming kan worden geduid, zullen de gevolgen van zodanige ontbinding eveneens naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid bepaald dienen te worden en zal de beslissing daaromtrent niet tot een ander resultaat leiden dan waartoe binnen het hiervoor weergegeven kader is beslist. [eiseres 1, verweerster 2] heeft derhalve bij deze vordering geen belang.
Schadevergoeding
7.15. De overigens door [eiseres 1, verweerster 2] gevorderde schadevergoeding en kosten wordt afgewezen. De in verband daarmee gestelde feiten en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor [eiseres 1, verweerster 2] daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
BKR-registratie
7.16. Nu [eiseres 1, verweerster 2] ingevolge dit vonnis geen betalingsverplichtingen jegens Dexia meer zal hebben, zal de vordering met betrekking tot de BKR-registratie worden toegewezen met dien verstande dat de gevorderde dwangsom zal worden gematigd en dat de termijn waarbinnen Dexia aan haar na te melden verplichting moet voldoen zal worden gesteld op tien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis.
7.17. De overige stellingen van partijen behoeven geen behandeling meer.
Vordering in reconventie
7.18. Uit het voorgaande volgt dat de door Dexia ingestelde reconventionele vordering dient te worden afgewezen. De in verband daarmee gestelde gronden, feiten en omstandigheden zijn verdisconteerd in het oordeel in conventie omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden.
Proceskosten
7.19. Gelet op de uitslag van de procedure in conventie en in reconventie dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en reconventie. De kosten in reconventie zullen evenwel op nihil worden begroot, nu het debat in reconventie (vrijwel) geheel samenvalt met dat in conventie.
Uitvoerbaar bij voorraad
7.20. Er is bij afweging van de belangen van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Overig
7.21. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de overeenkomst gekochte effecten is bij Dexia verbleven.
BESLISSING
De kantonrechter:
in conventie
I. veroordeelt Dexia om aan [eiseres 1, verweerster 2] te betalen € 7.060,81, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend over 38% van elke betaling vanaf de respectievelijke betaaldata van de maandtermijnen tot aan de dag der algehele voldoening;
II. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiseres 1, verweerster 2]
gevallen, tot op heden begroot op:
voor verschuldigd griffierecht € 196,00
voor het exploot van dagvaarding € 84,87
voor salaris van gemachtigde € 600,00
In totaal € 880,87
III. veroordeelt Dexia om binnen tien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat [eiseres 1, verweerster 2] geen verplichtingen uit de onderhavige overeenkomst meer heeft, op straffen van een dwangsom van € 100,- tot een maximum aan verbeurde dwangsommen van € 10.000,- voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet;
IV. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst het meer en anders gevorderde af;
in reconventie
VI. wijst de vordering af;
VII. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiseres 1, verweerster 2], tot op heden begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. A.H.E. van der Pol, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 november 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter